öuittfnlanö.
°vers 'leer.^e Jonge zegt, dat, daar er geen sprake is van
VooJT?1* ^er leerlingen, hij de strekking van het
'egen D'et beSrÜPt; bÜ verklaart ziel1 andermaal daar-
aVo6dheer Sifflé meent dat, daar bij de afschaffing der
het 00' de dagschool langer zal duren, daarvan
daarp6^0'^ zal zijn dat eenig huiswerk noodig is. Wordt
dit v ven n°g avondschool gehouden, dan acht hij
°°r de gezondheid nadeelig.
'leer yan Visvliet wijst er op dat er voor- en tegen-
bij i van de avondschool blijken te zijn, zoodat men
Part '6' nenien van een besluit altijd de eene of andere
den}--"enoeSen of ongeuoegen zal geven. Op de be-
Spt LUlg. van den heer de Jonge, dat er van geen partij
Stans '8.' antwoordt hij, dat toch op voor- en tegen-
ders is gewezen.
de^e beer Damme is vóór het voorstel tot afschaffing
da av°ndschool, mits dan ook geen bewaar-schooltje
daar'p0' 'a P'aats trede, want dan zouden zij die
kwamen anderen vooruit kunnen streven.
*»n»8nu w°rdt het voorstel in stemming gebracht en
heePaotuen 11161 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de
Üittuü van Deinse, van Diggelen, Lambrechtsen van
111 en de Jonge.
8t?ei'de voorstel: „Den hulponderwijzer in de Fran-
steh taa'' 'hans °P de avondschool werkzaam, aan te
bet a'3 hulponderwijzer voor de gewone vakken van
j 'ager onderwijs (a tj en in de Fransche taal op de
^gschool.» J
jja 6 heer Lantsheer deelt mede dat de commissie
jj'11 voorstel nader aldus heeft gewijzigd: den heer
f>' L. Weber aan te stellen als onderwijzer in de
bij u.?che taal, met bepaling dit bij den hoofdonderwijzer
les i 8 afwezigheid zal vervangen en uitsluitend
zal geven in de Fransche taal.
't voorstel wordt zonder beraadslaging eenparig
^gekeurd.
day1 erde voorstel: „Twee hulponderwijzers voor de
van 'l0°' aatl te ste"eQ eu de vaceerende betrekking
latet1fn hulponderwijzer W. van Kamer onvervuld te
b°k dit voorstel is zonder beraadslaging aangenomen.
dj^hans ig aan de orde de regeling der jaarwedde van
bes. r Weber. De voorzitter herinnert dat deze 800
getjUeg toen de heer Weber als hulponderwijzer was
b11 aatst aan de thans opgeheven school van den heer
te ülng, zoodat hij thans daarop weder behoort aangesteld
i)a1Voi'den, gelijk de commissie ook heeft voorgedragen.
leej.1 t'e heer Weber sedert echter de betrekking van
/■)(var aan het gymnasium tegen eene jaarwedde van
sCj Jh, alsmede die van hulponderwijzer aan de avond
en,, van den heer van Sluijs tegen eene jaarwedde van
V(ifj. heeft vervuld en thaus alzoo een groot geldelijk
be/»8 za' lij den, draagt de commissie voor, hem boven
ver| jaarwedde eene jaarlijksehe toelage van ƒ200 te
hie eenen, zoolang hij in geene andere betrekking dan
^Viln onderwijzer aan school C zal werkzaam zijn.
bei,6 heer Sifflé'acht het regelmatig en wenschelijk den
be,r Weber eerst een eervol ontslag te geven uit zijne
S6tl ekking van lecraar aan het gymnasium, alvorens hem
^andere betrekking op te dragen.
ee(1e voorzitter antwoordt, dat de heer Weber nooit
^.definitieve aanstelling als leeraar heeft gehad en
*'jtie k n ^een Oftslag als zoodanig noodig heeft. Daar
aHee etrekking slechts tijdelijk was, behoeft hij daarvan
dra te worden ontheven en dit ligt in deze voor-
Port 'eeds opgesloten. Bij het later nit te brengen rap-
°°k. i°."1'l'ent de regeling van het gymnasium zal evenwel
{[.h'eromtrent eene voordracht worden gedaan.
bc wordt het bovengenoemde voorstel omtrent de
alge 'n8 der jaarwedde in omvraag gebracht en met
eeue stemmen aangenomen.
