«-nU ij cssgssass ÖuttcnlaniX hprr 7''^n T°orstel zooveel tegenstand ontmoet. Daar Dutr tWa8r der teSenstander3 alleen dit is, dat het g ea 'le plannen en teekeningen niet zal kunnen be- 'JP®n> yraagt hij hoe dan de leden van den raad tot begrip moeten komen, daar zij evenmin door den geineentehouwineester worden voorgelicht. Hij blijft an ook verlangen dat belangstellenden gelegenheid gegeven worde tot bezichtiging der plannen. Daar men venwel te grooteu toeloop schijnt te vreezen,is hij bereid et amendement van den heer Lantsheer over te nemen, 0m die gelegenheid slechts beperkt open te stellen. De Luxemburgsclie quaestie. Alsnu brengt de voorzitter de vraag in stemming: uilen de stukken ter inzage gelegd worden, onder epahng dat zij die verlangen daarvan kennis te nemen, lc.| schriftely k tot burgemeester en wethouders ito k moeten wenden? De uitslag der stemming is dat neeren Sifllé, Luteyn, Lantsheer, van Visvliet en van ker'DK Zt°'' vdori en de heerenVerbrugge, Damme,Rek- t C. Snouck Hurgronje en de voorzitter zich isdV v.er^laarden. Daar alzoo de stemmen staakten, e beslissiQg tot de volgende zitting aangehouden. coi^aD °rde '8 de beraadslaging over de overgelegde CePt~verorcleuing op den aanvoer, het bewaren en ].rvoeien van petroleum en andere licht ontvlambare lenNa artikelsgewijze behandeling en enkele wijzi- k'eurd11 'S concePt met algemeene stemmen goedge- De voornaamste bepalingen dezer verordening zijn in et k°rt de volgende: De schippers, die petroleum of u'1 re licht ontvlambare oliën invoeren, moeten bij aan- j°mst aangifte aan den havenmeester doen, terwijl de ssing op de door dien ambtenaar aan te wijzen plaats oet geschieden. Bij grooter hoeveelheid dan 15,000 unnen moet de lossing in de buitenhaven plaats hebben. e geloste, olie moet binnen 24 uren naar de daarvoor estemde bewaarplaatsen worden overgebracht, nadat de Politie zich zal hebben verzekerd dat de vaten in goeden aat verkeeren. De lading en lossing moet tusschen zonsop. en ondergang geschieden. In een in de kade Oggend vaartuig mag niet meer dan 2000 kan geladen worden; grootere hoeveelheid in de buitenhaven te jaden op de door den havenmeester aan te wijzen plaats. De olie mag op de kade niet verblijven en aldaar of kan boord der schepen mogen de vaatjes niet geopend °f monsters daaruit genomen worden. Onverminderd de toestemming van burgemeester en wethouders, tot u6t oprichten van bewaarplaatsen van petroleum ver- eisebt, mogen binnen deze gemeente niet meer dan 600 kan in éene bewaarplaats voorhanden zijninde winkels zonder toestemming van burgemeester en wethouders geen grooter voorraad dan 100 kan en in geen geval anders dan in besloten bussen, flesschen ot kruiken. De bewaarplaatsen mogen alleen tusschen zonsop- en ondergang worden bezocht, terwijl het verbo- en is in de magazijnen of bewaarplaatsen vuur te bezi gen sigaren ot tabak te rooken, of daarin met licht te eiken. Alle winkeliersof kleinhandelaars, diepetrolenm en andere licht ontvlambare oliën wenschen op te slaan of te bewaren, zijn verplicht vooraf bij burgemeester en wethouders aangifte van dat bedrijf te doeu. Overtre- umgen tegen deze verordening worden gestraft met geldboete en gevangenisstraf, te zamen of afzonderlijk. *er harer handhaving wordt aan de branddirectie, den geineentebouwmecster en de beambten van politie (de patsten voorzien van eene speciale machtiging van den ®u''gemeesteij den last verstrekt, om ten allen tijde de oningen der ingezetenen binnen te treden, met inacht- cming der voorschriften van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83.) ^en'geu tijd geleden is, volgens mededeeling des voor- til .S' •?