■i)
V
v«t:
Ü3uitcnlanö.
2
.''etnmen op den heer Terwoert en 1 op den heer de Veij
'gebracht.
3 de tweede voordracht zijn geplaatst de hulponder-
bfers L. Verslens, te Middelburg, en P. J. Terwoert, te
e<3ekenskerke. Eerstgenoemde is benoemd met 7
'«mmen terwiil 5 stemmen zich op laatstgemelden ver
fden.
„Tot 1'd der commissie voor de teekenschool, waartoe
aanbevolen deheeren Calten en del Campogenaamd
'"Pj is eerstgenoemde met 11 stemmen benoemd.
i'i ingekomen en wordt voorgelezen een adres van
lokman, die voor zich en zijne echtgenoot eervol
1," slaS verzoekt als binnen vader en moeder in het
Ij 'gerweeshuis, zijnde zij als zoodanig benoemd in bet
1 ^rweeshuis te Middelburg, en wel met ingang van
Jc'ober a.
e voorzitter stelt voor, dit verzoek te verzenden naar
Jeoten, ten einde daaromtrent te adviseeren. Hij mag
,er niet nalaten op te merken, dat het van iemand die
400]f>-- - IV --A.onl.tot
beti
in deze gemeente beeit gewoond op zijn zachtst
'86 zeer indelicaat is zoo op slag en sprong zijne
Jekking te verlaten.
L e beer Mestdagh zegt dat het college van regenten
-?1 s's voorzitter gemachtigd heeft afstand te doen van
'recht van advies in dezen, met het oog op de urgen
tie
voor de vervulling der in het weeshuis te vaceeren
^'rekking" e'n""zij zïch tegen het gevraagde ontslag niet
1 !?eHen, doch dit eerst tegen 1 November en niet tegen
3t°ber wenschen verleend te zien. Dienovereenkom-
'I wordt besloten.
voorts wordt het college van regenten, op verzoek
den heer Mestdagh, diligent verklaard tot het doen
v„er oproeping van sollicitanten en daarna van eene
d?0'dracht, met voorbehoud dat bij de aanstelling der
s]eaWe titularissen bepaald zal worden dat zij hun ont-
a8 minstens twee of drie maanden te voren zullen
aanvragen zoo zij hunne betrekking verlaten
heer van Uije Pieterse doet voorlezing van een
3ePt van een adres aan den koning, opgemaakt naar
p'ding van het in de vorige zitting genomen besluit.
3°°r zoover wij die enkele lezing volgen konden,
'dt in dit adres in hoofdzaak hel volgende aangevoerd:
dat de gemeenteraad van Viissingen,bewogen met den
/SUnstigen toestand dier gemeente, veroorzaakt door
v, ingevangen opheffing der marine-werf en de ver-
itsing van werklieden en ambtenaren, zich gedrongen
j. v°elt 'skouings aandacht daarop te vestigen en zijne
"werking ter voorziening in de bestaande bezwaren
te
tot dusver in deze gemeente eene betrekkelijke
«'vaart heeft geheerscht, en het aanwezig zijn van de
V0irHlnewerf, garnizoen en loodswezen voor velen een
'doend middel van bestaan opleverde
3' thans echter, bij de aangevangen slooping der
i'newerf, huizen ledig staan, en handel en nijverheid
dikt worden;
ri de gemeenteraad mannen in zijn midden telt die
3 den aard hunner maatschappelijke betrekkingen in
at zijn kennis te nemen van den tegenwoordigen ge
iten toestand der burgerij
dat men gelden op hypotheek, vroeger gemakkelijk te
bi' 'Ügen, thans niet meer verstrekken wil, en gebouwen
J "erkoo'p tot veel verminderden prijs moeten gelaten
s en'ja soms niet eens koopers meer kunnen vinden;
3' die toestand bij de geheele opruiming der marine-
j. 1' vermoedelijk nog erger zal worden, daar men ver-
Y)ken is van de vruchten der belangrijke sommen die te
'dingen uitbetaald en verhandeld werden;
kiu de raad zich over dien toestand verontrust en
kbalzend naar tegemoetkoming daarin uitziet;
de naar zijn inzien een andere bron thans nog veran-
k'j'S kan brengen, namelijk eene verplaatsing van het
Jdoklijk instituut voor de marine van Willemsoord
Viissingen, waartoe reeds in bet vorig jaar een
v *°ek werd gedaan, hetgeen echter, blijkens een schrij-
