landsvermogen te doen storten in de Pruisische staats kas. Ook dat plan behoort te worden tegengewerkt; want het is rechtvaardig en billijk, dat de bedoelde kapitalen het land Hessen als provinciaal vermogen ten goede komen." Een tiental dagen geleden verliet een veertien jarige knaap, de zoon van een predikant, te Leiden, de ouderlijke woning, zonder dat men wist waarheen hij zich begeven had, ofschoon men vermoedde dat hij New-Tork als het doel zijner reis had uitgezocht. In de laatste dagen der vorige week ontving zijne familie bericht dat hij in goeden welstand te Liverpool was aangekomen. Een plan om hem daar te doen aanhouden heeft hij echter tijdig weten te verhinderen, daar hij na slechts éen dag oponthoud de reis naar New-York heeft voortgezet. Alvorens zijne bedroefde ouders te verlaten heeft hij zich van het noodige reisgeld weten te voorzien. Te Wiesbaden is men nog altijd in spanning over de beslissing omtrent het voortbestaan der speelbank. In eene correspondentie uit die stad komt het beweren voor, dat niet zoozeer de burgerij bet verdwijnen van die bron van inkomst betreuren zou, als wel de bezitters van actiën, welke (volgens dien correspondent) hoofd zakelijk in handen van hooggeplaatste personen zijn. Dit zou dan ook in de voormalige Nassausche kamers bij zekere gelegenheid door een onhoffelijk lid ronduit verweten zijn aan een minister, toen deze voor het speelbank-gezelschap eene gunstige uitzondering op het algemeen belastingstelsel in bescherming nam. Thans schijnt het in overweging te zijn, de speel-inrichtingen te Wiesbaden, Ems, Nauheim, Homburg enz. nog eenige jaren te laten bestaan, om den bezitters van aandeelen de gelegenheid te geven, door jaarlijksche winsten hun eigendom te amortiseeren. De minister van justitie zou te vergeefs hebben aangedrongen op oogenblikkelijke sluiting der speelzalen, en wel eenvoudig op grond van het artikel der Pruisische wet, dat het hazardspel verbiedt. Welke groote veranderingen onze aarde in den loop der tijden ondergaan heeft, blijkt onder anderen uit de ontdekking in eene steenkolenmijn in Engeland, Coates Park Colliery, gedaan. Uit een aantal ontwijfel bare teekens heeft men de overtuiging bekomen, dat daar ter plaatse eenmaal eene reusachtige, snel stroo- mende rivier bestond; het bed van dezen stroom ligt thans p. m. 160 voeten onder den beganen grond. Te Brody in Duitschland is Donderdag avond der vorige week een brand uitgebroken, dien men den vol genden dag is meester geworden: 200 huizen werden vernield en 10 personen verloren daarbij het leven. Uit Parijs schrijft men van den 25 dezer: Gisteren avond te 11 uren steeg de thermometer tot op 3 graden boven, en te 2 uren viel hij tot op twee graden onder het vriespunt. In dezen nacht zijn de verwoestingen van de Mal rousse, die sedert drie weken heerschte, aanmerke lijk vermeerderd. Er woei een noordoostenwind, en de lncht was helder. Toen de zon opging, was alles met ijs bedekt. De erwten, die in bloei stonden, zijn geheel weg, zoodat zij op nieuw geplant moeten worden. Ook de wijn bergen hebben zóóveel geleden, dat nu reeds de helft van den oogst verloren is. De bloemen zijn schier allen geheel zwart. Ook de roggevelden hebben zwaar geleden. - In Amerika heeft de weersgesteldheid, even als in vele gedeelten van Europa, plotseling eene buitengemeene verkoeling ondergaan. Te New-York heeft het den 2 Mei gesneeuwd en den 5en sterk gevroren. Uit den staat Ohio wordt gemeld, dat het water in de stroomen aldaar met eene ijskorst van eene vierde gedeelte van een duim bedekt lag. Een zonderlinge zelfmoord hadden 18en te Konings bergen plaats. De doodgraver van het Altrossgartsche kerkhof, een 