HlDDELBURGSCHE COURANT. 152. Zondag 1867. 22 September. Ömnmlanö. van Zaterdag avond 8 uren. w Gedeeltelijke aflossing der Provinciale Geldleenlng van ƒ150,000. Pe Gedeputeerde Staten van Zeeland, J^Ben bij deze ter kennis van belanghebbenden, dat Kens bekendmaking van den 23 Augustus jl. op den tvv er heeft plaats gebad de openbare uitloting van Cj aandeelen, elk van duizend gulden in de provin- jjj e geldleening van 150,000, dat bij die gelegenheid uitgeloot de aandeelen genummerd 41 en 132; en Y die aandeelen zullen worden afgelost ten kantore jo!) den betaalmeester te Middelburg, op primo Januarij da .?eSen afgifte van de betrokken obligatie met de rbij behoorende niet verschenen rente-coupons. Middelburg, den 20 September 1867. De gedeputeerde staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, Voorzitter. S. VAN DER SWALME, Griffier. AANBESTEDING, ^'"'Semeester en Wethouders der gemeente Haant je eiland Schouwen, zullen op Zaterdag den 26 Octo- 'eri 'n Naadkamer te Haamstede, des namiddags rie uren, onder nadere goedkeuring aanbesteden: Het begrinden en bestraten van den zand weg onder Haamstede over 3280 el lengte. Bet bestek ligt ter inzage in gemelde raadkamer, M.0rts te Burgh, Renesse, Brouwershaven, Zierikzee, jB heiburg, Goes, Vlissiugen, Sliedrecht en Hardinxveld, f, "6 voornaamste Logementen of Sociëteiten en is op 'tanco - bÜ den sterft aanwijzing in loco geschiedt op den dag der be- tjno.'n?i des morgens te 10 uren, terwijl nadere inlich- ?izijn te verkrijgen bij den heer P. Labrijn Dz. te er'kzee. Haamstede, 16 September 1867. C. M. BOLLE, burgemeester. W. VIS, secretaris. anco aanvrage tegen betaling van 0.20 te verkrijgen boekhandelaar van Dishocck te Zierikzee. Middelburg 21 September. minister van financiën heeft heden de staatsbe k 'djng voor 1868 bij de tweede kamer ingediend, en (J die gelegenheid volgens gewoonte een rede ge- o 'den over den staat der financiën, waarin het vol gde voorkomt. iJiP'1 de troonrede is het reeds bekend, dat ook voor den van het volgende jaar, indien de bestaande uit- W B verwezenlijkt worden, zonder verhooging van ob vermeerdering der staatsschuld, in de behoeften dienst en in de voortzetting van den aanleg der jJsspoorwegen zal kunnen worden voorzien. ja&re aanbieding der staatsbegrooting voor het volgende trMrKlieB mÜ gelegenheid u mededeelingen te doen be- de middelen, waardoor dat doel kan bereikt "bjji. at de uitkomsten van vorige diensten betreft zal u ij q dat het resultaat van dozen dienst nog gunstiger liu„an ik mij reeds konde voorstellen bij de samenstel- (O Vaa het, in de vorige zitting onafgedaan gebleven, tti (VerP tot wijziging der wet op de middelen voor 1866 jyl aanvulling van die voor het dienstjaar 1867. tt6(/6utengevolge zullen in dat wetsontwerp bij de die er'ndiening eenige wijzigingen worden aangebracht jj.haarikmij vlei, uwe goedkeuring zullen wegdragen. 11 vroeger door mij gedane opgaven is reeds gebleken tt6i.°P den dienst 1863 een beschikbaar overschot aan tip was van ƒ9,597,677.34. Ik herinner tevens dat van Va6 ?aerschot> h*-' t'e wet' 8'ec'lt3 een fferaamd bedrag to, 5tó,000 aan de middelen voor den dienst 1866 was lioAevoegd, omdat het overige gedeelte werd voorbe- Vo0l,e? tot dekking van onverovend gebleven betalingen ko,0n?.P opheffing der slavernij in de West Indische £eheele overschot van f 9,597,677.34 kan thans ->■'etnd - j 'tn t worden tot aanvulling der middelen van den övo. 4867, die daarentegen ook met. de boven vermelde «w ayen<4e betalingen kan worden bezwaard. fav6na Keffleene rekening der staats-ontvangsten en uit- van den dienst 1864 is gesloten met een beschik- °»erschot vau ƒ11,628,090.10}. Voor den dienst van het volgende jaar blijft van dat batig slot beschikbaar ƒ6,926,783.97. Omtrent den dienst van 1866 herinnert de minister dat volgens zijn