<3uit*nlanïr. gezegd wordt eene bevolking van 22,000 zielen te heb ben, reeds 100 lijders in éen etmaal aan die ziekte zijn bezweken. De lel ter M schijnt eene fatale letter te zijn voor den ongelukkigen vorst, die aan gene zijde van den oceaan eene keizerskroon is gaan zoeken. Volgons de jongste berichten is generaal Marqnez opgesloten in Mexico, is Miramon, 's keizers adjudant, overleden aan de koorts en zijn de generaals Mendez en Mejia door de Juaristen gedood. Wordt het leven van den ongelukkigen Maxi- tniliaan gespaard, dan zal bij uit Mexico terugkeeren om op Miramar zijne gemalin in diep beklagenswaardigen toestand weder te vinden. Uit Rome schrijft men: „Gedurende de eerstvol gende dagen zal bier onafgebroken feest worden gevierd: den 16, het verjaarfeest van de verkiezing van PiuslX; den 21, dat zijner krooning; den 23, de wijding der kerk van de H. Maria der Engelen door vijf vreemde prelaten; den 27, de plechtige processie van den H. Sacramentsdag op het St. Pietersplein; den 29, het eeuwgetijde van den apostel Petrus en de canonisatie; den 30, feest in de Paulns kapel, buiten de stads-muren; den 7 Juli zalig verklaring der 205 Japansche martelaren." De jaarlijksche uitgaven voor de Parijsche politie bereiken tegenwoordig het cijfer van 14,579,062franken, waarin voor ruim 5 millioen franken door den staat wordt bijgedragen. Onder die som is begrepen een bedrag van nagenoeg 2 millioen franken voor de Parijsche garde. Daar de bevolking van de Fransche hoofdstad 1,825,284 zielen bedraagt, berekent men, dat de verzekering harer veiligheid op nagenoeg 8 franken per hoofd te staan komt. Verkoopiiigen cu aanbestedingen. Gisteren is te 's Hatte aanbesteed het maken van den Oostbavendam, een gedeelte van den Westbaveudam en van de havengeul voor de buitenhaven aan den mond van het kanaal door Walcheren bij Vlissingen. De laagste inschrijvers waren de heeren W. Swets te Hardinxveld en A. van Wijngaarden te Sliedrecht, voor 460,000. De overige 18 biljetten waren van de heeren: F. Zwets Az. te Hardinxveld ƒ6 10,000; K. Kalisch en A. van Happe! te Sliedrecht 623,000; A. de Groot Rzn. en K. Bakhuyzen te Sliedrecht 620,000; J. van der Klippen te Eikerzee 600,000; L. A. van Haatten te Sliedrecht 593,000; P. G. de Jong te Ameide 575,000; R. C. Schreppers cie. te Tilburg ƒ564,300; A. Ver steeg Jzn. te Sliedrecht en S. den Houten te Steenbergen ƒ562,000; J.Kalisch Lzn.te Sliedrecht en A.van Poperingen te Bruinisse ƒ556,480; D. Volcker te Dordrecht ƒ555,000; D. Tool te VVognum ƒ552,000; P. van Limburg te Rot terdam ƒ550,000; D. Bolier te Scberpenisse ƒ545,000; W. Bekker ƒ515.000; J. van de Velden te Sliedrecht ƒ493,000; A. G. Huiskes te Heemvliet en A. Versteeg te Hardinxveld ƒ489,000; D. Volcker te Dordrecht ƒ488,000; J. Files te Vlissingen en D. A. Dronkers te Middelburg ƒ474,000. Heden hadden alhier aan het lokaal van het gewes telijk bestuur van Zeeland de volgende aanbestedingen plaats 1. Het voorzien der ontstane afschuiving aan den kop van hel Ossenhoofd, eiland Schouwen; aangenomen door den heer P. Bolier te Scberpenisse, voor 24,700. 2. Het uitvoeren van eenige herstellingen in derechter- waterleiding te Sas van Gent, behoorende tot het kauaal van Neuzen; aangenomen door den heer F. F. Fermont te Sas van Geut, voor ƒ7906. 3. Het uitdiepen der beide buitenhavens van Neuzen; aangenomen door den heer J. Verkuyl Quakkelaar te Vlissingen, voor 9938. 4. Werkzaamheden aan den veerdam te Cortgene, bene vens het maken van een steiger met los- en laadplaats voor vee, met het onderhoud tot ultimo 1868; aangeno men door den heer L. Witters te Cortgene, voor ƒ13,970. 5. Het maken van eene los- en laadplaats voor vee, aan den steiger te Wolphaartsdijk, met het onderhoud tot ultimo 1868; aangenomen door den heer J. Filis te Vlissingen, voor 1650. Thermoiiietcrstand. 19 Juni. 'sav. 11 u. 6L gr. 20 'smorg.7u.62gr.'smidd. lu.69gr.'sav.llu.60gr. 21 's morg.7 u. 62 'sinidd. 