föuitfnlanö.
en patronen hebben hunne medewerking toegezegd aan
deze vereeniging, welke gericht is tegen de tyrannie,
waaraan de minder ontevreden werklieden van de zijde
der Trades Unions bloot staan.
Bij een der bezoeken door keizer Napoleon dezer
dagen aan de tentoonstelling gebracht, [trokken de door
Oostenrijk geëxposeerde zeisen meer in 't bijzonder zijne
aandacht. De vice president der Oostenrijksche commis
sie wilde den keizer nader de deugdzaamheid van het
staal aantoonen en nam alzoo een dezer zeisen op om
een stuk hout door te snijden. Deze beweging werd
echter gezien door een in de nabijheid geposteerden
politie agent, die, meenende dat er een aanslag op den
keizer werd gedaan, in zijn dienstijver snel toeschoot
en den vice-president afweerde. Eene nadere verklaring
was noodig om den agent van het ongerijmde zijner
meening te overtuigen.
Dezer dagen deed zich bij een der gerechtshoven
te Londen een zonderling geval voor. Toen de jury
werd opgeroepen, om over eene zaak uitspraak te dóen,
verklaarde een der leden daaraan niet te willen deel
nemen, op grond dat hij onder zijne medeleden iemand
opmerkte, die zelf reeds een paar malen veroordeeld was
geweest wegens diefstal van voorwerpen ter waarde van
minder dan 12 stuivers. Hij vond het nu wat al te vreemd,
dat zulk een persoon mede uitspraak zou moeten doen
in eene zaak en hij verkoos dus met hem geene zitting
te hebben. De bailiff antwoordde, dat men in de keuze
van leden eener jury te werk moest gaan naar eene lijst,
die door de sheriffs wordt opgemaakt en waarop de
namen zijn geplaatst van de personen, die tot het lid
maatschap der jury bevoegd zijn. Op die lijst nu stond
ook de bedoelde persoon en daartegen viel dus voor
't oogenblik niets te doen. Nog erger was het dat de
rechter eigenlijk verplicht zou zijn eene actie in te stel
len tegen den juryman, die op deze wijze alS beschuldiger
tegen een zijner medeleden optrad. „En waarom doet hij
dit?" riep de man op wien het gemunt was; „ik had het
wel verwacht, want al is hij mijn buurman, hij is toch
altijd even nijdig op mij!" „Maar denkt gij dan, mijn
heer, dat ik het pleizierig zou vinden, om daar met u aan
eene en dezelfde tafel te zitten? vroeg de ander. „Dat
zal toch wel moetenwas het antwoord, „ofschoon ik
het ook niet prettig vind met u samen te werken."
Een der leden maakte hierop de aanmerking, dat het
toch beter zon zijn, wanneer de beschuldigde persoon
zich vrijwillig aan de jury onttrok. „Zeker wel," zeï de
bailiff, „maar wij kunnen hem niet dwingen heen te gaan,
tenzij er op wettigen grond eene formeele aanklacht
tegen bem kan worden ingesteld." Bij de gedacbtenwis-
seling hierover kon men over de zaak niet eens wor
den, tot eindelijk degeen die met het verzet begoimen
was, zich bereid verklaarde om toe te geven en alzoo
vreedzaam met zijn buurman te zullen beraadslagen.
Maar nu kwam weer een ander daartegen op, met de
opmerking dat het toch niet ging eene rechtszaak
toe te vertrouwen aan eene jury, in wier kring men begon
nen was met personaliteiten. Het beschuldigde jury
lid kwam nu weer op zijne beurt tegen dit gevoelen
in oppositie, en meende dat nu de twist was afgeloopen,
de bailiff of wie ook met dien persoonlijken aanval niets
te maken bad. De sheriff, al dit gehaspel moede, liet zich
de lijsten der bevoegd verklaarde personen nogmaals
voorleggen en verklaarde het voor zijne rekening te
nemen dat hij de beide twistende heeren eenvoudig weg
zond, daar de jury het we! zeer goed buiten hen zou
weten te stellen, terwijl zij, strikt genomen, volgens de
termen der wet best konden gemist worden. Hiermede
kregen beiden, onder een algemeen gelach der toeschou
wers, hun eervol ontslag.
TherniometerstaiMl.
23 April. 'sav. 11 n. 52 gr.
24 'smorg. 7 u. 55 'smidd. 1 u. 58 gr.
Staten-gencraal.
EERSTE KAMER.