\vet|h v°orstel des voorzitters worden burgemeester en
oDt 0l!her8 vervolgens gemachtigd tot het doen eener
bui.h'ng van sollicitanten voor twee betrekkingen van
°tKler"l'erwijzer op school O, op eene jaarwedde van ƒ350,
ïitt6r poeclkeuring van gedeputeerde staten. De voor-
Vafi<l ''nuert hierbij, dat daarentegen de betrekking
van /„hulponderwijzer W. van Kamer, op eenejaarweddo
ïev vvordt ingetrokken.
looiii'6!13 worden burgemeester en wethouders uitge-
de door een en ander noodig geworden wijzi
gen j..11 'o de verordeningen op het lager onderwijs aan
aad voor te dragen.
-Ug L
f bet6Gr lantsheer vraagt, of thans, bij het vervallen
aatt c rekking van den heer Weber aan het gymnasium,
Wor ]atore" n'et eene voordracht ter nadere regeling
Se Sevraagd-De voorzitter antwoordt, dat van
ëegeveaotQen besluit aan curatoren zal worden kennis
Dg i
raij/61^ fokker brengt thans nog ter sprake het in
8ah dg rt Kedane aanbod van den hoofdonderwijzer, om
de ?er''ngen der twee hoogste klassen des avonds
'liswefi gelegenheid te geven tot bet maken van
i t>e v c,°nder behoorlijk toezicht.
/s'hit bpkZlttKr meent dat de raad hieromtrent geen
at de r,10eft te nemen, daar dit kan geschieden zonder
l-^e hgl rZ'ch Jaarover uitlaat.
'«tornt, UatDm6 herinnert dat hij van de beslissing
*?)ne stem over de al of niet afschaffing der
l'aV'kgn (|6°' athankelijk heeft gemuakt. Hij wil het be-
hr dgf' school des avonds niet overlaten aan de wil-
8 °nderwijzers, maar bepalen of de ouders in
het algemeen al of niet daartoe de gelegenheid zullen
hebben.
Ook de heer van Diggelen wil het bezoek niet van den
onderwijzer afhankelijk maken.
De heer Lantsheer meent, dat de raad met dit punt
niets te maken heeft.
De heer Sifflé wil doen uitmaken, dat de onderwijzer
verplicht zal zijn de kinderen des avonds op de school
toe te laten, zonder de kinderen evenwel tot dat school
bezoek te verplichten.
De heer Damme merkt nader op, dat hij er zich wel
mede kan vereenigen, dat aan de leerlingen der twee
hoogste klassen gelegenheid worde gegeven, om des
avonds gedurende een bepaalden tijd onder behoorlijk
toezicht hun werk af te maken, mits geeu onderwijs worde
gegeven, omdat dan anderen, die de school des avonds
niet bezoeken, zouden voorbijgestreefd worden.
De heer Verbrugge wil ook die gelegenheid, onafhan-
lijk van den onderwijzer, openstellen. Hij meent evenwel
dat bij alles zekere maat in bet oog moet worden gehouden.
Men moet dus voorkomen dat niet nu eens veel, dan
weder weinig of geen kinderen de school des avonds
bezoeken, ook in verband met de kosten voor vuur en
licht. Hij wenschtdus zekere verplichtende voorwaarden
gesteld te zien.
De heer Damme legt alsnu een schriftelijk voorstel
over van dezen inhoud: „Voor jongelieden van de twee
hoogste klassen zal de gelegenheid worden gegeven, om
hun werk voor den volgenden dag op de school, onder
behoorlijk toezicht, te verrichten."
De heer van Visvliet meent dat. dit eigenlijk meer
thuis behoort in de instructie van den onderwijzer.
Volgens den heer van Diggelen is het zekerste middel
om alle quaestie hieromtrent te voorkomen, eene stem
ming over het voorstel van den heer Damme.
De voorzitter is tegen dat voorstel. Hij kan namelijk
niet gelooven dat, nu de avondschool is afgeschaft, de
onderwijzer, als de kinderen des avonds de school bezoe
ken, zich onder het rooken van een pijp of sigaar eeu-
voudig tot het houden van toezicht bepalen zal.
De heer Damme releveert, dat de bedoeling van zijn
voorstel alleen is te voorkomen dat „avondschooltje" ge
houden wordt.
Do heer de Jonge is tegen dit voorstel, omdat hij dit
schoolbezoek des avonds als eene herhalingschooi be
schouwt, zoodat het voor do kinderen nog erger dan
vroeger zal worden, daar hunne daglessen zijn verlengd
en zij bovendien des avonds ook de school zullen moeten
bezoeken. Werd het voorstel aangenomen, dan zouden
de ouders wel verplicht zijn hunne kinderen des avonds
naar school te zenden, wilden zij ze met de anderen ge
lijken tred doen houden.
