w Ut b3"' nacht van Woensdag op Donderdag sloegen de vlammen plotseling uit de woning van den bierbrouwer Muller, in de nabijheid der aloude Domkerk der vroegere vrije stad. Een vrij sterke oostewind droeg het vuur al verder en verder, en deelde het eindelijk mede aan het dak van den noordelijken vleugel of zijschip der Domkerk. Spoedig stond dat geheele houten dak in vlam en weldra ook de Westertoren, die inwendig ras was uitgebrand. De tien klokken van dien toren stortten met groot geweld ter neder, waaronder de Karolus klok van 63 centenaars en nog een ander van 81 centenaars. Daar de vlammen steeds verder om zich heen grepen, werd straks het oudste en meest enge gedeelte der stad en wel het aan de Höllegasse uit zeer beperkte stegen bestaande slachters kwartier met vernietiging bedreigd. Zelfs tot aan de Bockenheimerpoort dreef de wind de vonken voort, ter wijl ook het dak der beurs en dat van Braunfels-Haus en van den Ouden Leeuw in een oogenblik vuur vatte. Te 4 uren was meu den brand in zoover meester, dat men het ergste gevaar als geweken kon beschouwen. De Domkerk, hoewel geheel van haar dak beroofd, bezit nog hare muren, die onbeschadigd uit de vuurzee zijn te voorschijn gekomen. De Krooningskapel, met hare geschiedkundige kostbaarhedenwelke uit den ouden tijd zooveel merkwaardigs en gedenkwaardigs weten te verhalen daar zij ons in het tijdperk der Duitsche keizers verplaatsen is mede behouden; het prachtig nieuwe orgel het hoeft 10,000 tl. gekost is door het vuur vernield. Hoewel het schier ongeloofelijk mag heeten, toch is het gelukkig waarheid gebleken, dat in het inwendige gedeelte der kerk niet zoo groote schade is aangericht als men wel vreesde; de kerksieraden werden nog bij tijds door de geestelijken gered. Zelfs de fundamenten van het gebouw hebben niet veel door de kracht der nedervallende klokken geleden. Men wil, dat, hoewel de geheele toren is uitgebrand, aan de mogelijkheid eener verbouwing van dit grootsche gebouw, op welks spits de rijkslantaarn van vroeger eeuwen zich nog immer ver hief, nog geenszins behoeft te worden gewanhoopt. Het verlies van verschillende menschenlevens is te betreuren, o. a. dat van twee vrouwen, die uit de tweede verdieping van Müller's huis sprongen en van een wach ter in de bierbrouwerij van Mtiller, die zijn dood in de vlammen vond. Een bierbrouwersjongen is letterlijk tot pulver verbrand. Nog vier andere vrouwen werden zwaar gekwetst, zoomede eenige spuitgasten; ook moeten nog drie soldaten der bezetting het leven bij het ijverig ver vullen van hun plicht bij dit schrikkelijk ongeluk hebben verloren. De houding van den torenwachter wordt zeer geroemd. Met moeite heeft men hem van de plaats des onheils weggevoerd, na eerst zijn gezin in veiligheid te hebben gebracht. De schade kan natuurlijk nog niet worden opgegeven. De kerk was bij de Fraukforter brandwaarborg-maat schappij voor 900,000 florijnen verzekerd. Daar die maatschappij evenwel niet zeer solide meer is, zal de stad zelve, die vóórhaar geguarandeerd heeft, de schade moeten voldoen. In geen 150 jaren zoo verklaren de Frankforter bladen werd onze stad door zulk een ontzettenden brand geteisterd. Deskundigen betreuren het zeer, dat men bij het blusscben van geen stoomspui ten heeft kunnen gebruikmaken. Ook aan water moet groot gebrek hebben bestaan. De gemeenteraad van Arnhem heeft besloten, de op 26 dezer invallende kermis voortgang te doen hebben. In het jongste nommer van den Spectator „plukt" zekere Smara den schrijver van een boekje over de ver dediging van ons vaderland. Hij