middelburgsche COORANT. N°' 95. Zaterdag 1867. 15 Juni. öinncnlcmïï. Editie van Vrijdag avond 8 uren. BEKENDMAKING. °°k' kan on,s!ilan- ^"rgemeester en Wethouders van Kriiinlngen, aken hekend, dat de Hermlsaldaar dit jaar aanvangt e" 22 en eindigt den 28 Juni. Kruiningen, den 12 Juni 1867. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. W. REMBGES, L. B. De Secretaris, D O M I N I C U S. Middelburg 14 Juni. Aan de algemeene beraadslaging in de tweede katner Cr het. wetsontwerp tot verhooging van de traktemen- n dRr inlandsche hoofden is heden een einde gekomen. 0(>r den heer Rochnssen is een amendement voorge- 8strekkende om de afschaffing der heerendiensten 'eel los te maken van den maatregel der traktements- fiooging. ®en door den heer Fransen van de Putte voorgesteld °edement strekt tot gcheele afschaffing der hoeren koten, en daaruit voortvloeiende vermeerdering van 6 'rilktement8verhooging. Vol ^'eens in de Staatscourant van eergisteren mede- tabellen zijn in 1866 als landverhuizers over j u't Nederland vertrokken 3205 personen (tegen 1681 jft ^®ü5), waarvan 501 uit deze provincie (tegen 316 in zijnde 167 hoofden van gezinnen en op zich zelf 'atide personen (tegen 121 in 1865) met 83 vrouwen 251 kinderen. Van de genoemde 167 hoofden van binnen waren 5 welgestehlen, 115 mingegoeden en ^ehoeftigen; 35 hunner (tegen 24 in 1865) waren meer Onder in de hoofdelijke omslagen beschreien. A's beroepen dier 167 hoofden worden opgegeven ais st: 1 apotheker; 95 arbeiders, arbeidsters en dagloon- V ;si 3 brood en koekbakkers; 7 dienstboden en 'enden; 1 dijkwerker; 1 herbergier; 3 kleermakers; ^0opman; 1 koperslager; 1 kuiper; 12 landbouwers en g echts; 1 naaister; 1 schaapherder; 1 sclieepstakulaar; gS<j''ilders;4schippersen varensgezellen; 1 schoenmaker; j a8ers; 5 timmerlieden2 wagonmakers; 9werklieden; lnke'ier en 8 zonder beroep, fed °'stins opgaven der gemeentebesturen zijn de bil ?rSn van ver,rek van ®tei'K®noemde 167 hoofden: Vati ,0t verke,er'n£f van bestaan; bij 1 achteruitgang bil /'Hken; bij 7 het volgen van familiebetrekkingen en Wegens familieoneenigheden. ^choleralijder te Zaandam, waarvan wij in ons vorig hebben melding gemaakt, is herstellende. tD..f ®taatscourant bevat het rapport van den raad van Ót| cbt op de spoorwegdiensten, betreffende het laatste der °P den Rijnspoorweg. Daaruit blijkt dat het 'oest. n'et 's 'oe te schrijven aan den slechten van bet hout der dwarsleggers, maar hoogst- gr0'8c''!i"lijk aan de uitzetting der rails tengevolge der ervu'-3 Wiu'inte, welk denkbeeld o. a. ook op grond zijner der Podcetd wordt door den heer Waldorp, ingenieur rej,?'aa'89poorwegen. liet vermolmde hout, waarvan door h0lu"er8 gewag is gemaakt, is het spint; maarniet het W0r(jt''e'k Als medewerkende oorza k der uitzetting dat i d0Or du commissie gewezen op de omstandigheid, bi* -^"UJUIIOOIÜ fiO"V«Vii «jy V.W w...o.u„u.f;„v.u, ('0e ;1 bele sporen, gelijk hier, de treinen slechts boe r"c'"'nS volgen en daardoor opschuiving der rails, tahpor re'ïe"d Pubiiek zal nu waarschijnlijk met dit «chter We' ,evfeden moeten zijn. Hoe weinig waarde tappornaan ïn'k ecn stuk te hechten valt, blijkt uit het vgn zfH. Het onderzoek is opgedragen aan den raad d«a sPuorwe6diensten. Deze beeft door 'zitter en een der leden, vergezeld van den alge- meenen opziener op het stoomwezen, aan die opdracht laten voldoen. En nu verklaart de raad van toezicht dat er „geene redenen bestaau, die bem zouden nopen terug te komen op hetgeen door hem is vermeld in het drie- maandelijksch verslag, dat vooreen goed onderhond van den Rijnspoorweg en alle daartoe behoorende werken en gebouwen op zeer bevredigende wijze wordt zorg ge dragen." Ware nu