83jarig grijsaard, schoot zich dood om te voorkomen dat zijn lijk elders begraven werd dan op het kerkhof waar hij zijn leven lang had dienst gedaan. De gemeente toch had besloten om dit kerkhof te sluiten en eerlang de lijken op een ander nieuw aangelegd kerk hof te doen begraven. De oude man heeft, vóór daarmede een aanvang werd gemaakt, zich van het leven beroofd. Men verzekert,dat de beroemde Franschechirurgijn dr. Nélaton tot senator zal worden benoemd. Men schrijft deze hooge gunst toe aan de tevredenheid des keizers over de wijze, waarop de heer Nélaton den keizerlijken prins heeft behandeld. Als een voorbeeld van spaarzucht wordt gemeld, dat jl. Vrijdag te Harlingen eene weduwe overleden is, die sedert geruimen tijd wekelijks ondersteuning ontving van de armvoogden en die als erfenis voor hare kinderen heeft nagelaten, behalve een paar stukken bont, het meel en spek haar met nieuwjaar uitgereikt en ƒ711 aan geld. Een en ander werd gevonden in een oude kist, na haar dood opengemaakt. Eenige dagen voor haren dood ont ving ze nog van de armvoogden een bed en dekens, omdat het mensch oogenschijnlijk aan alles gebrek had. Bnrgerlijke stand. Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den 26 dezer: F. A. Arnoldus, jm. 25 j. met A. M. Keersema- ker,jd. 28 j. C. Schout, jm. 47 j. met A. Cornelissen, wed. 51 j. J. J. Macbgeels, jm. 26 j. met A. P. Donselaar, jd. 26 j. A. F. Spencer Naef, 34 j. met A. H. S. Snonck Hur- gronje, jd. 20 j. J. A. van Oppen, weduwn. 54 j. met C. P. Remijn, jd. 38 j. (Van 18 tot 25 Mei.) ViiissiNGEN. Gehuwd: A. Schout Velthnijs, jm. 29 j. met J. Rekkers, jd. 27 j. C. Cortleve, weduwn. van J.C.E. Snijder, 33 j. met F. F. C. Wisse, jd. 23 j. BevallenS. J. P. Bernard, geb. van den Bovenkamp, d. M. W. J. E. van der Os, geb. Vader, d. H. Fou, geb, Zwart, z. M. J. van Rosmalen, geb. de Puy, z. A. M. Toe- baerts, geb. Janssen, z. Overleden: K. Goedel, jd. 60 j. M. E. Graff, wed. van M. Verbergt, 64 j. Goes. Bevallen: T. Glerum, geb. Verheule, d. R. Vel- leman, geb. Huisman, d. J. Otte, geb. Reijnhoud, d. M. M. van der Mark, geb. Engelblik, z. en d. (tweel.) J. Dekker, geb. de Jonge, d. M. Koen, geb. Remijn, z. (levenl.) T. P. Botbijl, geb. van Loo, z. (levenl.) Overleden: P. J. C. Thomson, jm. 61 j. M. Franken, z. 13 j. Ziekikzee. Gehuwd: H. J. Koevoets, jm. 22 j. met A. Heijerik, jd. 23 j. Bevallen J. C. Wetting, geb. van Oorschot, z. P. van den Houten, geb. Sijrier, d. N. Manui, geb. Graveleijn, d. W. C. Guinée, geb. Schouten, z. P. J. Verkaart, geb. Vingerhoed, d. W. den Boer, geb. Boot, z. (levenl.) M. C. Appels, geb. Rombouts, d. OverledenJ. S. van den Ende, d. 9 m. J. Douw, z. 6 j. J. Metselaar, d. 8 j. C. Hoeder, z. 8 m. Verkoopingen en aanbestedingen. Gisteren is te Vlissingen ten verkoop aangeboden het logement „de Ruiter", staande op den Nienwendijk aldaar. Ingehouden op f 2256. Tliermometcrstand. 27 Mei. 's av. 11 u. 54 gr. 28 'smorg.7u.59gr.'smidd.lu.69gr.'sav.llu.59gr. 29 'smorg.7u.63 's midd. 1 u. 79 gr. Staten-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van Maandag 27 Mei. Voortzetting der discussiën over de aehutterijwet. In den aativaDg der zitting zijn de beraadslagingen voortgezet over het reeds Zaterdag behandelde art. 117 en het daarop voorgesteld amendement van den heer Fokker, betreffende de bekostiging van aanleg der schiet banen. Volgens het regeeringsartikel zouden degemeenten die kosten dragen, behoudens eene bijdrage van het rijk aan die gemeenten welke zulks noodig haddende heer Fokker wilde die kosten geheel ten laste van den staat hebben gebracht. Nadat over heide stelsels nog eene langdurige woorden wisseling was gevoerd, werd bet