tolDDELBURGSCHE COURANT. N°' 136. Zondag 1867. 25 Augus öinncnlanD. van Zaterdag avond 8 uren. e kermis te Zieuikzee zal in dit T "iet plaats hebben. ^ierikzee, 24 Augustus 1867. De Burgemeester, B. C. CAU. Middelburg 24 Augustus. e commissaris des konings in Zeeland heeft in den P dezer maand een bezoek gebracht aan verschillende flez nten van de voormalige vijfde en vierde districten Prov'nc'e- Van 12 tot 17 dezer bezocht hij achter- Q3sv°'Sens; Neuzen, Halst, Clinge, Grauw, Hontenisse, ïel7-'SSe' Hengstdijk, St. Jansteen, Boschkapelle, Stop- lik, Zaamslag, Axel, Koewacht, Zuiddorpe, Overslag jjj63tdorpe, Sas van Gent, Philippine en Hoek; en van '®t 21 daaraanvolgende: Breskens, Heille, Eedo, j,' KrniSj Aardenbnrg, Waterlandkerkje, IJzendijke, tvliet en Hoofdplaat, te zamen dns 28 gemeenten. n de meeste gemeenten was hem eene feestelijke ont- bereid j, er vervulling eener in den gemeenteraad van Veere Dl aar|de vacature heeft gisteren eene herstemming is 8 gehad. Bij de heden gedane opening der biljetten Uitleken dat de heer H. C. Bat met 25 van de 38 gel- stemmen tot lid is gekozen, gg^'door is dns de laatste der twee vacaturen in den j jjeenteraad, ontstaan door het overlijden van deheeren de. Kuiler en W. N. Meijer, weder vervuld, zijnde op 10 'r de heer K. J. Verhulst bij eerste stemming verkozen. 8(^°ensdag zijn te Rotterdam 16 en Donderdag 12 per- volgens opgaven bij den burgerlijken stand, aan cholera overleden. Volgens dezelfde opgaven zijn h Gren aangetast 36 en overleden 24 personen en aangetast 34 personen en 11 overleden. je^°nderdag morgen is te Arnhem een der kramers, die v°r'gen dag van Rotterdam was gekomen, terwijl bij Set Was zijn kraam op te slaan door de cholera aan- Hij is terstond naar het ziekenhuis overgebracht ij 6 burgemeester en wethouders van Arnhem hebben St °Verleg met den inspecteur van het geneeskundig Ij st0ezieht, bepaald dat gedurende den kermistijd kra ct'e en reiniging van nachtverblijven, tenten en zal plaats hebben w. Staatscourant van gisteren is opgenomen een Hijg omtrent de aanwinsten van bet koninklijk pen- gJabinet van 1 Januari tot 31 December 1866. Benoemingen cn besluiten. faï8r°ER' Benoemd tot kapitein kwartiermeester 3e klasse ie ouderdom van rang) bij het 2e regiment huzaren, <5er*e .'"'tenant-kwartiermeester M. Kloekhorst, van bet 2e i .°ucterdom van rang) bij den staf der infanterie, de („jehnent infanterie; tot len luitenant-kwartiermeester '6 'tenant-kwartiermeester F. J. Hinrichs, van gemel- ,staf, werkzaam bij het departement van oorlog; en hs6e et te regiment infanterie, de 2e lnitenant-kwartier- ka/er A A. Stuffken, van bet korps; tot 2en luitenant- Se 'feester bij het 8e regiment infanterie, de 'crie!ant A. Feddes, van bet le regiment vesting artil- Wte' len luitenant-administrateur van kleeding en !nK (naar ouderdom van rang) bij het regiment 6 art'"erie, de 2e laitenantadministrateur van q lQg en wapening F. W. Eckenhausen van het korps Kuqj D°n-activiteit gesteld, in afwachting dat omtrent ^ei(j "a(ter za] WOrdeD beschikt, de officier van gezond en klasse W. A. van Dura van het personeel van jn^tesknndigen dienst der landmacht V. i.5'le zeemacht, met 1 September a., H. B. Poel, "dsoi Xe' Benoemd tot scheepsklerken bij de Neder- Vy St K Van W. Pronk, J. A. M. Korpershoek van 4 W. K. M. Hazeu, J. C. van Reyn, 0. R. Paehlig, -ar, M. J. Vitringa en J. C. Vos. Kerknieuws. Den 18 dezer vierde de heer Fangman, de oudste der dienstdoende predikanten te Leiden, het feest zijner vijftigjarige loopbaan als predikant. Den 17 Augustus 1807 te Hemmen in Gelderland bevestigd, was hij achter eenvolgens te Edam, Schiedam en Middelburg werkzaam en sinds 1833 te LeideD. Marine en leger. Zr. Ms. schroefstoomschip de Dommel, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee A. A. A. Gaymans, laatste lijk gestationeerd in Suriname, is in den namiddag van den 22 dezer ter reede van Hellevoetsluis aangekomen. Rechtszaken. De vorige week werden voor de arrondissements recht bank alhier de volgende zaken behandeld, waarin eergis teren uitspraak is gedaan. Cornelis Hendrikse, oud 30jaren, sjouwer alhier, thans gedetineerd, bracht in den nacht van 28 op 29 Juni jl. bij de Vlissingsche binnenbrug