Volgens den heer Lantsheer is dat schoolbezoek des
avonds geen vermomde avondschool, want er mag geen
onderwijs gegeven worden en de onderwijzer zal ook niet
aan het te maken werk mogen helpen. Dit laatste be
twijfelt de voorzitter, hoezeer hij hoopt het te zullen zien.
Daar de avondschool is afgestemd, is de beer Verbrugge
er tegen dat daarop worde teruggekomen door te zeggen:
er is wel eene avondschool, maar daar mag niet wor
den geleerd.
De heer Sifflé merkt op, dat de kinderen wel op een
bepaalden tijd des avonds ter school kunnen komen, maar
dat ieder die met zijn werk gereed is, weder vertrekken
kan.
De heer Verbrugge neemt dit niet aan. Overigens
vraagt hij, wie de kosten zal moeten betalen. Hierom
trent antwoordt de heer Sifflé dat, aangezien de hoofd
onderwijzer het aanbod heeft gedaan, deze zich ten aan
zien der kosten desnoods met de ouders kan verstaan.
De heer van Deinse kan zich niet voorstellen dat de
ouderwijzer geen antwoord zal geven als de kinderen,
die des avonds op school hun werk verrichten, hulp vra
gen even als zij thuis aan hun ouders doen. Bovendien
merkt hij op dat, als het waar is wat de heer Sifflé heeft
gezegd, dat zij die met hun werk gereed zijn weder kun
nen vertrekken, dan ook de contiöle op de leerlingen
ontbreekt en het voor de ouders ouzeker is of hunne
kinderen dan dadelijk naar huis komen of wel op straat
loopen. Daar het voor den onderwijzer facultatief is of
hij de kinderen tussoheu schooltijd bij dag bij zich wil
honden, meent hij dat men dit evenzeer voor 's avonds
facultatief kan laten, als behoorende tot het toezicht van
de schoolcommissie eu den schoolopziener, en niet van
den raad.
Alsnu wordt het voorstel van den heer Damme in
stemming gebracht en verworpen met 7 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de heeren Fokker, van de Graft, Damme,
Lantsheer, Sifflé en van Diggelen.
Op de vraag van den heer van Diggelen, wat nu de
slotsom is der verwerping van dit voorstel, antwoordt
de voorzitter, dat dit punt aan den onderwijzer blijft
overgelaten.
De heer van Diggelen wilde alsnog in omvraag zien
gebracht of de faculteit tot het toelaten der kinderen op
de school des avonds al of niet aan den onderwijzer zou
worden toegekend.
De heer Lantsheer wilde dit voorstel nader geformu
leerd zien. De heer van Deinse meende echter dat deze
zaak thans wa'ls afgedaan, daar in het rapport daarvan
geen voorstel is gemaakt. De heer Fokker achtte even
min een nader beslnit noodig, omdat het den hoofdonder
wijzer uit de gehouden discussiën genoegzaam zal blijken,
dat het hem is vrijgelaten kinderen bij zich tc ontvangen.
Hiermede is de beraadslaging omtrent de regeling van
school C geëindigd.
De heer Lantsheer brengt, namens de financieele com
missie, rapport uit betreffende de in hare handen gestelde
begrooting van het bestuur der godshuizen en het daar
omtrent door burgemeester eu wethouders uitgebracht
advies.
De slotsom van dit rapport is, dat de commissie zich
met de conclusie van burgemeester en wethouders ver-
eenigt en adviseert om de begrooting aan het bestuur
der godshuizen terug te zenden met verzoek de tarieven
van alimentatie zoodanig te willen verminderen dat deze
niet hooger zijn dan zij op de begrooting voor 1867 zijn
uitgetrokken en overigens bezuiniging te brengen in
eenige aangeduide posten.
Overeenkomstig dit voorstel wordt met algemeene
stemmen besloten.
(De heer Lantsheer verlaat de vergadering).