Bij den aanvang van het onderzoek der begrooting
voor het departement van koloniën, hebben vele leden
hunne afkeuring te kennen gegeven over de wankel
moedigheid, die door den minister in de koloniale aan
gelegenheden is aan den daggelegd. Verscheidene andere
leden echter ofschoon de houding van den minister
ook niet in alle deelen goedkeurende meenden dat die
beschuldiging ongegrond was. Hij was toch nog slechts
korten tijd aan het bestuur en zijne verhouding tusschen
twee uiterste richtingen op koloniaal gebied is thans bij
uitstek moeielijk. Eenige leden wenschten opgave te
bekomen van bet stelsel dat de minister ten opzichte van
het koloniaal regeeringsbeleid denkt te volgen. De
verklaring des ministers, dat bij bereid was de gouver
nementsculture duurzaam te handhaven en uit te breiden
werd in strijd geacht met de strekking van art. 56 van'
het regeeringsreglement, waarin wel van instandhou
ding der ingestelde cultures gewaagd wordt, zonder
evenwel voor te schrijven dat deze gouvernements
cultures moeten zijn. De meerderheid in de afdeeling
echter, waarin dit onderwerp werd besproken, bestreed
dit gevoelen. Zij kon in artikel 56 geene afkeuring van
de gouvernementscultures lezen, en was van oordeel dat
het instandhouden dier cultures in de toekomst moet
afbangen van omstandigheden, maar voorshands gebie
dend wordt voorgeschreven. Om die zonder tusschen komst
van het gouvernement te bestendigen, zou er een alge-
heele ommekeer in de Javaanscbe maatschappij noodig
zijn. In eene afdeeling werd gevraagd, door welkeregelen
de particuliere industrie op Java thans wordt beheerscht.
Hoewel erkennende dat het plichtmatig en tevens
i raadzaam was de welvaart en de beschaving der inland-
I sche bevolking te bevorderen, wilde men toch in eene
afdeeling niet toestemmen dat onze Oost Indische
bezittingen aan Nederland zonden zijn toevertrouwd en
geschonken, om doorons beschaafden in den ohristelijken
godsdienst opgeleid te worden. Moesten de directe
voordeelen uit de Oost worden gemist, het zou ondoenlijk
worden de zaken van het vaderland op een goeden voet
te houden. Deze directe voordeeien, al wordt daardoor
eene opoffering, een last aan de bevolking van die streken
opgelegd, worden dan toch ook tevens mede in haar
werkelijk belang besteed. Verwarring hier zou daar
op noodlottige wijze terugwerken. De particuliere in
dustrie mocht dit ook wel in het oog houden. Hare
ontwikkeling en vrijheid is voor baar zelve niet
alleen voordeelig, maar ook middellijk niet minder voor
het land in het algemeen. Eenige leden gaven daarom
nu reeds hunne goedkeuring te kennen over het wets
ontwerp tot het uitgeven in erfpacht van onbebouwde
gronden op Java. Anderen meenden zich daarover thans
niet te moeten uitlaten. Allen wilden echter de particu
liere industrie ondergeschikt hebben aan de noodzake
lijkheid waarin het land verkeert, om de tegenwoordige
Oost-lndiscbe bijdragen te behouden totdat die door
andere middelen veilig en zeker kunnen worden ver
vangen.
In zijn antwoord verklaart de minister zicb te blijven
vereenigen met bet programma van den minister Mijer,
waarvan hij meent niet te zijn afgeweken. Het stelsel
des ministers ten opzichte van het koloniaal regeerings
beleid komt hierop neder: handhaving van het grond
bezit van den inlander op Java; instandhouding der
gouvernementscultures; zorg der regeering voor de ont
wikkeling van den landbouw en de nijverheid der Java
nen; zorg der regeering voor de ontwikkeling der bij
zondere nijverheid van de Europeanen op Java; dienst-
baarmaking der middelen van Neder!. Indië niet alleen
aan de behoeften aldaar, maar ook aan die van den moe
derstaat; ongekreukte handhaving van ons stelsel van
overheersching; eerbiediging van hetgeen den inlanders
volgens hunne nationale instellingen dierbaar is; ont
wikkeling der inlandsche bevolking door oprichting van
scholen eu vorming van onderwijzers. De minister blijft
art. 56 zóo beschouwen dat onder de in dat artikel
genoemde cultures de gouvememeuts cultures moeten
worden verstaan.
