zou onderzoeken ofBasje Salomon van der Minden,op wier
nalatenschap zij meende te mogen rekenen, al of niet te
Meppel woonde. Daarop heeft zij geen antwoord ontvan
gen, docb later is haar door de vrouw des eersten be
schuldigden het genoemde stuk, als brief gevouwen, ter
hand gesteld, waarvoor f 3 loon werd gevraagd, hoezeer
zy slechts f 1 daarvoor heeft betaald, onder belofte het
overige later te zullen geven. Zij zeide in de meening te
hebben verkeerd dat dit stuk, als resultaat van het inge
steld onderzoek, uit Meppel afkomstig was en niet te heb
ben geweten dat het valsch was, tot bewijs waarvan zij aan
voerde dat zij anders het stuk niet aan iedereen zou ver
toond hebben. De naam van den notaris zou door haar
tegen den eersten beschnldigde niet eens zijn genoemd.
Ook haar werden verschillende bezwaren voorgehou
den zij hield echter vol dat zij niet heeft geweten dat
het stuk valsch was. De ontvangst en hare pogingen tot
het ontvangen van goederen en geldswaarden op vertoon
van het stuk werd echter door haar bekend.
De eerste beschuldigde bleef bij zijne straks gedane
opgave en verzekerde dat hij door de tweede beschul
digde niet verzocht is naar Meppel te schrijven en hij
haar niet f 3 gevraagd, maar zij hem 1 aangeboden
heeft, een punt dat, bij het volharden der tweede be
schnldigde bij hare opgave, niet tot klaarheid is gebracht.
De advocaat generaal achtte de ten laste gelegde feiten
wettig en overtuigend bewezen. Bij de adstructie van
zijn te nemen requisitoir gaf hij rekenschap van de
gronden waarop naar zijne meening dat bewijs steunt.
Hij wees er op, dat aan de valschheid van het stuk en de
daarop geplaatste handteekeningen niet te twijfelen
valt, dat de mogelijkheid van benadeeling een der
vereischten voor het ten laste gelegde misdrijf heeft
bestaan en dat die benadeeling werkelijk heeft plaats
gehad. De vraag, of de eerste beschuldigde met boos
opzet heeft gehandeld, beantwoordde hij, naar aanleiding
vau het resultaat van het gehouden onderzoek, mede
bevestigend, zoodat de opgave van dien beschuldigde,
dat hij in onnadenkendheid en achteloosheid zon hebben
gehandeld, zijns inziens niet aannemelijk is. Evenzeer
achtte hij het na het gehouden onderzoek buiten twgfel
dat ook de tweede beschuldigde met boos opzet is te
werk gegaan. Na te hebben opgemerkt dat hij bij zijn te
nemen requisitoir voor het des bewust gebruik maken
van het valsche stuk slechts éene geldboete zou vragen,
omdat er slechts van éen stuk bij verschillende personen
is gebruik gemaakt, requireerde hij op grond der
aitt.147,150,151, 164,59, 60 en 405 van het wetboek van
strafrecht, art.207 van dat van strafvorderingen art. 1 der
wet van 22 April 1864, .Staatsblad no. 29) dat de
beschuldigden door het hof zullen worden schuldig
verklaard: de eerste aan valschheid, gepleegd ineen
onderhandsch geschrift; de tweede aan medeplichtigheid
aan die valschheid, het deshewnst gebruik maken van
dat valsche stuk en aan oplichting; en hunne veroordee
ling tot. tuchthnistraf voor een door bet hof te bepalen
tijd, doch van niet minder dan vijf en niet langer dan
tien achtereenvolgende jaren; de eerste beschuldigde
bovendien in eene geldboete van f 50 en de tweede in
twee geldboeten,ieder van ƒ5Oen éene van ƒ25, alsmede
in de kosten van het geding, met bevel dat een extract
uit 's hofs uit te spreken veroordeelend arrest zal worden
gedrukt en aangeplakt te Middelburg, Kerkwerve en
Zierikzee op de daartoe gebruikelijke plaatsen en met
bepaling dut de geldboeten bij niet betaling binnen twee
maanden na aanmaning zullen vervangen worden door
gevangenisstraf van twee tot zeven dagen voor elke boete.