tjt.,den minister van marine van 16 November 1866,
Wfi overweging kon worden genomen zoolang de op-
j "g der marinewerf niet beslist was;
hMat' nu die beslissing heeft plaats gehad, de dringende
tot overbrenging van het instituut wordt herhaald;
|J:at Viissingen daartoe vele voordeelen aanbiedt door
V ''gging, de aanwezigheid van geschikte gebouwen,
k'fnnstigen gezondheidstoestand en ook doorgeschied-
'ge herinneringen, waarvan blijkt uit het standbeeld
n0 6e Ruyter, door het volk voor het volk ter herinne-
3 epgericht*
C41 raad evenwel eene tweede bede heeft, namelijk
is k1?" er met de opruiming der marinewerven begonnen
diV le werven zoo spoedig mogelijk als's rijks belang
ft]Jal toelaten ter beschikking der bijzondere industrie
b6te,en worden gesteld, als zijnde voor de gemeente van
(ta.0of8te belang;
'k?» i aangenaamste herinneringen aan s konings
C ek> vóór weinige jaren aan Viissingen gebracht,nog
(Va/Burend levendig zijn, en men niet vergeten is hoe
O 6e harten van het volk klopten, maar men zich
V» herinnert het door Z. M. bij zijn vertrek tot den
W„®ees,er gesproken woord: „Zeg aan uwe inge-
dat. ilr Hit vnllr lifif heb!"
he raad, onder die herinneringen, eerbiedig ver
Kt\n6at het Z. M. moge behagen te gelasten, dat hel
6at ik dit volk lief heb!
dat van de inwilliging van dit verzoek de geboorte
eener nieuwe en betere toekomst wordt verwacht, en
dat vergunning wordt gevraagd voor eene commissie
om bij Z. M. te worden toegelaten ter ondersteuning van
de belangen der gemeente.
De beraadslaging over dit concept-adres opengesteld
zijnde, verlangt de beer van der Ilijden dat de woorden
„zoo spoedig mogelijk" worden weggelaten, omdat hij
daarin eenige tegenstrijdigheid ziet, daar er nog f 2500
wordt uitbetaald en een schip in aanbouw is, hetweik niet
voor Mei of Juni van het volgende jaar gereed kan zijn.
De heer Mestdagh heeft hetzelfde bezwaar, doch brengt
overigens hulde aan de samenstellers van het adres.
De voorzitter en de heeren van Uije Pieterse en
Winkelman betoogen allen dat het wenschelijk is de
woorden „zoo spoedig mogelijk" in het adres te laten,
daar het. belang van Viissingen juist door de werven
wordt gedomineerd; bovendien staat er ook bij „zoodra
dit met 's rijks belangen is overeen te brengen", d. i.: na
de opruiming der marinewerf.
De heer Buysch beaamt dit mede. Voorts zegt hij
dat hij nimmer iemand bet recht heeft gegeven te twijfelen
aan zijne bereidwilligheid om daar waar hij kan de be
langen van het algemeen te helpen bevorderen; dat hij
daarom in de vorige zitting niet voor <le hem gedane
opdracht heeft willen bedanken, doch hij om redenen van
gezondheid en lichaamsgebreken moest verzoeken dat
hij ontslagen worde van bot lidmaatschap der commissie
die naar 's llage zal worden afgevaardigd, welker zen
ding hij echter niet meer noodig acht.
De heer Ockers meent dat het woord „slooping" der
marinewerf niet goed is en vervangen behoort te worden
door „opheffing." Ook weet hij niet, of de opheffing der
werf reeds eene besliste zaak is.
De heer van Uije Pieterse en de voorzitter antwoorden
hierop in bevestigenden zin. Het woord „slooping"
wordt door „opheffing" vervangen.
De heer Hector wil dat aan het slot van het adres om
eene voorloopige, zoo mogelijk gunstige, beschikking
worde verzocht.
Dit verlangen wordt door den beer van Uye I ïeterse
bestreden, vooreerst omdat er eene commissie naar den
Haag gaat, ten anderen omdat in het doen van een ver
zoek altijd opgesloten ligt dat men antwoord verwacht,
en eindelijk omdat hij die bijvoeging onvereenigbaar
acht met den eerbied dien men aan den koning ver
schuldigd is.