Mede wordt namens de financieele commissie rapport
uitgebracht omtrent de rekening en verantwoording van
den schuttersraad over 1866, waarin de opmerking voor
komt dat onder de ontvangsten 30 minder voorkomen
dan geraamd zijn, zijnde dit het gevolg hiervan, dat
A. Mooy wegens 34jarigen ouderdom heeft opgehouden
schutterplichtig te zijn eu mitsdien zijne bijdragend 15
vervallen is, alsmede dat de schutterplicbtige li. A. Dron-
kers heeft geweigerd zijn contributie van 15 ten be
hoeve van een nummerverwisselaar te voldoen. Daar de
schuttersraad buiten machte is om den nalatige tot beta
ling te dwingen, stelt de financieele commissie voor, het
stuk te zenden naar de commissie tedoeld bij art. 15 der
wet op de schutterij, daar bij haar volgens toelichting
van den heer van Visvliet verschil van gevoelen is
gerezen over de vraag, of de boete moet geïnd worden
door den gemeente ontvanger of door den schuttersraad.
De heer de Jonge, die deel uitmaakt vau de commissie
voor art. 15 der schutterij wet, noemt het vreemd dat het
stuk iu hare handen zou worden gesteld. Hij zou het
verschuldigde door een deurwaarder willen doen opvra
gen of de zaak in handen van een rechtsgeleerde stellen.
De heer Sifflé merkt op dat het zenden van eeu deur
waarder, hij onwil tot betaling, niet zou helpeu, daar in
dit geval toch niet tot eene executie zou kunnen worden
overgegaan.
Ten slotte is besloten, dit stuk, overeenkomstig het
advies der financieele commissie, te stellen in handen
der commissie bedoeld bij art. 15 der wet op de schutterij
(bestaande nit de heeren de Jonge eu Lambrechtsen van
Ritthero), met toevoeging van een rechtsgeleerd lid,
waartoe de voorzitter nitnoodigt den heer van Diggelen,
die zich daartoe bereid verklaart.
De voorzitter doet mededeeling van eeuo door burge
meester eu wethouders in overleg met den schoolopziener
en de hoofdonderwijzeres opgemaakte voordracht voor
de benoeming eener derde hulponderwijzeres op school A
(hoofdonderwijzeres mejufvrouw Gerth van Wijk), op
een jaarwedde van 450. Daarop zijn geplaatst: mejufvr.
A. M. Harmsen, thans tijdelijk hulponderwijzeres op die
school, en mejiifvrouwLMagdenbroek,hulpoiiderwijzeres
te Sneek. .Eerstgenoemde wordt met algemeene stem
men benoemd.
Vervolgens worden met algemeene stemmen, overeen
komstig de vroeger medegedeelde voordracht, benoemd
tot leeraren bij de op te richten burger-avondschool, de
heeren:
in de natuur en werktuigkunde, dr.G. van Hennekeler;
in de scheikunde, dr. F. iSeelheim;
in de wiskunde, P. D. Koning;
in de Nederlandsche taal, aardrijkskunde en geschie
denis, A. Cense;
in het hand- en rechtlijnig teekenen: als eerste
J. W. Gerstenhauer Zitnmennann; als tweede Joh. Snel;
als derde C. L. van Sorge en als vierde M. Tuyter,
allen met algemeene stemmen.
Tot directeur is, mede met algemeene stemmen, be
noemd dr. G. van Hennekeler.
In verband met de benoeming van den heer Koning
is beslist, dat de hem vroeger verleende personeels
toelage van ƒ600 thans, daar de aan de betrekking van
leeraar verbonden jaarwedde ƒ400 bedraagt, tot ƒ200
zal worden verminderd.
De heer Fokker verklaarde zich tegen de verder te
verleencn toelage,doch berustte daarin voor hetoogenblik.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
des voorzitters, dat bij de opneming der boeken en kas
van den gemeente-ontvanger alles in orde is bevonden.
Ten slotte is bepaald dat, tengevolge van het aan
L. O. Villéeals vierden hulponderwijzer op school F (hoofd
onderwijzer de heer A Gouka), verleende ontslag, de vijfde
hulponderwijzer A. T. Termijn tot vierden zal opklim
men en mitsdien diens jaarwedde van ƒ300 tot 350 ver
hoogd, terwijl ter vervulling van de daardoor ontstane
vacature, op eene jaarwedde van 300, eene oproeping
van sollicitanten zal geschieden.
De openbare zitting wordt hierna gesloten,doch de
leden uitgenoodigd eenige oogenblikken in comité ver
gaderd te bljjven.
Algemeen overzicht.
Bij de bud^et-Mebattèn. in het Fransch wetgevend
liebaam is/Jook^cfë" qiuestie der volks lubliotheken ter
sprake gebfacht en wel naar aanleiding eener petitie om