AIlDDELBUtlGSCIIE COl ilAVT BIJVOEGSEL VAN DK van Donderdag 2 Mei 1867. Statcn-gcmeiraal. EERSTE KAMER. Zitting van Maandag 29 April. Voortzetting der beraadslagingen over de begrootingen van marine cn oorlog; aanneming van deze en van de overige hoofd stakken der staatsbegrooting. Nog twee sprekers en de ministers van marine en van oorlog hebben over het defensiewezen het woord gevoerd. De heer Cort Jordens verklaarde zich voor een gecon centreerd verdedigingsstelsel en verlangde opruiming der nuttelooze deelen van de IJsel-vestingen. De heer Messcbert van Vollenboven gaf blijk van zijne ingenomenheid met de regeerings-voordrachten en deed uitkomen dat wij, in de tegenwoordige omstandigheden, zoodanig moeten versterkt zijn, dat wij eene gewapende neutraliteit kunnen handhaven. De regeering moet hierin worden gesteund niet alleen door de volksver tegenwoordiging, maar ook door het geheele volk en tevens door de dagbladschrijvers en publicisten, die wel doordrongen moeten zijn van het groot gevaar, dat zij zouden helpen veroorzaken als zij, hetzij in buitenland- sche, hetzij in binnenlandsche dagbladen, een ander gevoelen voorstonden dan dat van strikte onzijdigheid. De minister van marine verdedigde zich in de eerste plaats tegen bet verwijt van deu heer Fransen van de Putte, alsof hij onzekerheid nopens zijne plannen en zijn stelsel zou hebben laten bestaan. Verder trad de minister in eene verdediging van zijn stelsel en gaf hij te kennen: 1. dat er gemeenschappelijk overleg tusschen hem en den minister van oorlog aanhaugig is omtrent het aantal forten in de positie HelderTexel; 2.dat bepaald is dat voor de marine het Woolwich-kanon van 22\ Ned. duim zal worden aangeschaft; 3. dat wanneer de verdediging te water zich zou moeten bepalen tot onze kusten en onze koloniën, het personeel der zeemacht spoedig gedemoraliseerd en bedorven zou worden; 4. dat bij de begrooting voor 1868 gelden zullen worden aangevraagd voor den aankoop van ijzer en pantserplaten 5. dat de overbrenging der pantserinrichting van Vlissingen naar Amsterdam zal plaats hebben, zoodra alles diiar voor die inrichting gereed zal zijn gemaakt; 6. dat het onraad zaam zou wezen thans te beginnen met het bouwen van een pantserschip te Vlissingen; 7. dat hij niet denkt aan eene actieve zeemacht in dien zin, dat het onze bedoeling zou zijn vloten in zee te zenden, maar dat de aangevraagde gelden dienen voor een materieel, uitslui tend tot kustverdediging; 8. bestreed hij nogmaals het denkbeeld van wettelijke marine-organisatie. De minister van oorlog beantwoordde hierop van zijne zijde de opmerkingen waartoe zijn stelsel had aanleiding gegeven, en kwam ook krachtig op tegen de bewering van den heer Fransen van de Putte, dat zijn stelsel niet duidelijk was omschreven. Hij verdedigde het behoud der IJsellinie, ook ter dekkingeener zoo uoodige retraite onzer troepen en gaf nog te kennen dat er plannen aan hangig waren betreffende de vestingwerken te Deventer, waardoor aan de bezwaren der ingezetenen dier stad zal worden tegemoet gekomen. De beide hoofdstukken van marine en oorlog zijn met algemeene (26) stemmen aangenomen, even als het ontwerp tot aanleg van forten. De begrooting van financiën is na eene korte woorden wisseling tusschen den heer Hartsen en den minister van financiën mede met algemeene stemmen aange nomen. Vóór den aanvang der discussie over de begrooting van koloniën, werden de West Indische begrootingen zonder beraadslaging goedgekeurd. Het debat over de begrooting van koloniën werd slechts gevoerd door de beeren Duymaer van Twist, Messcbert van Vollenhoven, Hartsen en den minister van koloniën. Laaötgenoemde verlangt van het gouvernement oplos- sing der koloniale quaestie en gaf daarbij als zijn gevoelen te kennen: 1. dat aan den Javaan geen grondeigendom moet worden verleend; 2. dat daarentegen de inlander rechten heeft op den grond, welke rechten hem moeten worden verzekerd tegen aanranding van iedereen, zelfs van den staat, die ook van zijn kant rechten op den grond heeft; 3. ook in het belang der particuliere indus- j trie is eigendomstoekenning aan den Javaan niet noodig 4. door art. 56 van het Indisch regeeringsreglcuient is het j cultuurstelsel in zijne grondslagen vernietigd; alleen de cultures zijn blijven bestaan; 5. juicht spreker de intrek king toe van het besluit nopens den afstand der koffie tuinen, maar verlangt hij betere regeling van het plantloon; 6. wil hij regeling van de particuliere indus trie op