(in adres vaD eea tiental ambtenaren bij de 2 1 aatselijke belastingen ingenomen, hetwelk tot onder els eu rapport is gesteld in banden van den wethouder Hurgronje. Uit het door dien beer daaromtrent tnm- raC'lt vers'ag. blijkt dat de kommiezen tegemoet- ing verzoeken in de schade, veroorzaakt door het alil i VHn em0'ilmenten tengevolge der afschaffing van JLP, a!leUjke ,verbruiksbelastingen, behalve op het he^oui einollUDenten bestonden uit gelden welke con^ntbOi'tf" vour,het ^"'«brengen der onafgehaalde kwartaal vei v"f,ceDt vo°r e'k biljet, die bij ieder ld m-de? WaOM2,e7-OI,h ei' de Commiezen en den 0Ün ?er ho°td Slfht8 68 en ui het voorgaande 40 cfnt. VP U.e emolumenten is bij de verhooging der jaarwedden Slt ,"Mae,Mn 'Q 1861 geiCt; ZÜ wel'den toen echter "P slechts f 30 sjaars geraamd. v Nagaande dat toenmaals alleen die traktementen zijn eruoogd, waarvan de overtuiging bestoud dat zij te aU g waren om van te leven; dat de verhooging niet kescl?ne gUD3t' nJaar als eeQe daad van billijkheid is g6»o7iUwd' en dat de ltiVell8vvÜze n>et goedkooper is ttent dan ê'elooft; de rapporteur dat dezelfde argu- zelv Van vroeKer bestaan en het belang der gemeente ver.\Vordert' dat aan die ambtenaren zoodanige som he^ue.f ld blijve als noodzakelijk is geacht om in hunne den H"U te voorz'en en ben buiten verleiding te hou- gratifi mitsdien in overweging om aan ieder eene s°m r°'ftle van f 30 toe te kennen, opdat zij dezelfde eQ hen t U^en waar0P hunne beloouiug was geregeld, geliik e,?eiJS te vergunnen in een volgend jaar zich tot TJit einde aan te melden. 'ijken m1:11 0°gP'iut van billijkheid draagt hij voorts ge- wel' niet'aprege' voor ten aanzien van den bode, die zich heeft geadresseerd, doch wiens traktement vroeger niet is verhoogd omdat de toenmalige titularis ook de betrekkingen van lijkdienaar en opzichter der begraafplaats bekleedde. Zijn verlies wordt op 52 'sjaars geraamd. In 1801 heeft de raad het bedrag zijner emolumenten echter op slechts 40 berekend, zoodat het voorstel strekt om hem eene gratificatie tot laatstge noemd bedrag te verleenen. Dit stuk is gesteld geweest in handen der financieele commissie, die, volgens mededeeling des voorzitters,ad viseert om den kommiezen over 1866 alleen eene gratifi catie te verleenen ten bedrage van f 16, daarbij als basis aannemende dat de emolumenten 30 hebben bedragen en zij daarvan ƒ14 genoten hebben. De commissie wil echter alle aanspraak voor 1867 of later afwijzen. Daar entegen adviseert zij tot wijziging der instructie voor die ambtenaren, zoodat daaruit worde weggenomen het ver bod tot het uitoefenen van winkelnering. De heer N. J. C. Snouck Hurgronje heeft vrede met dit voorstel voor zooveel het jaar 1866 betreft, doch hij wijst er op, dat al wordt die instructie gewijzigd, de belang hebbenden daarom nog niet dadelijk een winkel hebben, en het ook niet denkbaar is dat die vergunning zoo spoedig winsten voor hen zal afwerpen. Hij stelt daarom voor, ook voor de eerste helft van 1867 eene gratificatie toe te staan, volgens dezelfde basis bedragende 15. Nadat dit voorstel door de heeren Damrae en Rekker is ondersteund, wordt met algemeene stemmen besloten over 1866 eene gratificatie van 16 toe te staan. Voorts werd met 8 tegen 2 stemmen aangenomen het amende ment van den heer N. J. C. Snouck Hurgronje, om ook over de eerste helft van het loopeude jaar eene gratifi catie van 15 te verleenen. Tegen stemden de beer Lantsheer en de voorzitter. Tevens is bepaald, dat do gratificatie strekt voor een maal, zonder recht voor het vervolg. Burgemeester en wethouders worden tot bovenbedoelde wijziging der instructie van de kommiezen gemachtigd en daarna is de zitting gesloten. Algemeen overzicht. Omtrent de Luxemburgsche quaestie hebben wij heden weder niets nieuws mede te deelen. De officieuse dag bladen te Parijs en te Berlijn blijven stelselmatig alle oorlogzuchtige maatregelen hunner eigene regeeringen tegenspreken en de beursnoteeringeu blijven getuigen van de zeer gedrukte stemming op financieel gebied. De sluier, welke over de aftreding van bet ltaliaansch ministerie Ricasoli tot dusverre nog altijd lag uitge spreid, wordt langzamerhand gedeeltelijk opgeheven. Men beweert dat Frankrijk's invloed bij koning Victor Emmanuel ijverig werkzaam is