amendement van den heer Fokker aangenomen met 32 tegen 23 stemmen, en het regeeringsartikel aldus gewijzigd goedgekeurd. Over art. 118, bepalende de opkomst van de schutterij wanneer dit door den commissaris des konings of den burgemeester wordt bevolen, ontstond eene woorden wisseling tusschen de heeren Godefroi, van Delden en den minister van binnenlandsche zaken, waaruit bleek dat het de bedoeling van dit artikel is, de schutterij alleen te doen opkomen tot het verrichten van die diensten, welke zij volgens art. 118 der grondwet moet praesteeren. Door den heer Pijnappel werd bij de behandeling van art. 119 een poging gewaagd om de schutterij niet te verplichten, telkens bij het uitbarsten van brand dienst te verrichten en om tevens den last van gedurige wapen schouwingen weg te laten. Met dit laatste vereenigde zich de minister, zoodat de gedurige wapenschouwingen over het brandpiket ver vallen. Het eerste denkbeeld van den heer Pijnappel vond echter grooten tegenstand. Zijn amendement werd dan ook met 30 tegen 25 stemmen verworpen, zoodat het be ginsel gehandhaafd is dat een gedeelte der schutterij bij brand dienst moet verrichten. Na aanneming van de artikelen 119—125, werd bij art. 126, op voorstel van de heeren Stieltjes en de Roo, de bepaling opgenomen dat, bij het gezamenlijk optre den van schutterijen met troepen van het leger, bij gelijk heid van rang, diegene het bevel voert, die de meeste dienstjaren als officier telt. Naar aanleiding der bepaling van art. 129 dat, in ge meenten van geringe bevolking, do schutterij van de oefeningen en wapenschouwingen kan worden vrijge laten ontstond eene langdurige discussie, waarbij de heeren de Roo en Stieltjes het denkbeeld voorstonden om het geheele artikel te doen vervallen, vermits zij vreesden dat daardoor de rustende schutterij, die men door dit ontwerp wilde doen ophouden, weder zou her leven. Dit gevoelen werd echter door vele leden be streden, die het noodzakelijke aantoonden van het behoud eener bepaling, die voor het platteland den last der schutterij minder drukkend zou maken. De kamer vereenigde zich tenslotte met het artikel,®9 verwerping van een amendement van den heer Stieltje9 op de redactie van het artikel. Vervolgens werd behandeld een nieuw door de heeren Stieltjes en de Roo voorgesteld artikel, strekkende offl de bevoegdheid te verleenen, ook in tijden van vrede, doch in buitengewone omstandigheden, de schutterij in kampen te doen bijeenkomen. Ook dit voorstel lokte hevige bestrijding uit en werd dan ook door de kamer met aanzienlijke meerderheid verworpen. Hierop zijn de discussiën aangevangen over art. 130, waarbij o. a. bepaald wordt dat, bij mobilisatie der schut terij, afzonderlijke korpsen kunnen worden opgericht. Hiertegen werden dezelfde bezwaren aangevoerd als bij de behandeling van art. 95, waar, in vredestijd, hetzelfde denkbeeld was voorgesteld. De beraadslagingen over dit artikel zullen morgen worden voortgezet. Zitting van Dinsdag 28 Mei. Voortzetting behandeling schutterijwet. (Daar de post ons heden het verslag van onzen pewoneO verslaggever niet heeft aangebracht, ontleenen WÜ het volgende aan de Staatscourant.) De beraadslagingen werden voortgezet over art. 130 (hoofdstuk XII, van den dienst der schutterijen in tijden van gevaar en oorlog). Dit artikel luidde aldus: „In tijden van gevaar en oorlog kunnen de schutterijen, met opneming van de scbutterplichtigen der eerste klasse van oproeping, die tot de reserve zijn overgegaan, geheel of gedeeltelijk tot verdediging des vaderlands opgeroepen en mobiel verklaard worden. „Van schutterkorpsen, waarbij de oefening tijdens bet ontstaan van gevaar of oorlog niet voldoende