de gronden van inlanders. De heer Messcbert van Vollenhoven wees op den plicht der regeering om de Indische bevolking te beschaven en op dien van het Nederlandsche volk om die bevolking tot het christendom op te leiden. De heer Hartsen bestreed de stellingen van den eersten spreker en hield vol dat art. 56 juist wil instandhouding in plaats van afschaffing der gouvernementscultures. Overigens meende hij dat er voor de conservatieve partij geene koloniale quaestie bestond, want dat die door het rcgeeringsreglement is opgelost. Hij trad hierbij in eene bestrijding der koloniale liberale partij en wees er op dat zij thans van een conservatief ministerie wilde, wat zij zelve niet heeft kunnen tot stand brengen. Hij acht het de roeping van Nederland Indië te beschouwen als eene bezitting en het daarnaar te regeeren, en verlangt in verband hiermede dat er een krachtig gouvernement zij. In hoever de tegenwoordige minister hier aan vol doet wil hij niet beslissen, maar hij meent toch dat de indiening der wet op de woeste gronden niet had gelegen op den weg van dit ministerie. Ten slotte verlangde hij dat de minister eene bepaalde keuze deed tusschen de beide stelsels op koloniaal gebied. De minister van koloniën verdedigde zich tegen het verwijt van wankelmoedigheid en gaf nopens de wet op de woeste gronden te kennen, dat hij die met vooringe nomenheid had ingediend, omdat zij behoorde tot de nalatenschap van den heer Mijer; 2. behoort eene wet op de uitgifte van woeste gronden in het programma van een conservatief kabinet,omdat art. 60 van het regeerings- reglement niet enkel wil bescherming en aanmoediging der inlandsche, maar ook van de Europeesche nijverheid. Overigens was de minister het eens, dat de Javaan slechts bezitrecht heeft op den grond, doch betwistte hij de verdere stellingen van den heer van Twist, aan zijne explicatie van art. 56 ontleend. De minister wil hand having van het cultuurstelsel. Met den heer van Vollen hoven is hij bet eens dat bet onze roeping is de Javanen voor het christendom vatbaar te maken, maar het gou vernement moet niet de banier van de propaganda ont rollen. Ten slotte verklaarde de minister in zijn beleid deu middelweg te willen behandelen. Ook dit hoofdstuk werd met algemeene stemmen aan genomen even als bet ontwerp tot nadere regeling van het koloniaal batig slot over 1864 en hoofdstuk X (onvoorziene uitgaven). De vergadering is hierop tot nadere bijeenroeping gescheiden. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Zaterdag 27 April. Jaarverslag gemeente en schoolcommissieonteigenen zijkanten wegenverpach ting grasgewas; adres Jvan Os, veeziekte: verordening afkondiging verordeningen; adres C. Hendrikse, verorde ning plaatselijke politie; af- en overschrijvingen; dank- hetuigingkommiezenkohierhoofdelijken omslag; verzoek D. Droukers, duinwaterleiding; goedkeuring lielting ver bruiksbelastingen; mededeeling betrekkelijk schooljonge jufvrouwen vraag betreffende adres spoorweg enz. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren Winkelman, Verknyl Quakkelaar, de Kruyff, de Groof en Tideman. De notulen der laatste twee zittingen worden na voor lezing gearresteerd. De voorzitter legt over het verslag van burgemeester eu wethouders betreffende den toestand der gemeente over het jaar 1866, alsmede het jaarverslag der plaatse lijke schoolcommissie. Eerstgenoemd verslag zal den leden in druk worden toegezonden. Naar aanleiding van een ingekomen schrijven van de gemachtigden tot den aankoop van perceelen ten behoeve der staatsspoorwegen enz., worden burgemeester en wet houders gemachtigd tot overdracht van voor spoorweg en kanaal benoodigde zijkanten van wegen, en zulks tot de daarvoor aangeboden sommen. Deze machtiging werd verleend, nadat de heer Ruysch had te kennen gegeven, dat hij het doelmatig acht hen die met de voor bereidende werkzaamheden voor den spoorweg alhier be last zijn, in alles zooveel mogelijk te vergemakkelijkeu. Op eene door den voorzitter namens burgemeester en wethouders gedane vraag, of de raad de verpachting van een gedeelte grasgewas, dat tot dusver ad 15 'sjaars ondershands aan den stadswerker Walraven werd ge gund, voortaan in het openbaar wil verpachten dan wel voortdurend op dezelfde wijze aan den tegenwoordigen pachter gunnen, wordt tot dit laatste besloten, tot gelij ken pry3 van f 15, voor den tijd van een jaar. De heeren Ruysch en van Uije Pieterse hadden vooraf, in het belang van den daarbij betrokkene en met het oog op den