De particuliere industrie op Java wordt tegenwoordig
beheerscht door de regelen, vervat- in de gewijzigde
publicatie van 1838. Mocht het blijken dat de bestaande
regelen onvoldoende zijn om de belangen van de parti
culiere industrie op Java te waarborgen voor zooveel zij
wordt uitgeoefend op de gronden, toebehoorende aan de
bevolking, in verband tot de rechten en belangen dier
bevolking, dan zal, voor zooveel noodig,gezorgd worden
dat er behoorlijke regelen in het leven worden geroepen,
niet alleen om de belangen van de Europeesche indus-
trieelen op Java, maar ook en vooral van de inlandsche
bevolking te verzekeren, oplat bare rechten gehand
haafd worden. Vóór het onderzoek omtrent het recht op
den grond geëindigd is, kunnen echter geen algemeene
regelen worden gesteld.
De stelsels van de ministers van marine en van oorlog
zijn door de meerderheid der leden bij het sectie-onder-
zoek goedgekeurd. Men verlangde evenwel dat de
regeering bij het ontwerpen en uitvoeren van maatregelen
tot herstel van marine en landmacht zich volstrekt hou
den zal binnen de grenzen van zelfverdediging, in ver
houding tot de geldkrachten van het land. Onder
zoodanig stelsel wilde men zich gaarne alle opofferingen
getroosten voor de verdediging van ons lar.d, waarvan
de bevolking door hare zeden, door de herinnering aan
haar verleden, door haar weerzin tegen elke vreemde
inmenging, een sterk levend gevoel van nationaliteit
bezit en tevreden en gelukkig is met hare vrijheid en
onafhankelijkheid. Met genoegen had inen dan ook ge
zien dat de minister van oorlog gezind is voor een meer
geconcentreerd stelsel van verdediging, en dat de
minister van marine onze zeemacht wil bestemmen tot
de verdediging onzer zeegaten en kusten en van onze
koloniën. De meerderheid verklaarde zich tegen het
denkbeeld om bet stelsel van defensie in algemeene
trekken in eene wet neder te leggen.
In hunne antwoorden geven de ministers te kennen
dat het 't doel der regeering is duurzame middelen aan
te geven en voorzieningen te nemen tot verdediging
des vaderlands tegen een onverhoopten vijandehjkeu
aanval, en zulks in overeenstemming met de verande
ringen en vorderingen, die op het gebied der krijgs
wetenschap hebben plaats gehad. De minister van marine
zegt zich alleen te hebben voorgesteld de actieve wer
king onzer marine bij de verdediging te verhoogen; hij
beoogt alleen bet vereischte materieel voor de kustver
dediging te verkrijgen, maar die verdediging mag riiet
zuiver passief zijn; zij moet ook een actief karakter
kunnen aannemen, ten einde landingen op onze kusten
en blokkade onzer zeegaten te beletten. Wij moeten
toch in elk geval ook aan de zijde onzer zeegaten gedekt
zijn tegen iedere overrompeling, "die gelijktijdig met
een aanval aan onze oostelijke of zuidelijke grenzen
zou kunnen worden ondernomen. De regeering houdt
zich voor 't overige overtuigd, dat men haar ook bij
volgende begrootingen gaarne zal willen ondersteunen
tot bereiking van het doel, dat bij de natie en de regee
ring ten allen tijde beoogd wordt: het bekomen van
voldoende waarborgen tot verzekering onzer onafhanke
lijkkeid.
Algemeen overzicht.
Sedert eenigen tijd wordt te Berlijn een dagblad uit
gegeven, hetwelk vrij algemeen als een orgaan van den
heer von Bismarck wordt beschouwd. In een der laatste
nommers dezer Correspondenz is een uitvoerig artikel op
genomen over de houding der Nederlandsche regeering
in de Luxemburgsche quaestie, welk stuk, indien het
juist is, een zeer merkwaardig maar tevens zeer treurig
licht werpt op de politiek, door het ministerie te 's Gra-
venhage gevolgd. Volgens het Berlijnsch officieus orgaan
der Pruisische regeeringzou deNederlandsche regeering,
na reeds vroeger over de Luxemburgsche quaesiie eene
gedachtenwisseling te hebben gevoerd, op 12 October
1866 nrëer bepaald eene minlijke schikking ten aanzien
van Luxemburg hebben voorgesteld, waaruit tevens te
dier tijde eene militaire conventie tusschen Pruisen en
Nederland zou hebben kunnen voortvloeien. De regeering
te Berlijn vreesde echter dat zulk eene schikking aan
Frankrijk ongevallig zou zijn eu meende daarom iti de
voorstellen der Nederlandsctip regeering niet te moeten
treden en de avances van bet ministerie te 's Gravenhage
niet te moeten beantwoorden. Daarop heeft Nederland
zich tot Frankrijk gewend en Pruisen geheel en al
ter zijde gelaten. Eindelijk te elfder ure bij deze
met Frankrijk geopende onderhandelingen zou Neder
land weder de Pruisische regeering hebben gepolst
omtrent bet van deze onderhandelingen te verwach
ten resultaat, waarop de regeering te Berlijn zich
eenvoudig zou hebben gerefereerd aan bare reeds in
Juni afgelegde verklaring. De Franscbe regeering kan
dus Pruisen niet beschuldigen van haar een échec te
hebben doen lijden, waar de regeering te Berlijn niets
anders deed dan zij reeds gedurende maanden had ge
daan. Nederland dus en deze in het geheele stuk zeer
merkbare tendenz mag de aandacht niet ontgaan
draagt de schuld vau den tegenwoordigen toestand.