vroegere berekeningeen tekort te voorschij n trad van ƒ1,720,892.731, tot dekking waarvan werd|voorgesteld aan de middelen van dezen dienst toe te voegen het geheeie overschot der be schikbare middelen van 1863, bedragende als gezegd is ƒ9,597,677.34, tengevolge waarvan de dienst 1866 dan een overschot zou aanbieden van 7,876,784.60} hetwelk bij dat wets-ontwerp aan de middelen van 1867 werd toe gevoegd. Doch nu men sedert de samenstelling van dat wets ontwerp de ontvangsten van den dienst 1866 meer vol ledig heeftleeren kennen, is dejuitkomst van dezen dienst gebleken voordeeliger te zijn dan destijds te verwachten was, in die mate zelfs, dat zij, zonder eenige bijvoeging uit vroegere diensten, nog een overschot aanbiedt, het welk ten bate van den dienst 1868 te benuttigen is. Tot de voordeelige uitkomst van den dienst van het Ioopende jaar draagt bij, dat de opbrengst der gewone middelen over de acht eerste maanden dezes jaars zóo gunstig is, dat men de raming dier opbrengst belangrijk hooger kan stellen dan vóór den aanvang van den dienst, en dat de regeering meent, voor zooveel dezen, dienst betreft, van de vroeger voorgenomen aan vrage |om verhooging tot den aankoop van nieuwe ge- weeren, te moeten afzien. Naar de nu in zijne rede volgende becijfering van den minister zal den dienst van dat jaar een aanvankeljjk overschot aanbieden van ƒ129,052.83. ongerekend de bate die ook over dat jaar voorzeker door besparingen op de vastgestelde begrootingsposten en vermoedelijk ook nog door op- brengst der midde[en boven de verhoogde raming zal worden verkregen. „Er bestaat alzoo, na r menschelijke berekening, vol doende zekerheid dat, tenzij onverwachte rampen ons mochten treffen, voorden dienst 1867 zonder verhooging van staatsschuld in al 'slands behoeften, met inbegrip van betbenoodigde voor de spoorwegen, zal kunnen wor den voorzien. Ook mag ik mij vleien dat dit hèt geval zal zijn ten aanzien van den dienst van het volgende jaar. Bij de aanbieding der begrooting voor 1867 gaf ik echter reeds te kennen dat in 1868 tot vinding vau het benoodigde voor den verderen aanleg der spoorwegen, waarschijnlijk tot buitengewone middelen de toevlucht zou moeten genomen worden, en werkelijk wordt u thans een buitengewoon hulpmiddel voorgedragen, zonder het welk de overige middelen tot dekking der uitgaven onvoldoende zonden zijn. Dit middel wordt in het be trokken ontwerp van wet aldus omschreven „Voorloopige bijdrage uit het nader bij de wet vast te stellen batig slot van de algemeene rekening wegens de ontvangsten en uitgaven voor Nederlandsch Indië over den dienst 1867, tot zoodanig bedrag als, naafzondering eener som van ƒ12,500,000 voor het administratief kapi taal dier bezittingen, van de saldo's bedoeld bij het 2e lid van art. 98 der wet van den 23 April 1864 (Staatsblad no. 35) beschikbaar zal blijven." De bijdrage wordt voor een geraamd bedrag vau ƒ9,000,000 uitgetrokken." Dat deze buitengewone bijdrage uit de Indische geld middelen, tot verkrijging van evenwicht tnsschen ont vangsten en uitgaven, op niet minder dan ƒ9,000,000 moet worden gesteld, wordt door uitvoerige becijfering door den minister aangetoond. De belastingen, de inkomsten der posterijen en die van de rijks telegraaf konden voor 1868 te zamen onge veer 1,630,000 hooger worden geraamd, dan voor 1867. Inzonderheid dragen daartoe bij vooreerst de accijns op de suikers, ten andere de accijns op het gedistilleerd, die thans ƒ255,000, hooger wordt geraamd, en waarvan ik erken dat de opbrengst de beduchtheid niet bevestigd, welke bij mij dienaangaande bestond; en voorts de rech ten van zegel en successie, die met inbegrip der opcen ten, respectievelijk ƒ207,000 en ƒ276,000 hooger dan in de raming voor 1867 zijn uitgetrokken. De vermindering der opbrengst van de zegelbelasting, die het gevolg zal kunnen zijn