1 u. 67 gr. Staten-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 19 Juni.Interpellatie van den heer üumbar, ongeluk Rijnspoorweg. Voortzetting discussie erfpachtswet. Op het daartoe bekomen verlof, richt de heer Dumbar eene interpellatie tot den minister van binneulandsche zaken omtrent het onlangs op den Rijnspoorweg voor gevallen ongeluk en het daarover uitgebracht rapport van den raad van toezicht. Spreker merkte op dat er op dat rapport wel het een en ander was af te dingen. In de eerste plaats is het gevoelen van den raad van toezicht in deze niet onbevooroordeeld, want eene maand te voren had deze den weg geïnspecteerd, zoodat een kort daarna voorgevallen ongeluk allicht zou kunnen geweten worden aan de minder goede vervulling van zijn taak door den raad van toezicht. Ook is het onderzoek te laat ingesteld geworden. Hij gaf zijne verwondering te kennen over de omstandigheid, dat men de oorzaak van het onheil had toegeschreven aan de uitzetting van het hout door de warmte. Hij verzoekt den minister of hij zou kunnen goedvinden zoo mogelijk de zaak nog op eene andere wijze, dan nu geschied is, te doen onderzoeken. De minister van binnenlaudsche zaken gaf te kennen dat bij, na de openbaarmaking van het rapport van den raad van toezicht, niet veel nieuws meer over de zaak had te zeggen. Hij verdedigde dien raad en bleef ook het ongeluk toeschrijven aan de uitzetting der rails. De zaak was ook in handen gesteld van den officier van justitie te Utrecht, maar deze heeft, na het rapport van den raad van toezicht, gemeend daaraan geen verder gevolg te moeten geven. De minister verklaarde ten 3lotte i dat er geen termen waren de zaak door eene speciale commissie te doen onderzoeken. Na nog eenige woordenwisseling, werden de beraad slagingen over de interpellatie gesloten. De algemeene discussiën zijn hierop voorgezet over de erfpachtswet. De eerste spreker, de heer Stieltjes, behandelde bijna uitsluitend een speciaal punt, nl. de bewering van den heer Rochussen dat het klimaat van Java eene gebeele verandering zou ondergaan door liet wegkappen der boomen, waardoor de bosschen op Java zouden worden vernietigd. Hij bestreed het gevoelen du t die ontwouding nadeelig op het klimaat zou werken. Met de algemeene strekking der wet verklaarde hij zich te vereenigen, omdat hij er geen direct gevaar in zag voor het cultuur stelsel. Iiitnsschen liet hij zich nog niet uit over zijn uit te brengen stem, daar de wet, in den loop der discussiëu, nog vele gewichtige wijzigingen kan ondergaan. Nadat de minister van koloniën had te kennen gegeven dat de indiening van dit ontweip volstrekt niet ten doei had een der politieke partijen in de kamer te believen, maar dat de wet moest strekken om tegen te gaan de wijze waarop tegenwoordig in lndië met de hnurgronden wordt gehandeld, werd het ontwerp bestreden door de heeren Saaymans Vader, van Nispen van Sevenaer en de Brauw. De beide laatsten bespraken ook de houding van den minister die door hen ten strengste werd afgekeurd. De heer de Brauw verweet den minister be paald dat hij zijn vlag ontrouw was geworden en verklaarde dat zijri vertrouwen in den minister zeer geschokt was. De bekende bezwaren tegen het ontwerp werden door de drie sprekers nogmaals ontwikkeld, als: de ontkenning van het ïecbt van het gouvernement om de gronden van deu Javaan in erfpacht uit te geven vrees voor vernietiging vari het cultuurstelsel en van ons gezag in lndië; moeielijkheden uit de onbeperkte toelating van vreemdelingen ontstaande. Ook de heer Kencbenins bestreed op krachtige wijze de houding des ministers, wiens politieke bekwaamheden door bem gelijk weiden gesteld met die van een adspi- rant-tweeden-klerk. Hij traddaarbij tevensin eene veroor- deeling van de politiek van het gebeele kabinet. Daarna tot bet outwerp zelf komende, sprak hij als zijne over tuiging uit, dat het noodzakelijk moest leiden tot ver nietiging van het cultnursti Isel. Dit moest door don minister