„Het Nederlandsch ministerie kon nog niet vergeten zijn
dat op 24 Juni van het vorige jaar toen het te Berlijn
liet vragen hoe Pruisen de bezetting van Luxemburg
door zijne troepen overeen kon brengen met de ontbin
ding van den Duitscben bond geantwoord was dat het
Pruisisch garnizoen voortaan niet meer te Luxemburg
zou zijn als bondsbezetting, maar als bezetting krachtens
de internationale tractaten van 1816, geratifieerd in 1819,
door Nederland met Pruisen gesloten. Men wist voorts
evenzeer te 's Gravenhage dat het koninklijk huis van
Nederland volgens de tractaten van Weenen niet kan
beschikken ovèr Luxemburg zonder de toestemming
zijner agnaten, in wier rechten de Pruisische kroon thans
op wettige wijze is getreden."Uit geheel dit betoog
blijkt dus dat de regeering te Berlijn Nederland ver
antwoordelijk stelt bij Frankrijk voor do wijze waarop
dit in de Luxemburgsche quaestie misleid is geworden.
Heeft zulk eene misleiding van Frankrijk omtrent de
gevoelens vau Pruisen werkelijk plaats gehad betgeen
trouwens in den eersten tijd nog wel niet blijken zal
dan werpt dit een nieuwe schaduw op „de leiding,"
waarover wij in ons vorig overzicht spraken; maar in
allen gevalle zou het van het hoogste gewicht zijn om te
weten of de hiervoren geschetste politiek dei Pruisische
regeering werkelijk door haar tegenover Napoleon III
wordt gevolgd. Immers, ware dit het geval, dan zou deze
taktiek heen wijzen naar eene poging om aan de Fran-
sclie regeering over het hoofd van Nederland de hand te
reiken. Dat nu zulk eene politieke evolutie voor laatst
genoemde mogendheid allergevaarlijkst zou kunnen
worden, zal zelfs voor den miDSt nadenkende op politiek
gebied wel geen nader betoog behoeven.
Gisteren berichtte het Fransch dagblad 1'Etendard
dat de minister van oorlog bij circulaire aan de verschil
lende bevelhebbers der legerkorpsen heeft bevolen dat
al de officieren,onderofficieren en korporaals of brigadiers
met verlof aanwezig, zicb op den laatsten dezer maand
weder bij hunne korpsen zullen moeten bevinden.
Volgens de Engelsche Sunday Gazette heeft de Fran-
sche regeering bij de Engelsche wapenfabrieken veertig
duizend aehterlaadgeweren besteld, waarvan een groot
deel reeds is afgeleverd en de overigen spoedig zullen
volgen.
De Kölniscbe Zeitung bevat in haar nommer van gis
teren een telegram uit Weenen, volgens hetwelk de
Napoleontische regeering zich bereid zou hebben ver
klaard om toe te treden tot het voorstel van Oostenrijk,
volgens hetwelk het groothertogdom Luxemburg bij
België zou worden ingelijfd, zonder afstand aan Frank
rijk van eenig grondgebied.
De NOrddeutscbe Zeitung verzekert intusschen in haar
no ramer van gisteren dat de Luxemburgsche quaestie in
de laatste dagen geenerlei verandering heeft ondergaan.
De Pruisische regeering is echter vast besloten „om van
haar recht tot het bezetten van Luxemburg geen afstand
te doen." Alle geruchten, welke het tegendeel beweren,
zijn ongegrond.
Gisteren avond was te Frankfort het gerucht ver
spreid dat het Pruisische leger weldra mobiel zou worden
verklaard, bergeen eene algemeene paniek had te weeg-
gebracht. Tot dusverre is dit gerucht echter niet be
vestigd geworden.
Volgens eene modedeeling uit Londen is thans aldaar
eindelijk uit Madrid het bericht ontvangen dat de
Spaansche regeering zich bereid verklaart om The
Queen Victoria met de lading terug te geven, aan de
eigenaars schadevergoeding te betalen en de in deze
zaak buiten hunne bevoegdheid getreden marine-officie-