het laatste onderzoek anders uitge vallen dan zon alzoo de raad van toezicht hebben erkend dat zijn laatste driemaandelijksch verslag onjuist was geweest. Om aan den raad dergelijke eventneele onaan gename positie te besparen had men liever het onderzoek aan meer onpartijdige deskundigen moeten opdragen. Daarin zou het reizend publiek ook beteren waarborg hebben gevonden, Do Staatscourant van gisteren bevat het koninklijk besluit, waarbij worden goedgekeurd de in hetzelfde nommer opgenomen statuten der scherpschutters-ver- eeniging van 's Gravenhage, welke vereeuiging mitsdien als rechtspersoon is erkend. Benoemingen en besluiten. eerktbekknen. Verleend als blijk van Zr. Ms. goed keuring en tevredenheid de bronzen medaille en een loffelijk getuigschrift aan J. G. Barth, adjudant onder officier van het leger in Nederlandsch Indië, wegens het met lovensgevaar redden van een fuselier uitdeBarito- rivier (Bandjermasin) op den 14 Januari 1867. belastingen enz. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen te 's Gravesande c. a. de heer W. P. Kouwenhoven, thans in dezelfde betrekking te Charlois c. a. postkantoren. Benoemd tot directeur van het post kantoor te Texel de heer J. Hoek Bent, thans directeur van het postkantoor te Steenwijk, en te Steenwijk de heer R. A. Belmer, thans geagreëerde klerk op het post kantoor te Bommel. ministerieels departementen. Benoemd tot com mies bij het departement van finauciën de heer H. J.Larn- merink, thans eerste commies ter provinciale directie der directe belasiingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen in Zuid Holland. leger. BeDoemd bij het wapen der infanterie, bij bet 8e regiment, tot kapitein 3e klasse (naar ouderdom van rang) de lo luitenant-adjudant A. P. Scheltus van het regiment grenadiers en jagers. Benoemd tot 2en luitenant kwartiermeester bij het 3a regement infanterie den sergeant E. H. I. Jausen, van het korps. Den tang van generaal majoor verleend aan den kolo nel C. N. Peperkamp, destijds kommandant van het 6e regement infanterie, die op zijne aanvrage op pensioen is gesteld. Marine en leger. De luitenant ter zee 2e klasse H. J. van der Mandele wordt, met den 21 dezer, geplaatst in de rol van Zr. Ms. wachtschip te Amsterdam. *Tot chefs van den staf zijn benoemd: in de le mili taire afdeeling, de majoor J. V. D. Dittlinger; in de 2e, de kapitein II. J. W. Westenberg; in de 3e, de majoor H. J. Enderlein; in de 4e, de majoor J. Schuurman. Tot adjunct-chefs en waarnemende adjudanten zijn benoemd: in de le militaire afdeeling, de kapitein J. M. A. van Hellenberg Hubar; in de 2e, de kapitein M. J. Noltbenius de Man; in de 3e, de kapitein W. Roloff, en in de 4e, de kapitein A. J. W. van der Scbrieck, allen van den generalen staf. Bij koninklijk besluit van 5 Mei 1867 no. 27, rege lende bet rechtsgebied der militaire auditiën en auditeurs ten gevolge der opheffing van drie militaire afdeelingen, is bepaald: 2. „De plaatselijke of garnizoenskommandanten in de respectieve hoofdplaatsen der militaire audiciën fungee- rende, vervullen de func'iën bij art. 129derrechtspleging bij de landmacht aangewezen." Krachtens dat artikel gelasten de garnizoenskomman danten in die hoofdplaatsen thans het houden van krijgs raad naafloop der informatiën in eene zaak en geschiedt dit niet meer door de bevelhebbers in de militaire afdeelingen. Wij verbeteren door deze mededeeÜDg een minder juiste opgave van ons vorig nommer. Rechtszaken. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft heden uitspraak gedi.an in de jl. Zaterdag behandelde zaak van Pieter Gerrit de Looze, oud 61 jaren, schrijver, en Rozetta de Wolf, oud 47 jaren, weduwe van A. Roskam, arbeid ster, beiden geboren en laatst wonende te Zierikzee, thans alhier gedetineerd, beschuldigd: de eerste van, valscbheid, gepleegd in een onderhandse!) geschrift; de tweede: 1. van medeplichtigheid aan die valschbeid, 2. van het desbewust gebruik maken van dat vaische stuk, en 3. van oplichting. Het hof heeft bij zijn arrest aangenomen dat. het als oplichting geqnalificeerd en aan de tweede beschuldigde ten laste gelegde feit noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding is, en die beschuldigde mitsdien ten aanzien van dat punt, op grond van art. 210 van het wetboek van strafvordering, van alle rechtsvervolging ontslagen. Overigens heeft het de beide beschuldigden aan de, bun ten laste gelegde feiten schuldig verklaard, onder aanneming evenwel van het geringe toegebrachte nadeel en voor wat den eersten betreft bovendien van bet wei nige voordeel, hetwelk hij door het plegen der daad genoten heeft, als verzachtende omstandigheden. Met toepassing der art. 147, 150, 151, 164, 59 en 60 van het wetboek van strafrecht, art. 9 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad no. 102)art. 207 van het wetboek van straf vordering en art. 1 der wet van 22 April 1864 (Staatsblad no. 29) heeft het deQ eersten beschuldigde veroordeeld toteenecorrectioneele gevangenisstraf van acht maanden, benevens eene geldboete van 50, en de tweede beschul digde tot eene correctioneele gevangenisstraf van drie jaren en twee geldboeten, elk van f 50, alsmede in de kosten van het geding. Het provinciaal gerechtshof in Noord-Holland heeft jl. Dinsdag de behandeling voortgezet der zaak van C. Visser, J. Brouwer, vrouw van A. van den Bosch, en Jan Kooij, beschuldigden ter zake van de bekende te Velzon plaats gehad' hebbende ongeregeldheden. De advocaat generaal mr. J. Spoor heeft vrijspraak van den eersten beschul digde gevraagd, als zijnde diens schuld niet wettig be wezen. Overigens requireerde bij schuldigverklaring der beide overige beschuldigden en veroordeeling van J. Brouwer tot de straf des doods en van J. Kooij tot zes maanden correctioneele gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan. Bij de adstructie van zijn requisitoir betoogde de advocaat-generaal onder anderen, dat moedwillige brand stichting had plaats gehad, waarbij gevaar voor menschen- levens was te voorzien. Zijns insziens doet het echter niets af te onderzoeken of de officier van justitie te Haarlem al of niet vergunning tot het in brand steken van het verblijf van John Mars, op Wijkeroog, had ge geven met het doel dezen daardoor in handen der justitie te doen komen. Gesteld toch dat de officier die order had gegeven (hetgeen niet bleek), dan hadden ze'.ts zijne onderhoorigen daaraan niet inogen gehoorzamen, ver mits de wet wel toelaat, dat de onderhoorigen op hooger bevel op Mars schoten, maar niet dat zij op hooger bevel zijne eigendommen in brand staken, zoodat de beschul digden deswege in geen geval van strafschuldigheid konden worden vrijgepleit, en dat te minder, omdat zij niet als onderhoorigen hadden gehandeld. De Arnberascbe courant zegt hieromtrent het volgende: „De advocaat generaal heeft volkomen recht: maar tot welke straf de vrouw ook veroordeeld wordt, in het oog van elk verstandig man rust hare schuld toch op den overheidspersoon, zoo dezo haar tot de misdaad aanzette. De mindere klasse kent de wet niet, en wanneer een officier van justitie beveelt dat een huis in brand moet worden gestoken, zullen 999 van de 1000 personen meenen dat zij hun plicht, of althans geen kwaad doen, wanneer zij aan dat bevel gehoorzamen. De overheidspersoon eohter, die zoodanig bevel geeft, waarvan de uitvoering

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1