De heer van der Os zegt dat hij niet weet dat er reeds
tot het zenden eener commissie besloten is.
Daar hieromtrent verschil van gevoelen bestaat wordt
daarvan een afzonderlijk voorstel gemaakt en met 10
tegen 2 stemmen besloten, eene commissie af te vaar
digen, bestaande uit twee leden van het dagelijksch
bestuur, door dit college zelve aan te wijzen, en éen lid
van den raad. (De heeren van der Os en liuysch stemden
tegen.)
De heer van Uije Pieterse dringt er op aan, dat de
voorzitter zich aan bet hoofd der commissie stelle.
Tot de benoeming van een derde lid der commissie
overgaande, verkrijgen bij eerste stemming de heeren
Verkuyl Quakkelaar 5, Hector 3, Iluysch 2, van der Os
en Mestdagh ieder 1 stem; bij tweede stemming de
heeren Hector 6, Verkuyl Quakkelaar 5 en Iluysch
1 stem; bij herstemming de heeren Hector en Verkuyl
Quakkelaar ieder 6 stemmen, zoodat eene loting moet
plaats hebben, waarbij, de heer Verkuyl Quakkelaar als
lid wordt aangewezen.
Na de resumtie van de notulen der vorige geheime
zitting in eene gesloten zitting, wordt de openbare zit
ting gesloten.
het
'kfu, 'ijk instituut voor de marine van Willemsoord
As toaaj(8 worde overgebracht, alsmede te bevelen dat
m ?r'newerven zoo spoedig mogelijk en in zoover dit
lus r'jks belang bestaanbaar is, voorde bijzondere
r'e ter beschikking worden gesteld;
Algemeen overzicht.
Een sluier hangt over de laatste zitting van het congres
te Genève.
Plotseling is deze vereeniging ontbonden, zonder dat
men nog met zekerheid weet of onderlinge oneenigheid,
dan wel een manifestatie van de zijde der Geneefsche
bevolking gelijk la Patrie en 1'Opinion nationale be
uren de sluiting der bijeenkomst wenschelijk heeft
gemaakt. Ook schijnt bet nog geenszins zeker of het
congres niet binnen eenige dagen in een andere stad,
bijv. te Mannheim, weder zal geopend worden. In af
wachting dat een volgende post ons omtrent de ware
reden zal inlichten, verdagen wij ook een overzicht van
enkele merkwaardige redevoeringen. De schaduwzijde
mag de lichtzijde niet geheel ,doen voorbijzien. Waar
bijv. de grijze Edgar Quinet een klaagtoon aanheft over
hetgeen hij la mort de la conscience humaine noemt, verdient
hij wel dat men een oogenblik naar hem luistert. Niet
elke waardige uiting mag onder den stroom van soms
zeker wat al te hartstochtelijke ontboezemingen verloren
gaan.
Dit is ook het geval met enkele stemmen over ae
redevoering, waarmede de koning van Pruisen de zitting
van het Noord-Duitsche parlement geopend heeft. Mogen
wij schier al de onbeduidende commentaren daarop met
stilzwijgen voorbij gaan, het oordeel van sommige orga
nen der Engelsche pers heeft daarentegen recht van
eenige oogenblikken aandacht te vergen.
„Men vindt zegt the Sun in de troonrede niet
veel nieuws: 'tis altijd dezelfde politiek, voorgedragen
met eenige variatiën in overeenstemming met de behoef
ten van het oogenblik. Een vereenigd Duitschland met
Pruisen aan het hoofd, dat was het eerste ontwerp. Maar
Pruisen vergenoegt zich niet de voorganger en leidsman
te zijn, het doel van zijn streven is de oppermachtige
bestuurder der lotgevallen van al de kleine staten te zijn.
Over het algemeen wordt de wijsheid en de vaderlands
liefde die in de troonrede doorstraalt, zeer geroemd, maar
als wij tot het hart der zaak doordringen en den zin der
uitdrukking nauwkeurig nagaan, dan zal het resultaat
niet zeer geruststellend wezen. Waar komt het in hoofd
zaak anders op neer dan op een herhaling van de begin
selen van het absolutisme en de samentrekking van macht,
die sedert onheugelijke tijden den grondslag hebben uit
gemaakt der Pruisische politiek, van die politiek die
zich noch door nederlagen ontmoedigen, noch door het
succes temperen laat, maar roet, een ijver en kracht die
door niets gebroken worden zijn plan doorzet, zonder
zich ooit te laten afleiden."