van den maatregel, welken ik ten behoeve der periodieke pers wensch voor te dra gen, bleef buiten invloed op de raming, omdat ik meende niet vooruit te moeten loopen op de bevordering van dien maatregel door de verschillende takken der wetge vende macht. In geen geval zal die vermindering zoo aanzienlijk zijn, dat zij niet ruimschoots zou worden ge dekt door hetgeen andere middelen voorzeker boven de geraamde sommen zullen afwerpen. In bet algemeen toch is de raming met de daaromtrent steeds in acht genomen omzichtigheid samengesteld. Verschillende middelen worden tot een gelijk bedrag uitgetrokken als voor 1867; eenige andere, waaronder de domein inkomsten, tot lagere sommen dan voor 1867. Het lage cijfer der bijdragon uit de geldmiddelen van Nederlandsch Indië over 1868 zal de overtuiging geven dat ook de behoeften dier bezittingen niet werden uit het oog verloren. Daaromtrent wordt echter in goene bijzonderheden ge treden, omdat de behandeling daarvan meer eigenaardig bij de overweging der Indische begrooting te huis behoort. De vastgestelde begrootingeu voor 1867 bedragen e ene som vanƒ106,356,163.— welke aangevuld kunnen worden met eene aanhangig gebloven verhooging voor het departement van oorlog van 880,000. zoodat zij te zamen kunnen bedragen ƒ107,236,163. De voorgestelde begrootingen voor 1868 bedragen daarentegen niet meer dan99,175,990.18} en met bijvoeging der eventueele ver booging voor den aankoop van nieuwe geweeren, geraamd op500,000. 99,675,990.18} dus minder 7,560,172.81} Ouder het voor 1867 genoemde cijfer vanƒ107,236,163.— waren begrepen de volgende uitgaven die thans niet meer of tot een ge wijzigd bedrag worden voorgesteld Buitengewone kosten voor hulp maréchaussée tot bevordering der maat regelen tegen de verspreiding der veeziekte1,000,000. Kosten van onteigening en andere uitgaven terzelfder zake3,000,000. Verbetering der waterwegen van Amsterdam en Rotterdam1,793,000, Aanleg van spoorwegen 10,000,000, Tot bevordering van de belangen der nijverheid bij de wereldtentoon stelling te Parijs 155,000— Aanbouw van gepantserde vaar tuigen 6,840,000— Nationale schuld (renten en amor tisatie) 28,843,376.99 Voor materieel der artillerie en draagbare wapenen1,199,575. Voor materieel der genie, met inbe grip der aanhangig gebleven verhoo ging van ƒ880,000 1,816,300— Tegemoetkomingen wegens de af- gchaffing der slavernij in de West jndische koloniën192,438.70} 54,839,690.69} Blijft dus voor de overige uitgaven 52,396,472.30} Voor zoover die onderwerpen van uitgaaf ook begrepen zijn in het voor den dienst 1868 door mij genoemde totale bedrag van99,675,990,184 worden daarvoor de volgende sommen aangevraagd Veeziekte ƒ500,000; waterwegen van Amsterdam en Rotterdam ƒ1,642,000; spoorwegen ƒ12,000,000; aanbouw van gepantserde vaartuigen 2,257,000; nationale schuld ƒ28,029,668.99; mate rieel der artillerie en draagbare wape nen, met inbegrip der vermoedelijke latere verhooging van ƒ500,000 voor aankoop van geweren 1,265,525; materieel der genie ƒ1,058,950. Samen „46,753,143.99. Dus voorde overige uitgaven 52,922,846.19} waarvoor wij zagen, dat op den dienst 1867 is toegestaan52,396,472.30} Voor 1868 wordt deswege dus meer aangevraagd526,373.89 Deze verhooging, die grooter zonde zijn, ware het niet dat zij in meerdere of mindere mate door het wegvallen en verminderen van andere, niet door mij genoemde, uitgaven werd opgewogen, vindt hare verklaring hierin, dat thans nieuwe of grootere uitgaven worden voorgedragen bij Hoofdstuk IVa. Voor den bouw eener cellulaire gevangenis te Rotterdam 173,700— Hoofdstuk V. Voor aanbouw van nieuwe lokalen, waaronder voorname lijk een gebouw op het Pleiu te 's Gra- venhage voor een of meer departementen van algemeen bestuur100,000. Voor verbetering van de gebouwen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1