geweest om hem tot eene alliantie met Frankrijk te doen besluiten, iets waartegen de beer Ricasoli zich steeds hevig verzette. Eindelijk zou deze zijne positie niet langer hebben kunnen handhaven en zijn ontslag hebben moeten aanbieden, om alzoo aan den Frauschen invloed vrij spel te laten. Thans zetelt deze invloed weder onge stoord te Florence in de personen der ministers Ratazzi en di Campello. De Franache Moniteur van gisteren bevat de benoe ming der heeren Gouin en Jéiöine David tot vice- presidenten van bet wetgevend lichaam. De laatste behoort tot de ultra reactionaire partij iu het wetgevend lichaam en is een der oprichters van de onzen lezers bekende club in de rue de 1'Arcade. Prins Jan van Glucksburg, ooin van koning George van Griekenland, die gedurende het door laatstgenoem den aan verschilleude Europeesche boven te brengen bezoek, het regentschap zal waarnemen, is te Athene j aangekomen. Het vertrek van koning George naar St. Petersburg en Koppenhage zal dus nu waarschijnlijk spoedig plaats hebben. De dezer dagen verspreide geruchten omtrent de Spaansch-Engelsche geschillen over de Queen Victoria eu de Tornado blijken onjuist te zijn geweest. De Spaan- sche trots schijnt nog niet toe te laten om aan de strenge eischen der Engelsche regeering te voldoen. Er zullen dus waarschijnlijk nog eenige nadere verklaringen en depêches moeten gewisseld worden tusschen Londen en Madrid, alvorens de maarschalk Narvaez het met lord Stanley eens zal zijn omtrent het aantal kanonschoten, waarmede in een salnt aan de Engelsche vlag voldoening behoort te worden gegeven. Mededeeling van Louis Bi.anc. XI. Londen, April. Men moet het gewicht niet vergrooten der bezetting van de vesting Luxemburg door Pruisen. De vestingen hebben veel van hare waarde verloren, sedert de oorlogen met groote legers gevoerd worden en men de vestingen door een voldoend maar beperkt aantal soldaten insluit en achter zich laat. Dat zeide mij gisteren nog een kolonel, een van mijne vrienden, en ik geloof dat hij volkomen gelijk had. Maar eene zaak verwondert mij. i Terwijl de Fngelschen ZOo ijverig het gewicht der vesting ontkennen, doen deDuitschers alles om dit als zeer groot voor te stellen; ten bewijze daarvan herinner ik aan de krijgskundige beschouwingen, ontwikkeld in de Nord- deutsche Zeitung, gegrond op de bewering: Wanneer er een oorlog uitbrak met Frankrijk, zou bet bezetten van Luxemburg door Pruisen voor ons eene noodzake lijkheid zijn. Maar waarom zeggen sommigen de rampen zoo vér vooruitgezien? Welk bolwerk staat gelijk met het vertrouwen dat twee naburige staten elkaar toedragen? Zij die aldus spreken denken er niet aan dat liet lot der volkeren in den tegenwoordigen toestand der wereld dikwijls afhangt van een wil die de hunne niet is. Wanneer Duitschland was ontstaan door den vrijen wensch der bevolking, wanneer Duitschland één was in vrijheid, dan zou het onze vurige sympathie hebben verworven, maar is het mogelijk ons onvoorwaardelijk toe te vertrouwen aan de gematigdheid van Duitschland, éen in despotisme? De buitengewone exaltatie van het nationaliteitsgevoel aan gene zijde van den Rijn, de onweerstaanbare macht welke den heer von Bistnarck door die exaltatie is ten deel gevallen, de onverwachte populariteit die zij aan den koning van Pruisen heeft bezorgd, de invloed welken zij aan de militaire partij geeft, de schaduw welke zij werpt op alle quaestiën, waar enkel en alleen de vrijheid in bet spel is, de Duitsche liberaliteit buiten gevecht gesteld, het recht van verovering officieel geproclameerd, deinval van Frankrijk tot een punt van debat gewordenis dit alles niet iets waarmede de mannen der vrijheid, de zonen van Frank rijk, zich moeten bezig houden? En wanneer ik die twee woorden, Frankrijk en vrijheid, in éene gedachte samenvoeg, dan is het omdat ik hunne onvrijwillige scheiding als een ramp beschouw, die ge heel en al van tijdelijken aard is. Neen, Frankrijk heeft zijne rol nog niet