geringen omvang der zaak, tot dit besluit geadvi seerd, waartegen dan ook door niemand bedenkingen werden geoppord. Word t gelezen een adres van den vleeschouwer J. van Os, die te kennen geeft dat bij de verordening betreffende den invoer van varkens die invoer wordt toegestaan uit gemeenten in Zeeland, welke niet gelegen zijn in den kring van wegens de veeziekte verdacht of besmet verklaarde plaatsen, na overlegging van een certificaat van den burgemeester der plaats van herkomst; dat de smetstof zij us inziens evenzeer door varkens als door ander vee kan worden overgebracht; dat bij meent hierop de aandacht te moeten vestigen, alsmede op de bevoorrechting der varkenslachters in dezen boven andere slachters, en hij mitsdien verzoekt dat onder gelijke bepaling evenzeer vrijdom van invoer van kalveren en schapen worde verleend. Dit adres is gesteld geweest in handen der commissie voor de veeziekte, die, volgens mededeeling des voor zitters, adviseert om het van de hand te wijzen. Het verlof tot invoer vau varkens is eene uitzondering en alleen het gevolg van het in dit eiland bestaande gebrek aan varkens, waaraan men ten gerieve der ingezetenen heeft willen tegemoetkomen; dit is niet het geval met kalveren en schapen, waarvan integendeel zulk eene hoeveelheid aanwezig is dat eer uit- dan invoer zou noodig wezen. De heer Pot zegt, dat hij, hoezeer zich plaatsende op het eenmaal door hem ingenomen standpunt en mitsdien in het algemeen voor vrijen uit- en invoer van vee gezind zijnde, tegen het verzoek van den adressant zal stemmen: deze toch zegt zelf dat varkens even goed als ander vee de smetstof kunnen overbrengen en zou dus, door den verlangden invoer, den geheelen veestapel op het spel willen zetten, alleen ten gerieve der slachters en alzoo uit eigenbelang. Het adres, alsnu in omvraag gebracht, wordt met algemeene stemmen van de band gewezen. Aan de orde is de beraadslaging over de verordening betrekkelijk de afkondiging van verordeningen, welke in de vorige zitting is voorgedragen en bij de leden ter inzage is rondgezonden geweest. De heer Hector acht een voorafgaand scrupuleus onder zoek van het voorstel van burgemeester en wethouders tot het uitgeven van een zoogenaamd Gemeenteblad wenscbelijk, en daar de zaak geen spoed vereischt, geeft hij in overweging het voorstel te stellen in handen der finaDcieele commissie, ten einde daarop advies uit te brengen. Hij gelooft niet dat de opneming van publi- catiën in een Gemeenteblad in plaats van in de Middel- burgsche courant voor de gemeente geldelijk voordeel zal opleveren. Voor publicatiën die minder regels dan eene kolom der courant bevatten wordt toch niets en boven de kolom betrekkelijk weinig betaald. Advertentiën van verschillenden aard mogen bovendien, als zijnde aan zegelrecht onderworpen, toch niet in een ongezegeld Gemeenteblad worden opgenomen, zoodat de kosten daarvan dezelfde blijven. Het verkrijgbaar stellen der verordeningen tegen betaling zal zijns inziens ook wei nig geldelijke vergoeding geven voor de kosten van de uitgave, daar er slechts weinig belanghebbenden zijn, terwijl de publiciteit meer bevorderd wordt door de opneming in de courant, welke door ieder gelezen wordt, ook door hen die zich geene uitgaven voor een Gemeen teblad kunnen of willen getroosten. De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wet houders ook niet op een groot debiet rekenen, doch de kosteu der plaatsing van publicatiën enz. in de courant zijn nog al hoog, zoodat daarvoor de uitgifte van een Gemeenteblad in do plaats zou kunnen treden, terwijl dit tevens in het belang der leden van den raad zou zijn, daar zij alsdan een compleet stel verordeningen bijeen zonden krijgen. De heer Laernoes acht de opname der publicatiën in de courant wcnscbelijker; evenzoo de beer Ruysch, die gelooft dat er geen noodzakelijkheid tot verandering bestaat, doch het goedkeurt om het advies der finan- cieele commissie hieromtrent in te winnen. Alsnn wordt tot dit laatste, overeenkomstig het voor stel van den heer Hector, besloten. Is ingekomen een adres van den huurkoetsier C. Hen drikse, die bezwaren te kennen geeft tegen art. 92 der verordening van algemeene plaatselijke politie, hetwelk voorschrijft dat rijtuigeu een uur na zonsondergang moeten voorzien zij n van twee helder brandende lantarens. Met dit artikel acht adressant zich bezwaard, omdat de knechts soms in allen haast moeten uitrijden, zoodat zy

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 5