De verdediger mr. M. H. van Diggelen, die omtrent
de feiten het stilzwijgen meende te kunnen bewaren,
gaf zijne bevreemding te kennen dat, lettende op den
inhoud van het geïncrimineerde stuk, iemand daaraan
eenige waarde heeft kunnen toekennen. De vraag of
de eerste beschuldigde, die dat stuk geschreven heeft,
zich daardoor heeft schuldig gemaakt aan strafbare
valschheid in een onderhandsch geschrift, beantwoord
de hij ontkennend: slechts éen der drie door de wet
gevorderde vereischten is zijns inziens hier aanwezig,
namelgk verkorting der waarheid, terwijl de
beide overigen: het bed r iegelijk oogmerk en de
mogelijkheid van nadeel voor anderen ont
breken. Hij betoogde dat het stuk geen de minste waarde
bezit, dat het slechts eene bloote verklaring van eene
verwachte erfenis inhoudt, en dat uit den aard van het
geschrift geen mogelijkheid tot benadeeling van anderen
kon ontstaan. Daar de eerste beschuldigde zich naar
zijne meening alzoo slechts aan eene hoogst onzede
lijke handeling, maar niet aan strafbare poging tot
valschheid heeft schuldig gemaakt, concludeerde hij ten
zijnen aanzien tot ontslag van rechtsvervolging.
Wat de tweede beschuldigde aangaat, zette hij als zijn
gevoelen hoofdzakelijk uiteen, dat uit het door den eersten
beschuldigde geschreven stuk voor haar nimmer rechten
konden geboren of benadeeling van anderen veroorzaakt
worden. Toegevende dat zij van het stuk gebruik heeft
gemaakt, heeft hierdoor zijns inziens alleen oplichting
plaats gehad, doch niet zoodanige als bij art. 405 van het
wetboek van strafrecht wordt strafbaar gesteld, zijnde
het vertoonen van het stuk de eenige aangewende
kunstgreep geweest tot verkrijging van geld- en gelds
waarden. Het geleden nadeel is alleen door de lichtge-
loovigheid der benadeelden ontstaan en deze, die meest
allen gewoon zijn zaken te doen, hebben voor hnune
lichtgeloovigheid zijns inziens hun verdiend loon, ook
al is de handeling der tweede beschuldigde voorzeker
zeer slecht. Op grond van een eD ander concludeerde
hij hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot
vrijspraak.
De beschuldigden verzochten ten slotte eene genadige
straf.
De uitspraak is bepaald op aanstaanden Vrijdag, des
voormiddags te tien uren.
Jl. Woensdag is door de arroudissements rechtbank
(derde kamer) te Amsterdam uitspraak gedaan in de
zaak van het openbaar ministerie tegen een schutter,
beklaagd van zich bij gelegenheid van 's konings ver
jaardag op de publieke straat te hebben vertoond in
korporaals uniform. Het openbaar ministerie requireerde
tegen hem, ter zake dier aanmatiging, eene cellulaire
gevangenisstraf van eene maand. De beklaagde voerde
ter zijner verdediging aan, dat hij de bewuste uniform
van zijn korporaal zelf had gekregen en deze, zijn
meerdere in rang, hem daartoe de vergunning had gege
ven, zoodat hij niet strafschuldig was. De rechtbank
verwierp deze verdediging, doch nam als verzachtende
omstandigheid aan, dat de bedoeling des beklaagden
alleen was een feest bij te wonen, aan de onderofficieren
in de zaal van het Park gegeven, en waarop hij in
schutters-uniform geen toegang had. Hg werd mitsdien
tot eene cellulaire gevangenisstraf van drie dagen ver
oordeeld.
Gemengde berichten.
Vrijdagochtend is in de Grieksche kapel te 'sHage
een plechtig Te deura gevierd tot dankzegging voor de
gelukkige redding van Z. M. den keizer aller Russen, by
den aanslag op hem gepleegd. Die plechtigheid werd
bijgewoond door al de leden van het corps diplomatiqne
met hunne dames, zoowel als door de Russische onder
danen, die zich in de residentie bevinden,
The Times zegt gemachtigd te zijn, om het onlangs
door andere bladen medegedeelde bericht, dat de konin
gin van Engeland gelden beschikbaar had gesteld voor
het oprichten van een hospitaal voor herstellende zieken,
tegen te spreken.
