£janMsLmd)tm.
Luxemburg.
Viaden fel ViL'rfd°rinkr f\ h6t We' zeer natuurlijk
ais au' Q een vraagstuk van zoodanige beteeke
der iad,t. ,mij. voor >t oogenblik bij de beantwoording
van den e alleen bepaal tot eene openlegu-ine
<te koning'-f'^ken Staat van zaken' v00r zoover deze bh
zijne opwachting bh den heer von Bismarck le gaan
maken.
De mededeelingen der laatste dagen uit Londen be
vestigen de reeds vroegeronzen lezers vermelde berichten
omtrent de ingenomenheid van Engeland's bevolking met
de gebeurtenissen in Duitschland en met de vorming
van een groot Duitsch rijk tegenover Frankrijk. Het
schijnt dat de eeuwen-oude naijver ten opzichte van
1'rankrijk zich krachtiger dan ooit begint te uiten en
indien de meerderheid der Londensche dagbladpers op
dit oogenblik werkelijk de uiting is der publieke opinie,
dan zou zelts nog eene vermeerdering vanPruisen'sgrond-
gebied aan de^ Engelsche natie niet ongevallig wezen.
Merkwaardig zijn met het oog op dit laatste de woorden
van the Spectatorwelk dagblad beweert „dat de
minister von Bismarck het verstand zou moeten verliezen
om te dulden dat Napoleon een voet gronds aan de
Zuiderzee bezat. Even zoo goed zouden wij aan Napoleon
Miltord Haven kuunen geven." Volgens the Spectator is
us de Zuiderzee voor Duitschland van zeer veel gewicht
en van zeer veel belang. Mocht de minister von Bismarck
ze steding teeeniger tijd als resultaat van eigen onder-
+_,K,°Vern<T^en' dan zou h|j daaruit welligt de conclusie
"en welke the Spectator nog achterwege laat.
i krijgsbewegingen der opstandelingenen
r I urksche troepen op Kandia wordt gemeld dat er
weder een tweetal gevechten zijn geleverd, waarin de
opstandelingen de zege hebben behaald.
Het ruilen of afstand doen van grondgebied is thans
aan de orde van den dag. De regeering te St. Petersburg
heeft dezer dagen zijne Amerikaansche bezittingen afge
staan aan de Vereenigde Staten. Deze vermeerdering
van grondgebied voor de Amerikaansche Unie is zeer
Belangrijk. Een blik op de kaart doet toch ontwaren dat
Lans door den atstand van al het grondgebied tusschen
de Engelsche bezittingen en de Behringstraat, deze be
zittingen geheel en ai geënclaveerd worden door de
Amerikaansche republiek. Ten aanzien van dit alles
t'jst ibans de gewichtige vraag, wat de regeering te
Petersburg als compensatie daarvoor zal ontvangen.
Waarschijnlijk zal de regeering te Washington aan Rus-
lanr| weinig diensten kunnen bewijzen in het midden vaii
Aziëj zoodat men wellicht zou mogen onderstellen dat
die ondeisteuning der Vereenigde Staten zich in de
Dosterscbe aangelegenheden zal openbaren.
De heer \on Bennigsen heeft in de eergisteren gehon
den vergadering van het Noord-Duitsch parlement^dé
regeering aldus geïnterpelleerd Pa"e<oent de
„Volgens een gerucht loopt Duitschland gevaar Luxem-
Pul,sche vorsten herkomstig zijn, teZ-
is der'bonds^8 WenSCht teuverneu3en,vvelke de houding
Is ',eKeenaTKeu met betrekking tot deze quaestie
sprake van Luxemburg, een Duitsehe boudsves-
tv 1^au een Duitsch grensland met eene wezenlijke
itsche bevolking, die er niet aan denkt, om bij de
ransche natie te worden ingelijfd? (De spreker leest
eroP een blief voor uit Luxemburg, waarin de schrij-
r. e®u bede om hulp tot deu rijksdag richt, en zich
«'uelt tegen de bewering, dat onder de 200,000 bewoners
ziin a' groothertogdom ter nanwernood 200 persouen
Jn die Duitsch spieken.) Met het oog op deze
quaestie zwijgt alle partijbelang; alle partijen zullen
hanill luuwste vereenigen, wanneer bet geldt de
steun VaD Duitschland's integriteit en de onder-
„,'og vandenminister president tegen liet buitenland.
flut" H/» vrmlf* nn ernaf r*m*H hliiira
vUoLIJcl] UHl
aten den oorlog uier zuuura net nuuuig uiijkt re
onze0"3 °nS te verzelten tegen Frankrijk, als het waagt
kracht^' 3an ra en* Dat Pruisen onverwijld eene
fpn _taa' ^oe booren op de oorlogzuchtige pogiu-
Stikt u' tFraukrUk e" «9 stillen in de kiem worden ver
den dnnr ,ip°U|ZVVa,kbeid zij" hierte zwijgen De woor-
plek van Dnlr^hlh eeauJaal, gesproken Geen enkele
de daukbaip hf verloren worden, zij leven in
uankbaie bcrinnenngen des volks.