Merkwaardiger echter is deredeneeriug van the Times,
en wel om de ontwikkeling zijner stelling dat Pruisen
groot gevaar loopt door het groote Duitschland, als de
Zuidelijke staten zich daarbij voegen, verzwolgen te
worden.
„De graaf von Bismarck zegt the Times heeft te
veel of te weinig voor de nationale eenheid uitgericht.
Vóór en achter hem liggen beginselen die met elkan
der in strijd zijn en die door al het overwicht van zijn
machtig genie niet tot overeenstemming kunnen gebracht
worden. Slechts éen kreet gaat in Europa op over zijn
heerschzucht, en toch, indien men de waarheid kende,
zou men bemerken dat de gebeurtenissen hem reeds
veel verder hebben gedreven dan ziju meest vermetele
plannen reikten. Het werk van Prnisen's vermeestering
is verder gevorderd dan hij wilde, en een man van zijn
stempel kan er niet zonder huivering aan deuken, dat
Pruisen zich in Duitschland zal oplossen. Het nationali
teitsgevoel is bij alle Duitscbers, zoowel van het Zuiden
als van het Noorden, te groot dan dat het niet alle over
wegingen van lokaal belang ter zijde zetten en de ijver
zucht der kleine regeeringen vernietigen zou. Maar de
nationale neigingen in Baden, Wurtemberg en Beieren
strekken zich uit tot het verkrijgen van een ander resul
taat dan dat, hetwelk tot nu het doel van den heer von Bis
marck en van Pruisen geweest is. Wanneer het Noorden
en het Zuiden zich in éen parlement vereenigen, dan zal
zeer waarschijnlijk het Pruisisch conservativisine zijn
overwicht niet kunnen behouden.
„Het gevaar dreigt thans in het Zuiden, in Baden,
Wurtemberg en Beieren, dezelfde staten waar machtige
partijen op dit oogenblik de aunexie vragen, met den
zelfden aandrang dien hunne broeders in het Noorden
bezigden om haar verleden jaar te ontgaan. Noch den
heer von Bismarck, uoch het parlement, noch den koning,
zal het gemakkelijk vallen een voldoend antwoord te
vinden voor den groothertog van Baden en do kamers
van dat rijk, die verklaren bereid te zijn tot het brengen
van elk offer dal uoodig mocht zijn om in den bond te
worden opgenomen. Dit antwoord zal te meer bezwaar
opleveren, omdat, behalve in bet Zollverein, do algevaar
digden van het Zuiden het recht hebben in den Noor-
derbond zitting te nemen, telkens wanneer er zaken
betreffende handelsbelangen aan de orde zijn. Indien het
Zuiden zoo vast besloten is en alle verschijnselen dragen
daar blijk van zullen noch de kracht der tractaten, noch
overwegingen eener voorzichtige politiek, Pruisen in de
mogelijkheid brengen aan deze neiging weerstand te
bieden. Nogtans zal de dag waarop Beiereu, Baden en
Wurtemberg naast Han nover, SaxenHessen en Francfort,
en naast al die strijdige elementen die den Noorderbond
uitmaken, in het parlement zitting zullen "eajen> v00r
Pruisen geen dag van onvermengde zelfvoldoening
wezen. Zijn alvermogend opperbestuur zou in een be
perkten voorrang overgaan, en het laatste bolwerk van
zijn overgeleverd conservativisme zou veel moeite heb
ben om den stroom der democratische nieuwigheden
tegen te houden."
Weinige dagen geleden beert men reeds uit de troon
rede van den groothertog van Baden kunnen opmaken
hoe sterk in dien staat de gezindheid is om de verwezen
lijking der „nationale eenheid" in Duitschland te bevor
deren. Het adres van antwoord der eerste kamer en de
redevoering waarmede de nieuw gekozen president der
tweede kamer zijne betrekking heeft aanvaard, ademen
dezelfde gevoelens als de vorstelijke toespraak. De pre
sident der tweede kamer spreekt ongetwijteid in den
geest der afgevaardigden, wanneer hij deze op het hart