is, knnuen de schutters die genoegzaam geoefend zijn, bedoeld bij bet derde lid van art. 109, tot op zich zelf staande korp sen vereenigd, en, voor zooveel mogelijk en noodig, van officieren en kaders uit het leger voorzien worden. „De oproeping wordt bevolen en de mobielverklaring geschiedt bij een door ons te nemen, in de Staatscourant en bet Staatsblad te plaatsen besluit." De heer van Delden stelde voor eene nieuwe alinea tnssehen de eerste en tweede te voegen, van den volgen den inhoud: „Is tot het voltallig maken der sterkte, in art. 3 bepaald, de oproeping van alle scbutterplichtigen der eerste klasse, die tot de reserve bebooren, niet noodig, dan geschiedt die oproeping te beginnen met ben, die het laatst tot de reserve zijn overgegaan; bij gelijktijdigen overgang tot de reserve wordt de oudste in jaren het eerst opgeroepen.' De heer de Roo van Alderwerelt deed het voorstel o® de 2e alinea van het regeeringsvoorstel te doen vervallen. De heeren van Heiden Reinestein, van Delden, de Ro® van Alderwerelt, Stieltjes, Storm, van 's Gravesand®, Pijnappel, Thorbecke, Hardenbroek, J. K. van Goltstein, Godefroi, 's Jacob, Dullert en de ministers van oorlog en van binnenlandsche zaken namen aan de beraadslaging deel. De laatste diende ter tegemoetkoming aan de ge opperde bezwaren eene nieuwe redactie van de 2e alinea in, aldus luidende: „Van schutterkorpsen, waarbij de oefening tijdens bet ontstaan van gevaar of oorlog niet voldoende is, kunnen de ongeoefende schutters tot nadere oefening tijdelijk in afzonderlijke onderdeelen vereenigd worden. „Aan de geoefende korpsen, of onderdeelen van korp sen, worden voor zooveel noodig en mogelijk, officieren en kaders uit het leger toegevoegd." De heer van Delden bracht eene verandering in zijn amendement, zoodat het luidde: „Is tot het voltallig maken der sterkte, in art, 3 bepaald, de oproeping van alle schutterplichtigen der eerst® klasse die tot do reserve bebooren niet noodig, dan ge schiedt die oproeping te beginnen met hen, die in be' laatst voorgaande jaar tot de reserve zijn overgegaan! van ieder jaar wordt de reserve de ondste in jaren be' eerst opgeroepen." De minister van binnenlandsche zaken nam dez® wijziging over om als derde alinea in bet artikel gevoegd te worden, en veranderde nog de door hem gewijzigd9 2e alinea op deze wijze: „De schutters, wier oefening tijdens het ontstaan van gevaar of oorlog niet voldoende is, kunnen bij ieder korp9 tot nadere oefening tijdelijk in afzonderlijke onderdeele" vereenigd worden. Aan de korpsen worden" enz. Nadat de heer de Roo van Alderwerelt zijn amend®' ment had ingetrokken, werd het gewijzigde art. 130 ta° 53 tegen 12 stemmen aangenomen. Art. 131, waarover de heeren van Delden,Pijnapp®1 en de minister van binnenlaadscbe zaken het woord voerden, werd aangenomen gewijzigd in dien zin, dat de eerste alinea achter de woordendereer ste k 1 as werden gevoegd deze: van oproeping: terwijl d0 2e alinea zou luiden: „Is tot het voltallig maken van die sterkte het get9 der sch ntterplich tigen, op de laatst opgemaakte schutter9 rol van iedere klasse voorkomende, ontoereikend, d* worden de schutterplichtigen op de schuttersrollen d® klassen van voorgaande jaren vermeld, opgeroepen, beginnen met die van bet laatst voorgaande jaar, f'19 volgorde van ouderdom in iedere klasse." f De art. 132160 werden achtereenvolgens zo®" beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming g°e gekeurd. Art. 161, luidende: t „De beambten van politie en alle ambtenaren be' met het opsporen van misdrijven, zijn belast met opsporing van hen, die zich op eenigerhande wijze a'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 2