Bet als^en ^a^ onftaan VOnk 'h" stl''jde roept, dan zal
hondsgrondwet kunnen voor koneftjf^6? 0Veï-de
brokeu, indien het buitenland ons L el r™S***
den oorlog niet uitlokken; barst hH .fr h °nS
Frankrijk de veraimvnorrltiiii t J m> dun moge
De Duitsehe en de Fransche natiel daarvau dragen,
der in vrede leven en iu welvaart ine0"10" neï-eus elkjm
Disseben beide volkeu zou hun tliene wnmf"' t T 0 og
Mocht echter Frankrijk pogingeX^Xïbffi
onstitueering te vertragen, laat ons (l1n fi„D
aiischland werkelijk is vereenigd." n zlen'
v-lgendaennTn°ho?id:aU B'Sma'ck va» den
lk monr Ji regeering en hare bondgenooten bekend is.
bet gronrh J terugkomen op de oorzaken, waardoor
Doitsph» ettogdom Luxemburg geen lid van den Noord-
Dij en 's'
8c.ben bon((|°°i'.,de ontbinding van den vroegeren Duit-
zijne voile verkl'eeg iederderdaartoe beboorende staten
Van den s°uvereiuiteit terug, die hij vóór de vestiging
gedane VPl. n,d ')ezeten en door de bij bondsverdrag aan-
P ichtingen vrijwillig beperkt had. Na de
"s vanuen minister-president tegen liet buitenland.
11 wenschen dat de vrede ongestoord blij ve, maar
nchten den oorlog niet zoodra het noodig blijkt te
Ons t.p llOrmlfpn Ijiiiip n lt«ii L nip L i
ontbinding van den bond, genoten bet groothertogdom
Luxemburg en de groothertog dezelfde souvereiniteit
van Europeesch karakter, als de koning en het konink
rijk der Nederlanden. Eene groote meerderheid der
vroegere bondsstaten maakte, even ais Pruisen, van
hunne vrijheid gebruik, om terstond op den nationalen
bodem een nieuwen bond te stichten, tot wederkeerige
ondersteuning en bescherming der nationale belangen.
De groothertog van Luxemburg achtte het niet overeen
komstig met zijn belang, denzelfden weg in te slaan.
Door de middelen, die ons binnen bet groothertogdom en
op zijne grenzen ten dienste staan, werd ter onzer kennis
gebracht, dat er bij alle standen der bevolking een be
paalde tegenzin bestond aangaande de toetreding tot
den Noord-Duitscben bond. In de hoogere en vooral
in de hoogste kringen werd die stemming gevoed
door een duidelijk uitgedrukte ongunstige gezindheid
jegens Pruisen en zijne verkregen resultaten; in de
lagere klingen door de ongezindbeid tot overneming
van zoodanige lasten, als uit eene krachtige lands
verdediging voortvloeien. De gezindheid der Lnxem-
burgsche regeering werd uitgedrukt in eene depêche,
die ons in Octobir werd toegezonden en waarin zij
ons trachtte aan te toonen, dat wij geen recht meer
hadden om in Luxemburg bezetting te leggen. De
koninklijke staalsregcering en hare bondgenooten
moesten zich dus tot vraag stellen: of liet gepast
ware onder deze omstandigheden eene inmenging
of pressie uit te oefenen, opdat het groothertogdom
Luxemburg, dat tot het tolverbond behoorde, toch tot
deu Noord-Duitsehen bond zou toetreden. Na rijpe over
weging heelt zij die vraag ontkennend beantwoord. Zij
moest het als een twijfelachtig voordeel beschouwen, bij
een zoo innigeu boud, in den groothertog van Luxemburg
een medelid te zien, die in zijue qualiteit als koning der
Nederlanden zijn zwaartepunt buiten den bond kon
hebben en wiens belangen wellicht menigmaal in strijd
met den bond konden komen. De ervaringen die wij in
dat opzicht in vroegere jaren hebben opgedaan, waren
leerzaam genoeg, om ons terug te houden van eene der
gelijke inrichting in volle kracht op de nieuwe instelling
over te brengen.