ruiterlijk worden erkend. Is de minister dat gevoelen niet toegedaan, dan verwacht hij van bem do oplossing van het raadsel: hoe deze wet met handhaving der gouveruements cultures zal samengaan, li ij had ook bezwaar tegen de uitsluiting der Christen-inlanders van de concurrentie naar de uitgifte van woeste gronden in erfpacht en verklaarde ten slotte nog niet te kunnen zeggen of hij zijn stem aan het ontwerp zou onthouden. De beer 's Jacob trad meer bepaald op als verdediger van het ontwerp. Hij meende dat het Nederlandsch gezag wel het recht had, gronden in erfpacht uit te geven en outkeudedat de wet zou leiden tot vernietiging der gou vernementscultures. Alles zal echter afhangen van de wijze van uitvoering die aan de wet zal worden gegeven. Bovendien, al wordt deze wet niet aangenomen, dan kan toch de bestaande inrichting illusoir worden gemaakt. Tegen het gronddenkbeeld der wet had hij dus geeu bezwaar, maar wel tegen sommige punteD, zooals hij bij de behandeling der artikelen zal ontwikkelen. Zitting van Donderdag 20 Juni. Voortzetting discussie erfpachtswet. - Aangekondigde interpellatie. De discussiën over de erfpachtswet werden heden ge opend met eene repliek van den heer Wintgens die, in den aanvang zijner rede, de houding van het ministerie afkeurde, dat thans een geheel anderen weg volgde dan bij zijn optreden. Hij bleef van zijne zijde vasthou den aan zijne beginselen, die hij niet over boord wilde werpen. Hij zette vervolgens nogmaals het reehtspunt uiteen, daarbij betoogende dat de staat geen recht had als eigenaar over den grond van deu Javaan te beschikken, waarna bij nogmaals de politiek van bet ministerie gispte. Hij zag thans een conservatief kabinet dat zijne conservatieve beginselen over boord werpt, dat zijn beul zoekt bij de tegenovergestelde richting. De oppositie is geen oppositie meer; zij lacht en wrijft zich de handen, zij is tevreden, juichten zwijgt. De conservatieven zijn daar door genoodzaakt een kabinet te verlaten dat hen verlaten heeft. Hij verklaarde zich tegen de coneiliante politiek en gaf ten slotte te kennen dat een kabinet dat zijne beginselen verzaakt, bij den dood van dat beginsel tevens zijn eigen bestaan ten grave bestelt. De heer de Casemhroot vond zich geuoopt tot do ver klaring dat hij, zonder belangrijke wijzigingen, tegeu het ontwerp zal moeten stemmen. Ook hij kon geen onbepaald vertrouwen in de koloniale politiek der regee ring stellen. De wet, zooals zij ligt, is in strijd met zijn beginsel. Zij moet leiden tot vernietiging van het cul tuurstelsel, en dit wil hij juist handhaven. De derde spreker, de heer van Zinnicq Bergmanü) hoewel zich tegen de wet verklarende, was het toch den heer Wintgens niet eens wat het reehtspunt- betr° Hij meende dat het Nederlandsch gouvernement we'°y den Javaanschen grond mocht beschikken, maar pj achtte het evenwel niet raadzaam de Oostersche begrip pen aan te randen. Hij vond dit niet staatkundig, v0°,r. niet, omdat deze wet niet ten voordeele van den Java» noch van het moederland, maar alleen van den parti°n lier, die gronden zal willen ontginnen, zal strekken. Als verdediger van het ontwerp trad de heer Franse van de Putte op die, als zijn oordeel, te kennen gaf, het niet te pas kwam hier de quaestie van vertrouwen stellen, omdat de aanneming of verwerping dezer w® noch van vertrouwen, noch van wantrouwen in het kol" niaal regeeringsbeleid kan doen blijken. Hij zag 00 geen reden voor de conservatieven om zich te beklag0"1 daar hetgeen nu geschiedt, steeds het kenmerk is g" weest der conservatieve richting. Telkens is zij hare beginselen afgeweken en ook dit kabinet is, weinig dagen na zijn optreden, op twee hoofdpunten: onderwij eo koloniën, van zijn programma afgeweken. Tot de ff® zelve komende, verklaarde hij dat hij er niet zeer me" ingenomen was, maar dat hij de wet toch zou aannem°"' om iets te verkrijgen. Hij bestreedtde argumenten do°' de tegenstanders tegen het ontwerp