doet dit onder het opschrift „Kauzaliteit." Een vreemd opschrift, zou men denken; maar als men het stukje leest, bemerkt men toch dat het onderwerp nog niet zoo heel slecht gekozen is. „Ik was bezig zoo spreekt Smara tot den Specta tor een mooi boek te schrijven over de „wet der kau zaliteit," omdat ik mij verbeeldde dat ik er iets van begrijp en dat sommigen er niets van begrijpen. Maar ik schei' er uit; want ik zie eiken dag duidelijker dat an deren er veel van begrijpen en ik eigenlijk niets. Ziehier namelijk een paar der nieuwe „openbaringen" van het „kauzaalverband," die al de grondslagen van mijn boek omvergooien en mij bewegen over te loopen tot de know-nothings. „Eerste feit dat niet precies in mijne theorie past. De heer H. J. Verduchêne, kapitein-ingenieur, schrijft in zijn „Hoofddenkbeelden over de verdediging van ons vaderland" (Bergen op Zoom 1867, bl.9)„Maar helaas.... In ons land is eene menschlievende secte opgestaan, die zich het lot van den Javaan aangetrokken heeft, en hem naar de moderne richting heeft willen Europeaniseeren. Men moest zijn lot verbeteren. Daartoe moest het cul tuurstelsel afgebroken worden, doch wij hebben de veepest er voor in de plaats gekregen." „Ik kan niet vinden dat we bij dien ruil veel hebben geprofiteerd! 'tls echter duidelijk: ondanks ons conser vatief ministerie zijn we in de richting der „sloopers" gebleven, want de veepest, die we immers gekregen hebben „in de plaats" van het cultuurstelsel, dient, vol gens zeker duidelijk programma, niet uitgeroeid maar „gehandhaafd" te worden. Ik verwacht niet, waarde Spectator! dat gij mij zult willen troosten met de excep tie dat een „genist" niet altijd een genie is en een „ingenieur" niet altijd ingenieus, want de man doet meer aan de philosophie dan ik. Hear! „Geheel Duitschland en een gedeelte van ons land met professor van Vloten aan het hoofd is pantheïst. Hegel, Spinosa, Zenon, (oKlimax!) zijn de ware philosophen. Ik heb dat ook willen worden (o kapiteinmaar ik heb al 30 jaren lang te vergeefs beproefd om Spinosa te be grijpen en ik vrees dat ik over 30 jarenhem nog niet begrijpen zal." „Wie zou dat nu gezocht hebben onder „Hoofddenk beelden over de verdediging van ons vaderland?" Uit de Zoutmeerstad wordt den 10 Juli gemeld, dat op 250 mijlen van dat verblijf der Mormonen eene rijke goudlaag is ontdekt, welke iedereen derwaarts lokt, zoo zelfs dat daardoor gebrek aan handen ontstaat om den oogst binnen to halen. Het hoogst schadelijke van sommige groengekleurde behangselpapieren, waarop reeds meermalen de aandacht is gevestigd, is dezer dagen op nieuw gebleken. Een paar arbeiders namelijk onder de gemeente Nuis legden eene hoeveelheid van dat behangselpapier in hun schuurtje, waar hunne eenige koe haar nachtverblijf had. Den vol genden ochtend het schuurtje binnentredende, vonden zij de koe losgebroken en van pijn krimpende, terwijl zij kort na den middag stierf. Bij de opening vond men niets verdachts, dan alleen eene partij van dat vergiftige groene behangselpapier. In het Spaansche dagblad O Districto d'Aveiro van 6 Augustus, leest men het volgende verhaal: „Heden is te Ovar aangekomen een kleermaker uit Lamego, met zijne familie. Zich naar Contanhede willende begeven om er zich te vestigen, had die man te Ovar eene bark gehuurd, die hem naar zijne bestemming moest brengen. Bij het aanbreken van den nacht sloegen de bestuurders van het vaartuig een verkeerden weg in en op de hoogte van San Jacintho gekomen, hielden zij plotseling stil en wilden den reiziger vermoorden. Er ontstond daarop een