Eene geheele kolom van the Times is gevuld met
klachten van personen, die Maandag middag, terwijl
eene afdeeling troepen door de stad marcheerde, door de
hen vergezellende menigte gauwdieven op de oube-
schaamdste wijze en met geweld van hunne horloges en
andere zaken zijn beroofd. Ook andere bladen vestigen
de aandacht op die geweldenarijen, en doen opmerken,
dat het niet zeer pleit voor de Londensche politie, dat
dergelijke feiten plaats hebben op het midden van den
dag en in druk bezochte straten, zooals Pall Mali. „De
waarheid schijnt te zgn (zegt de Globe), dat elke om
standigheid, welke het drukke verkeer van de hoofdstad
op een gegeven punt toevallig vermeerdert, de krachten
der politie tekort doet schieten."
In geenen deele ontmoedigd of afgeschrikt door
den voortgang van den tunnel onder den Mont Cenis,
gaan de ondernemers van den spoorweg over dien berg
onvermoeid voort met het uitvoeren van hun plan en zijn
de voltooiing daarvan tamelijk nabij. Onlangs heeft de
prefect van Savoye, ambtshalve, het gedeelte van den
Mont-Cenis-spoorweg, dat aan St. Michel grenst, geïn
specteerd. Op den 1 Juli a. zal de sectie van Lanslebourg
naar Sura voor het verkeer gereed zijn, terwijl die vau
St. Michel naar Lanslebourg in September a. zal worden
geopend. Laatstgenoemd gedeelte heeft belangrjke
schade geleden door de overstrooming van 1866. In
September a. zal met de sectie St. Michel de geheele
Mont-Cenis-spoorweg gereed zijn, en zal de reis van
Parijs naar Turin in 22 uren kunnen worden afgelegd.
Op last of met vergunning van de regeering der
Vereenigde Staten is het dagboek van Wilkes Booth,
den moordenaar van den president Lincoln, openbaar
gemaakt. Uit de verzameling van losse volzinnen, waar
uit dat geschrift bestaat, schijnt opgemaakt te kunnen
worden, dat Booth geen persooulijken wrok jegens zijn
slachtoffer voedde en dat hij geheel meende te handelen
in het belang van zijn vaderland. Zichzelven bij Brntns
en Willem Teil vergelijkende, zegt hij o. a.: „Mgne daad
was zuiverder dan de hunne geweest is. De eene hoopte
groot te worden de andere had niet alleen de grieve®
van zijn land, maar ook zijne eigene te wreken. Ik ver
wachtte geen voordeel. Ik bad geen persoonlijke ver
ongelijking ondergaan." Later schijnt hij in tvvijf®1
geraakt te zijn omtrent het onschuldige zijner handel
wijze. „Ik vuurde en trof (schrijft hij) ten behoeve va®
mijn land; reu land, dat zuchtte onder zijne verdrukkin?
en om het einde daarvan smeekte. En toch, hoe koel
word ik nu behandeld! God kan mij geeno vergiflfi'®19
schenken, indien ik kwaad heb gedaan. Toch kan
mijne schuld niet inzien; tenzg het schuldig is, ee®
ontaard volk te dienen. Voor mijn land heb ik alle3 wat
het leven zoet en veilig maakt opgeofferd, en ik hen
zeker, dat er in den hemel geene vergiffenis voor mij 19
nu de menschen mij zoo gestreng veroordeelen."