alhier, aan den stukadoor J. G. Luke moedwillig eene snede met een mes toe. De beklaagde (die reeds meermalen is veroordeeld) gaf op, dat hij destijds dronken was en van het gebeurde niets weet. De rechtbank heeft hem evenwel schuldig ver klaard aan moedwillige mishandeling en hem veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, twee geldboeten van f 8 ieder, alsmede in de kosten. Cornelis Frnijtier, ond 28 jaren, geboren te Honte nisse, polderwerker, en Anna Catharina Meintjes, huis vrouw van Judocns van Gavere, oud 43 jaren, geboren te Grauw, beiden laatst verblijf houdende te Vlissingen en thans alhier gedetineerd, waren beklaagd: dat zij den 2 Juli 11. te zamen en in gemeen overleg zich hebben vervoegd in den winkel van G. J. Holster alhier en daar winkelwaren op crediet hebben gevraagd, bij de week te betalen, zeggende de eerste beklaagde, in strijd met de waarheid, dat bij putbaas was op bet werk onder Vlis singen, daarbij eenige gequiteerde boekjes vertoonende, welke door anderen gedane leverantiën inhielden, inet dit gevolg dat hun dien dag en twee dagen later telkens eene hoeveelheid kruideniers- en grutterswaren, sigaren, spek en worst, ten bedrage van f 61.814 werd afgegeven, die zij gebonden hebben zonder dat betaling gevolgd is en waarvan zij zich mitsdien bedriegelijk hebben meester gemaakt. De tweede beklaagde was bovendien beklaagd van den 1 Juni 11. zich te hebben vervoegd in den winkel van J. T. Dommisse te Vlissingen en daar waren op cre diet te hebben gevraagd, in strijd met de waarheid voor gevende, dat baar man putbaas was op het werk te Vlis singen; dat zij een ploeg volk van twaalf man in den kost hadden; dat aanstaanden Zaterdag de put uit was van hun ploeg volk; dat haar man dan zou komen betalen en nog grootere bestellingen doenwelk een en ander ten gevolge had dat haar eene hoeveelheid kruideniers- en grutterswaren, ten bedrage van f 16.30, werd afgegeven, die zij behouden beeft zonder dat betaling gevolgd is, hebbende zij zich alzoo bedriegelijk van die goederen meester gemaakt. De getuige Holster verklaarde dat de eerste beklaagde goederen op crediet bij hem heeft gekregen, daar hij zich als „baas" voorgaf. De tweede beklaagde heeft alleen gezegd dat hij, getuige, die goederen gerust kon geven, daar Fruijtier betalen zou; doch al had de vrouw niets gezegd, dan zou hij alleen op het zeggen van den eersten beklaagde toch het gevraagde crediet verleend hebben. De eerste beklaagde beweerde dat hij de goederen gevraagd heeft, zeggende „dat hij aanvraag had gedaan ooi putbaas te worden." Ook gaf hij op hetgeen door den getuige Holster werd bevestigd dat hij uitstel van betaling gevraagd en gekregen heeft. Daar hij echter in arrest is genomen, heeft hij op den bestemden tijd zijne belofte tot betaling niet kunnen vervullen. De getuige Holster releveerde nog, dat hij geen aan klacht heeft gedaan, maar de rijksveldwacht zich uit eigen beweging bij hem vervoegd en proces-verbaal opgemaakt heeft. De getuige Dommisse verklaarde, dat hij de goederen alleen heeft afgegeven op het gezegde der tweede beklaagde dat haar man putbaas was. Volgens dezen getuige is bet algemeen gevoelen te Vlissingen, dat een putbaas geld van de kostgangers ontvangt en dan betaalt. De getuige Kalis, aannemer dor werken te Vlissingen, gaf de volgende definitie van een putbaas: deze is iemand die een ploeg volk heeft en met wien de aannemer afre kent. Hij wordt door de ploeg gekozen en ontvangt des Zaterdags of desverkiezende als de pnt uit is, het ver diende geld. De werklieden zijn bij den aannemer onbe kend. Of de putbaas gerechtigd is tot afgifte van gelden voor de manschappen van zijit^ploeg en of hij zooals de verdediger der beklaagde weende een zoogenaamde menagemeester onder zich heeft, was een getuige niet bekend. De tweede beklaagde bekende, dat zij gezegd heeft dat haar man putbaas was, daar deze bet hoopte te wor den, en dat zij twaalf man in den kost had, ofschoon dat getal destijds slechts zeven bedroeg. De substituut officier van justitie hield de beschuldi ging vol en wees er op, dat putbaas en polderwerker niet Bynoniem zijn, daar de eerste het vertrouwen van de ploeg geniet en door deze wordt aangewezenmet hem