langdurige en heete strijd. De kleêrmaker, die eene herculische kracht bezat, slaagde er in aan zijne aanval lers een mes te onttrokken, waarmede zij hem wilden dooden en dat bij iu de zee wierp. Daarop hadden de sluipmoordenaars zich van een bijltje meester gemaakt, waarmede zij bij vernieuwing op den reiziger lossloegen, die er echter wederom in slaagde zich vrij te werken. De aanvallers poogden toen ergerlijke gewelddadigheden te oefenen op de vrouw des kleermakers. Deze, wiens krachten door zijne woede waren verdubbeld, vocht als een leeuw. Dat vreeselijke schouwspel had plaats onder de brug, in volslagen duisternis en zonder een enkelen getuige. Tot het uiterste gebracht door den wanhopigen tegenstand dien zij niet hadden verwacht, zochten de schippers nu een staaf op, waarmede zij den kleêr maker wilden verpletteren. De strijd werd daarop met nog grooter woede dan te voren voortgezet. De aange vallene bracht een zijner vijanden eene wonde toe en de overigen wist hij, totdat de dag aanlichtte, in bedwang te houden. Toen bleek het dat het vaartuig tegenover Ihavo lag en men ontwaarde duidelijk menschen aan het strand. Nu verklaarde de kleermaker dat hij onmiddellijk wilde aan wal gezet worden, daar hij anders om hulp zou schreeuwen. De schippers stevenden nu naar het strand en zetten den kleermaker en zijne familie af, ter wijl zij zeiven in allerijl de vlucht namen. Tengevolge der door den kloeken en moedigen man ingediende aan klacht, zijn reeds twee bandieten in handen der justitie. Te Gent is voor eenige dagen een huwelijk gesloten onder vreemdsoortige omstandigheden. De advocaat Cal- lier trad in den echt met mejufvrouw Laurent, en wilde in de catholieke kerk het huwelijk doen inzegenen, doch de pastoor weigerde, tenzij beiden verklaarden dat zij de gevoelens hunner vaders afkeurden. Wijlen de heer Carlier, vader van den bruidegom, was een der meest liberale leeraren aan de Gentsche universiteit, en de heer Laurent, nog in leven, vader der bruid, deelt diens ziens wijze volkomen. Het jonge paar onderwierp zich niet aan deze honende voorwaarde, maar deed bij den protestant- schen leeraar aanzoek om de kerkelijke inzegening. De leeraar voldeed aan dit verlangen, en zoo geschiedde het dat in de protestantsche kerk te Gent de band des huwe lijks is geknoopt geworden tusschen twee catholieken. (Amsterd. cour.) Naar aanleiding van een paar hoogst belangrijke rechtszaken, voor Fransche hoven van assises behandeld, wordt in het Journal des Débats de aandacht gi op de leiding der openbare terechtzittingen door sidenten dezer rechtscolleges en hunne verhouding de jury. Het hooren der getuigen door den pres' wordt daarin onder meer afgekeurd. Het is onmoge 'J zegt de schrijver, om een getuige onpartijdig te on vragen, om de zeer eenvoudige reden dat elke vraag gevolg is van een systeem, van een gevoelen over dez3 van eene beoordeeling, waardoor men liever dit dan antwoord wil ontvangen. Dit is zoo waar, zoo onverwJ delijk, zoo geheel en al inden aardderzaakliggende als de onpartijdigste presidenten eengetuigeacbafS^ of a décharge ondervraagd hebben dit verhoor,onder oogen van den eersten den besten Engelschman gebrac t hem zal doen zeggen: „Dit is zeker het gedeelte vanf verhoor door het openbaar ministerie gehouden, laat0 nu eens het tegen-verhoor van de verdediging ®iet' Het is dan ook noodig en noodzakelijk voor het v'n van de waarheid dat iedere getuige in tweeërlei 1 wordt ondervraagd en dat zoowel het openbaar W'"13 terie als de verdediging beurtelings van hem alles f nemen wat zij