De koninklijke regeering heeft voorts gemeend, dat
juist wegens de geografische ligging en de eigenaardige
betrekkingen van het groothertogdom Luxemburg, de
behandeling dezer quaestie vooral een hoogen graad van
voorzichtigheid vereischt.
Men liet aan de Pruisische politiek recht wedervaren,
toen op eene hooge plaats gezegd werd, dat die politiek,
zoover het met de eer des lands bestaanbaar was, de ge
voeligheid der Fransche natie zocht te verschoouen. De
Pruisische regeering vond en vindt steeds tot zulk eene
politiek aanleiding in de recht mat igewaardeering, die voor
de ontwikkeling der Duitsehe quaestie kan voortvloeien
uit vredelievende en vriendschappelijke betrekkingen
met eeno machtige naburige natie van gelijken rang.
Uit hetzelfde oogpunt als ik hierbij heb aangewezen,
wil ik mij onthouden van een bepaald ja of neen op het
tweede gedeelte der interpellatie. De bewoordingen van
dat gedeelte zijn van zoodanigen aard, als bij eene volks
vertegenwoordiging op nationaal terrein moge passen,
maar zij bebooren niet te huis in de taal, die bij de diplo
matie gebruikelijk is bij de behandeling van internatio
nale belangen, zoolang deze langs vredelievenden weg
kunnen gehandhaafd worden. Alleen voor zoover het
eerste gedeelte der interpellatie betreft, wil ik den staat
van zaken, gelijk deze ter kennis der regeering is geko
men, openlijk blootleggen.
De regeering heeft geene reden om aan te nemen, dat
er omtrent het toekomstig lot van het groothertogdom
reeds een besluit is genomen. Het tegendeel kan zij
natuurlijk niet bepaaldelijk verzekeren. Zij kan ook niet
met zekerheid weten of, ingeval het nog niet is genomen,
het wellicht onmiddellijk te wachten is.
Het eenige, waardoor de regeering aanleiding vond om
officieel van deze quaestie kenniste nemen,is hetvolgende:
Eenige dagen geleden heeft Z. M. de koning der
Nederlanden den te 'sGravenhage geacercditeerden Prui
sische gezant mondeling in de gelegenheid gesteld, zich
er over uit te laten, hoe de Pruisische regeering het zou
opnemen, wanneer Z. M. de koning der Nederlanden
atstand deed van de souvereiniteit over het groother
togdom Luxemburg. De Pruisische gezant, graaf Per-
poncher, heeft in last gekregen daarop te antwoorden
dat de Pruisische regeering cn hare bondgenooten zich
voor 't oogenblik omtrent die vraag niet konden uitlaten,
dat zij aan Z. M. de verantwoordelijkheid voor zijne
eigene handelingen moest overlaten, en dat de Pruisische
regeering, alvorens een gevoelen aangaande de zaak uit
te spreken, wanneer zij namelijk daartoe werd uitgenoo-
digd, zich in allen geval vooraf zou verzekeren hoe de
vraag zou worden opgenomen door hare Duitsehe bond
genooten, zoowel als door de mede-onderteekenaars van
het tractaat van 1839, alsook hoe zij zou worden opge
nomen door de openbare opinie in Duitschland, die juist
op dit oogenblik in deze hooge vergadering een gepast
orgaan bezit.
De tweede aanleiding lag hierin, dat de koninklijke
Nederlandsche regeering, door den alhier aanwezigen
gezant, ons hare goede diensten aanbood ten opzichte
der door haar vooropgestelde onderhandelingen van Prui
sen met Frankrijk aangaande het groothertogdom. Wij
hebben besloten daarop te antwoorden, dat wij niet in de
gelegenheid waren van die diensten gebruik te maken,
omdat er geene onderhandelingen van dien aard be
stonden.