afgerekend en door hem uitbetaald wordt, zoodat hij meer vertrouwen bij het publiek verdient dan iemand die geen putbaas is. De aanneming eener valsche qualiteit door de beklaagden is de oorzaak der afgifte van goederen ge weest, zoodat zij aan oplichting door gebruikmaking eener valsche qualiteit behooren te worden schuldig ver klaard. Hij requireerde dan ook die schuldigverklaring en veroordeeling volgens de wet. De verdediger mr. W. A. van Hoek, die voor de tweede beklaagde optrad, zette zijne conclusie, strek kende tot ontslag van rechtsvervolging, voorop. Ter toelichting wees hij op het groot verschil tusschen hetgeen in bet dagelijksche leven oplichting wordt, ge noemd en wat daardoor in het strafrecht wordt bedoeld. Hij betoogde voorts, onder herinnering aan de twee hoofdrequisieten van dat misdrijf, dat, als de wetgever de winkeliers tegen oplichting heeft beschermd, hij daar bij niet heeft getwijfeld aan bun gezond verstand, zoodat zij ongerijmde of onaannemelijke voorgevens niet als waarheid zouden aannemen: een in zich-zelf onwaar voorgeven toch kan onmogelijk leiden tot het misdrijf van oplichting. Wat bet eerste der twee ten laste gelegde feiten betreft is de tweede beklaagde zijns inziens niet strafschuldig, daar de getuige Holster zelfheeft verklaard dat, al had zij niets gezegd, de eerste beklaagde toch crediet zon hebben gekregen. En wat aangaat het in de tweede plaats ten laste gelegde feit, ook dit is zijns in ziens niet toerekenbaar, omdat de gezegden der beklaag den in zich zelf niet waar konden zijn, daar een putbaas niet meer crediet dan eenig ander werkman verdient en in de verste verte geen recht heeft om een halve cent van het loon der werklieden te korten. De substituut-officier van justitie herhaalde, dat een putbaas een man is die het algemeen vertrouwen van zijn ploeg geniet en dns ook meer vertrouwen dan de man schappen van de ploeg bij het publiek verdient. Overi gens deed hij uitkomen, dat de beklaagden Diet worden vervolgd wegens oplichting door bedriegelijke mid- d e I e n, maar wegens oplichting door het aannemen eener valsche qualiteit. Hij persisteerde bij het geno men requisitoir. De verdediger dupliceerde, dat, zoo er al van veroor- decling sprake mocht zijn, hij nog eer bedriegelijke middelen dan het aannemen eener v a Isch e quali teit als grondslag zou beschouwen. Daarom nam hij acte van het door 'topenbaar ministerie zoo even aangevoerde dat hier geen bedriegelijke midde 1 en zijn aange wend. Overigens lichtte hij, onder aanhaling van gelijk soortige arresten, zijne zienswijze toe, dat hier geen valsche qualiteit is aangenomen. De rechtbank heeft bij haar vonnis overwogen, dat niet wettig is bewezen dat de beklaagden aan den winkelier Holster hebben gezegd dat de eerste beklaagde putbaas was, noch ook dat deze beklaagde door bet vertoonen van boekjes aan dien winkelier crediet van hem hebben gekregen. Zij heeft de beklaagden mitsdien niet schuldig verklaard aan het eerste hnn ten laste gelegde feit en hen daarvan vrijgesproken. Overigens heeft zij als wettig en overtuigend bewezen aangenomen dat de tweede be klaagde op den 1 Juni het haar ten laste gelegde feit heeft gepleegd, hetwelk moet worden gequalificeerd: oplichting, door met gebruikmaking eener valsche qua liteit zich goederen te hebben doen afgeven en op die wijze zich bedriegelijk van een deel van eens anders be zittingen te hebben meester gemaakt. Bij de schuldig- verkaring zijn de armoede en bekentenis der tweede beklaagde als verzachtende omstandigheden aangeno men en is zij veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf, alsmede in de kosten. Tberesia Lagroe, wed. van M. de Bruin, oud 54jaren, geboren te Hoofdplaat, en Jacoba Laroy, wed. W. Folie, geboren te Oudvossemeer, beide laatst verblijf houdende te Vlissingen, waren beklaagd: 1. dat zij weduwen zijnde cn tot geen ploeg polderwerkers in betrekking staande en niet met polderwerkers samenwonende - op lt Juni jl. zich hebben vervoegd in den winkel van L. Booij te Vlissingen en daar schoenen en laarzen voor polderwerkers op crediet hebben gevraagd, zeggende de eerste: „mijn man beet Marinus de Bruin, putbaas;" en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1