Bij het meten van stoffen bestaat vrij algemeen bet
misbruik, daartoe de afgeschafte oude el te bezige®-
Hoewel gewoonlijk de Ned.el (ingevoerd bij Zr.Ms. besluit
van 25 Juli 18L9, Staatsblad no. 40) in den winkel of i®
het. magazijn behoorlijk herijkt, voorhanden is, word'
feitelijk volgens oude lengte-eenheid gemeten en prij9
berekend, hetzij door gebruik te uiaken van de wettig®
indeeling en alsdan p. m. 68 Ned. duim voor een oude
te nemen, hetzij door 't plaatsen van teekens op de Ne®-
ellemaat., aanwijzende de oude el met de „verreis." Jare®
lang zijn deze misbruiken geduld en oogluikend toege'
laten; doch nu er wat meer sympathie ontluikt voor bet
metriek stelsel en de aandacht door de dagbladen op dez®
wetsovertredingen gevestigd is, zijn eenige der bedoelde
handelingen ter kennis van den rechter gebracht. Zo®
vindt men in het Weekblad van het Regt van 1 April j'-»
no. 2882, een vonnis van den kantonrechter te Zaandam*
waarbij een koopman krachtens het wetboek van straf
recht tot geldboete veroordeeld is, „als hebbende op een®
openbare verkooping eene Ned. el op zoodanige wijf®
ingericht, dat dezelve eene oude Amsterdamsche el gewor
den is, en dat hij dezelveals zoodanig heeft gebruikt." Ook
te Amsterdam zijn onlange enkele vervolgingen ingesteld
tegen winkeliers, bij welae Nederl. ellen voorhanden zij®
gevonden, waarop door teekens oude afgeschafte elle®
en onderdeelen waren aangewezen.
De heer J. A. Alberdingk Thijm heeft dezer dage®
een prachtigen koop gedaan. Men bood hem voor een®
betrekkelijk geringe som eenige autografen van Bilder-
dijk aan. Ofschoon hij meende dat het slechts enkel®
reeds lang in het licht gegeven verzen of brieven ware®)
nam hij het voorstel aan. Men stelle zich zijne verbazin?
en vreugde voor, toen hij in plaats daarvan, in het groot®
pakket, dat hem uit 's Gravenhage werd toegezonden)
verscheidene onuitgegeven ontwerpen van treurspele®
en andere dramatische gedichten, benevens eenig®
ongedrukte voorberichten ontdekte. Eene andere bela®'
rijke tot nu toe onbekend gebleven bijdrage tot
de kennis van den taalgeleerde Bilderdijk vindt men t®
zijne aanhalingen (uit de werken van uitheemscb®
schrijvers), welke mede in deze autografen-verzameli®?
worden aangetroffen. Deze aanhalingen heeft hij op
kleine reepjes papier geschreven en zijn in bijna
denkbaretalen vervat, van het Duitsch,Fransch,Engclscb'
Spaansch, Italiaansch, Grieksch en Latijn af, tot aan b®'
Arabisch,hetTurksch,hetChaldeeuwschen het Sanskriet-
Arnhcour.)
Iu een spoorweg-rijtuig der 3e klasse van een def
treinen, die jl. Woensdag namiddag van Parijs na®r
Dyon vertrok, had een verschrikkelijk tooneel plaat9
in de nabijheid van het station van Blaisy. Onder d®
talrijke reizigers, die in dezen wagen zaten, bevonde®
zich drie vreemdelingen, naar men onderstelde Vlam'®'
gen. Te elf uren heerschte er eene volkome®®
stilte in den wagen; allen sliepen of zochten den slaap-
Plotseling echter staat een der vreemdelingen op ®D
werpt zich woedend op zijne roedereizigers, die hij si®9
en bijt. Hierop greep eene schromelijke verwarri®^
plaats. Ieder begreep met een krankzinnige te doen
hebben, en men trachtte zich te verbergen, in pi»1'
van den ongelukkige, die geweldig tierende en razen®
steeds verschrikkelijker te werk ging, zooveel moge'ii
tekeer te gaan. Zijne medereizigers waren zóo v'®r
schrikt, dat twee hunner de portieren openden en °P
het plankier langs bet spoorweg-rijtuig eene schuilpla®
zochten. Eindelijk toonde een zouaaf meer moed d®
de overigen; hij pakte den krankzinnige aan en tracht
hem op den grond te werpen. Zijn tegenstander n
wel zeer sterk, maar eindelijk slaagde bij er toch in
niettegenstaande hij ernstig gebeten was, den kr®n
zinnige buiten het portier te werpen, zoodat de o®«
lukkige op den weg terecht kwam. Men weet
nog niet wat er van hem geworden is. De reiz'?
kwamen in een gehavenden toestand te Dyon aan, w®
hunne wonden verbonden werden.
Dezer dagen is te Parijs voor de civiele kamer
het gerechtshof der Seine eene zaak behandeld, wa®rv