aangevoerd, en g®' loofde niet dat het tot vernietiging der goiivernement3j cultures zal leiden, daar de wet niet zoo spoedig li werken als men wel denkt. Zijn voornaam motief vo® de wet is evenwel dat, dat zij 't productief ver®0' gen van Java verder zal ontwikkelen, waartoe b° cultuurstelsel onmachtig is. Ten slotte gaf hij de" minister in overweging de artt. 2, 3 en 4 uit b° ontwerp te lichten en art. 1 zoodanig te wijzig®"' dat de gouverneur-generaal bevoegd zal zijn grond*® in huur of in erfpacht uit te geveu krachtens art. b' van het regeerings-reglement, op de voorwaarden in artt. 5 en volgende vermeld. Do heer Insinger herhaalde zijne gronden van bestrit' ding. Hij hield vol dat deze wet de vernietiging van b° cultuurstelsel moet ten gevolge hebben en zette nog' maals de nadeelen uiteen aan het vrijarbeidensyste0"1 verbonden. Ook de heer Rochussen gaf nogmaals zijne redenen bestrijding op en verlangde van den minister dat bijt alvorens deze wet verder te laten bedisenssieeren, b" onderzoek zal afwachten, waarmede thans drie resident0" op Java zijn belast. De heer Saaymans Vader handhaafde ook zijne m0"' ning tegen het ontwerp, waarna de heer Pijnappel in e°" verdediging van de coneiliante politiek en de beweri®» van den heer Wintgens bestreed, dat Nederland over 0 gronden in lndië niet vrijelijk zou mogen beschikk0"' Hij verwacht van deze wet niet de vernietiging van b°^ cultuurstelsel, omdat hij niet gelooft dat de toepassi®» der wet zoo ruim en zoo uitgestrekt zal wezeu als m°" veronderstelt. Aan den heer Dnllert is op zijn verzoek verlof v°r' leend op een nader te bepalen dag den minister v'"", justitie te interpelleeren over de toepassing der wet t" regeling van de toelating en uitzetting van vreemd0' lingen. Algemeen overzicht. Gelijk wel te vermoeden was, is de aanleiding der thans gelukkig geëindigde onlusten te Birmingb»®" weder te zoeken in de houding van een geestelijke0 wel van den agent eener Londensehe protestantse" vereeniging. Deze, het land doortrekkende, al schelden" en razende tegen hetroomsch catholiek kerkgenootschap' kwam ook te Birmingham en richtte tot het gemeen'" bestuur het verzoek om in Town Hall eenige preek" of lezingen tegen do room.sch catholieken te roog° honden. Dit werd hem echter geweigerd, waarop hij zlJ preekgestoelte vestigde in een houten gebouw en aids" eene rede hield, welke de verbolgenheid der catboliek® in hooge mate opwekte. Dientengevolge ontstond 0 weldra eene botsing tnsschen de protestantsche ijvera»' en de catholieken, waarbij de stad in staat van volslag" oproer verkeerde, verscheidene woningen en gebou*'"^ geplunderd en vernield, en een aantal personen g6"*0^ of gekwetst werden. Wat er van den aanstoker van alles geworden is, blijkt niet; ware hij als slacbtoö gevallen van het oproer, het zou eene vergelding geweest voor zijne handelwijze, zoo in strijd met" waarachtige beschaving en humaniteit. Trouwens, <°.i vergete niet dat meestal de grootste verantwoordelijk'10 rust op het bestuur van zulk eene inwendige zendi"»s vereeniging, of hoe men dergelijke inrichtingen an. noemen wil. De ondergeschikte agenten dier vereenig1^ gen zijn meestal slechts de werktuigen der leider» j, opzichters van dergelijke instellingen, bij wiegewoon'J alles behalve humaniteit op den voorgrond staat. ,efl Als vervolg op onze mededeelingen, aangaande staat der onderhandelingen tnsschen Berlijn en KopP e hage, deelen wij mede dat de Deensche regeering, nil ,en weigering om de door Prnisen verlangde waarborg voor de in Noord Sleeswijk gevestigde Duitsclier»^ verleenen, thans eene nieuwe nota heeft ontvang0" Berlijn. Daarin wordt de positieve vraag gesteld zekerheid Denemarken dan zon willen geven tenopz,c der in Sleeswijk na de teruggave gevestigd blijve Duitsche ingezetenen. -je, Het officieus orgaan la France, te Parijs uitkom°.^t verzekert dat de geruchten omtrent eene reis van k°

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 2