uitgespeeld, en zijn fakkel van wereldburgerschap en volkenverlichting is nog niet voor altijd uitgedoofd; neen, Frankrijk heeft niet opge houden onontbeerlijk te zijn voorde toekomstige zege praal der rechtvaardigheid in de wereld, Frankrijk, het land dat het tooneei is geweest van het eenig groot historisch heldeudieht, dat een universeel karakter bezat: de Revolutie. Wij gehoorzamen dus niet aan de inblazingen van een bekrompen nationaal eigenbelang, als wij wenschen dat Frankrijk sterk, goed beveiligd en onoverwinnelijk zij. Die bevreesd is voor zijne macht, is bevreesd voor de toekomst van bet grond beginsel van algemeene vrijheid en solidariteit, tot wier vroegere of latere verwezenlijking die mogendheid ge roepen is. Volgens de Engelscben zouden wij heden, even als vroeger, met een Duitschland te doen hebben, intellec tueel zeer werkzaam maar in de politiek zeer passief, vrij van den wensch om overwinningen te behalen, in slaap gewiegd door zijne wijsgeeren en half ingedommeld bij eigene theoriëu. Maar zoo spraken de Engelschen niet toen de inval in Denemarken hun zoo deed op schrikken. Op den aanblik van bet in geheel in geestdrift ontstoken Duitschland, vol enthousiasme de daden van den maarschalk Wrangel toejuichende, vroegen zij zich zeiven met angst af wat er zou gebeuren wanneer Duitschland, na de vestiging zijner eenheid, zich eenmaal mocht overgeven aan een Duitschen Napoleon. Ik bezit nog nommers van zekere Engelsche dagbladen die thans den schijn aannemen van te lachen over de zorgen welke Berlijn ons baart en ik lees daarin, in een nommer van Mei i864, dat een Duitsche Napoleon,al bezat bij ook in geenen deele het genie van den Franschen Napoleon, veel meer te vreezen zou zijnterwijl deze, wiens uitgangspunt zich aan een der uiterste hoeken van Europa bevond, een grooten afstand moest afleggen alvorens aan de poorten der begeerde hoofdsteden te kunnen kloppen, zou gene die in weiuige oogenblikken kunnen bereiken. Ik lees cr verder in dat de oorlogen der Fransche revolutie en van het keizerrijk slechts kinderspel zouden zijn bij den reusachtigen strijd, welke Duitschland, onder een despoot vereenigd, zou kuunen doen ontstaan. Eindelijk lees ik er in dat Duitschland, op despotieke wijze geregeerd, op militaire wijze geor ganiseerd en van een vloot voorzien, naar de algemeene alleenheerschappij zou kunnen staan. „Dat zijn niet dan droomen!"Het is mogelijk, maar is bet niet vreemd dat die droomen gedroomd zijn in het zelfde Eiigeland dat tegenwoordig den schijn aanneemt, ik herhaal het, van onze ongerustheid belachelijk te Waarin Engeland gelijk heeft, duizend maal gel ijk heeft, is dat het ons bij monde van hare invloedrijkste organen in deze omstandigheden wil redden van de verzoeking om onze dapperheid te gaan toonen, welke door niemand goddank betwijfeld wordt. De ontruiming der vesting Luxemburg door de Pruisen zou ons niet behoeden voor het gevaar, hetwelk ons kan bedreigen door de verprnising van geheel Duitschland, een gevaar dat men had moeten voorzien, maar tot welks voorkoming bet thans te laat is. Met het oog op zulk een geriug voordeel scroomen bloeds te vergieten, millioenen te verkwisten, alles op bet spel te zetten, dit zon voor waar slechts zijn bet vervallen in hetgeen Douglas Jerroid „de dwaasheid van den degen" noemt. Men moet zich bovendien vooral een juist denkbeeld vormen van den staat van zaken. Wie zouden onze bond- genooten zijn en wie onze tegenstanders in een conflict met Pruisen? Gij hebt uit de redevoering van lord Stanley kunnen bemerken dat bet Britsche gouverne ment de rol van toeschouwer zou kiezen. Wij zouden Rusland niet aan onze zijtftrbeh,ben en zouden ons zelts gelukkig moeten rekenen jyütnneoFwij liet niet tegen ons hadden. Beieren, étet spreekt yan zelf. zou zich in den strijd mengen met-,pëu hartstocht, waarvan de taal zyner dagbladen getuigt, ;di«* nog heftiger is dan die der Prui-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 3