Zóo is, mijne heeren! voor zoover bij de koninklijke
regeering bekend is, nog op dit oogenblik de staat der
zaakik zegvoor zoover mij bekend is, en beroep mij
op hetgeen ik zoo even over de mogelijkheid van een
besluit heb gezegd. Gij zult niet van mij verlangen, dat
ik op dit oogenblik, al zou het een volksvertregeuwoor-
diger of eene vertegenwoordiging voegen, openlijk op
heldering zal geven omtrent de voornemens en besluiten
der koninklijke regeering en hare bondgenooten in dit
of eenig ander geval. De verbonden regeeringeu zijn van
meening, dat geene vreemde mogendheid de ontwijfel
bare rechten van Duitsehe staten en Duitsehe bevolkin
gen zal benadeelen. Zij hopen in staat te zijn die rechten
te handhaven en te beschermen, langs deu weg van
vredelievende onderhandelingen en zonder gevaar voor
de vriendschappelijke betrekkingen, die tot nog toe,
tot tevredenheid der verbonden regeeringeu, tusschen
Duitschland en zijne naburen bestaan. Zij zullen aan
die hoop zooveel te zekerder kuunen toegeven, naar
mate zich datgene voordoet, wat de interpellant vooraf
tot mijne vreugde te kenneii gaf, namelijk dat wij door
onze beraadslagingen het onverwelkbaar vertrouwen op
den onverbreekbaren samenhang van bet Duitsehe volk
met en onder zijne regeeringen versterken."
Zoowel de rede van den heer von Bennigsen als dit
antwoord van den minister von Bismarck, werden met
den meesten bijval begroet.
De president van het parlement zeide hierop: „Er is
voorstel gedaan tot behandeling der interpellatie. Ik
meen nu het gevoelen der vergadering uit te drukken,
met te zeggen de wijze waarop het parlement de inter
pellatie en hare beantwoording aanneemt, spreekt dui
delijker en ondubbelzinniger, dan ooit door een tormeel
voorstel kon geschieden." (Levendige toejuichingen).
„Het antwoord van den minister von Bismarck
zegt een Belgisch dagblad is, in zijn geheel genomen,
eene ernstige waarschuwing aan den koning-groothertog
en aan Napoleon III. Indien daaromtrent nog eenige
twijfel kon bestaan, zou dit voldoeude blijken uit de
wijze waarop de president van het parlement deze
incidenteele debatten heeft gesloten. De president
heeft toch zeer bepaaldelijk te kennen gegeven dat er
overeenstemming bestond tusschen deu beer von Ben
nigsen, die op zeer oorlogzuchtigen toon tegenover
Luxemburg en Frankrijk sprak, en het antwoord van
den heer von Bismarck." Wij nemen deze appreciatie
van de interpellatie in het Noord-Duitsch parlement
geheel en 8l als ons gevoelen over.
Ciraaniiiarliieu enz.
Amsterdam 3 April. Raapolie op zes weken f 38$.
Lijnolie op zes weken f 38 j.
Prijzen van effecten.
Amsterdam 3 April 1867.
Nederland. Certific. Werkelijke schuld 2$ pet. 53^
dito dito dito 3 63$
dito dito dito 4 84f$
Aand. Handelmaatschappij 4j- 141
België. Certificaten bij Kothschild 2$
Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 92$
Certific. Hope Co4
Oblig. dito 1855, 6e serie 5 75
dito dito Leenmg 1860 4$ 81
dito f 1000 18645 „87
Certificaten 6
Aand. spoorweg 180$
Oblig. f 1000 1866 5 86
Loten 1866 5 162i
Polen. Schatkistobligatiën 4 581
Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 44A-
dito 1847/1852 2.j 22^
dito rente Amsterdam 5 64i
dito 1864 5 55$
dito fr. 500 1865 5 58$
dito nationale5 50$
Bankactiën3
Italië. Leening 18615 ^9
Spanje. Obligatiën3 thans 2j 30*
Amortisatie schuld
Portugal. Oblig. 18561862 3 39
Griekenl. dito (blauwe)5 13$
Turkije. dito (binnen!)5 27 iV
Amerika. dito Vereenigde Staten (1882) 6 77 ïV
dito Illinois7
dito St. Paul &Pac.Spw. 2e sec. 7 48$
dito Atl.Gr.WSpw.Ohio sec. (p) 7 n 38£
dito dito geconsolideerde .7 20 li-
dito dito debentures n 29$
Brazilië. dito 1852/63
dito 1865
Mexico. dito iSj
Grenada. dito afgestempeld.43 13,^
Venezuela, dito
Ten huize van haren Schoonbroeder, den Heer G. A.
VAN DEN BERG,-.te Hillegersberg, overleed heden
onverwapht Vrouwe^,. .PETRONE LL A ELI ZA BK TH
MATHIJSSEN, hartelijk geliefde Echtgenoot van den
Weledel Gestrengen Heer R. J. BLAND.
^l^ldelburg, 29 Maart 1867.