kunnen, hetzij om de beschuldiging bevestigen of om haar te verzwakken. Dit geschiedt Engeland, zonder dat de president zich daarmede beb° te bemoeien. Maar wat doet de president dan ge' rende dien tijd? Wat hij doet? hij presideert. Dat1) zeggen hij mengt zich niet in den strijd, hij zoekt mand te verrassen, hij tracht niet geestig te zijn, i preekt niet, hij insinueert niet: hij presideert. Gat zeggen dat zijne geëerbiedigde stem zich slechts ze' verheft, maar zich laat hooren om een getuige die de zaak afdwaalt tot de orde te roepen of een vreemd aan de quaestie, te verbieden. Uit Enschedé wordt van 15 Augustus geschreve3 „Het eerste transport landverhuizers uit Pruisen, heden van hier per spoor vertrok, leverde een hartroere^ schouwspel op. Eene moeder met twee kinderen We'( door de politie uit Pruisen vervolgd en tot betaling eeD schuldgesommeerd. De vrouw, door den nood gedrong'1 betaalde. Geene genoegzame middelen meer bezitten zag zij zich genoodzaakt de reis naar Amerika met b" jongste dochter alleen voort te zetten en de oudste, 6 meisje van 12 a 13 jaren, op het stations-terrein al®' j achter te laten. Het geschrei der arme verlatene menigen traan rollen over het gelaat van een a»° mannen, die op de plaats aanwezig waren en te verg°e geldelijke bijdragen aanboden. De landverhuizers f klaarden, dat zij allen niet in staat waren om de tra®f portkosten voor het kind te betalen, met uitzonder'11® van een hunner, die iu het bezit was van 8000 tbal®'3 maar deze was doof voor tranen en gebedeu. Een vreemdelingen, die de landverhuizers naar het sta'' hadden geleid, maakte een einde aan het droef'8. tooneel, door het kind mede te nemen, nog voordat d»' sein tot vertrek gegeven werd, met de verzekering hij de reiskosten niet kon betalen, maar voor het b'3 zou zorgen." (N. Rott. couri Aangaande den Panama-spoorweg zegt een reiz'» het volgende: „Wie zijn sigaar opsteekt bij het veria' der stoomboot te Colon, aan den Atlantischen oce3' kan bet laatste fragment daarvan nog brandende werpen in de Stille Zuidzee. Ziedaar wat menschen den, kennis en volharding kunnen uitrichten. Intuss" is die Panama-spoorweg verbazend duur, want ofscb0^ hij 2 oceanen vereenigt, duurt de rit nog geen 2 en vordert de exploiteerende maatschappij f 62.50 vi'3C voor een enkelen reiziger." t De liberale Fransche bladen hebben luide kin0" aangeheven over de handelwijze van den prefect het departement der Haute-Vienne, den heer Bot)^, Chapelle, die dezer dagen een onderwijzer heeft ontslag omdat hij de catholieke geloofsbelijdenis vaarwel gezegd. Naar thans verzekerd wordt, is de regelt voornemens, het besluit van den prefect, als strijdig de gewetensvrijheid en met de beginselen der FraD jef omwenteling, te vernietigen, en den ontslagen wijzer in een ander departement weder aan te stel'c^r. De vorige week is te Londen weder eene gadering gehouden van de Londenache werkh0^. vereenigingen, tot bespreking van den strike der makers. De financiën der kleermakers bleken slec staan. Toch was er geen denken aan toegeven. De dering besloot, dat ook met het houden van patro"' ten einde de gangen der kleermakers te bewakc" zich niet bij de werkstaking hebben aangesloten^jj voortgegaan worden. Het is nu 17 weken geleden het werk gestaakt werd. Er zijn te Londen uit Abyssinië berichten o® gen van de heeren Rosenthal en Sterne, loopen 19 Juni. Daarin wordt gemeld, dat het lot dei' genen toen zeer twijfelachtig was en zelfs meer en hopeloos werd. Het geheele land was toen tegen b

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 2