Veeziekte.
2 a
M
„Een voorval dat op een der lagere scholen in onze
provincie heeft plaats gehad, noopt ons daarop uwe aan
dacht te vestigen.
„Door een der onderwijzers zijn, hetzij dit gedurende
den schooltijd, hetzij bij het nitgaan der school geschied
zij, deels voor de ouders, deels ook voor anderen, vlug
schriftjes uitgereikt, die ten doel hadden het openbaar
onderwijs te verdedigen.
„De onderwijzer, die geheel te goeder trouw scheen te
handelen, en daarbij, wij twijfelen er niet aan, met de
beste bedoelingen ter wereld te werk ging, is door eenigo
andersdenkende leden zijner gemeente bij de booge
regeering aangeklaagd, in strijd met art. 23 der wet te
hebben gehandeld, op grond dat in die vlugschriftjes
godsdienstige denkwijzen van anderen werden aange
vallen en veroordeeld.
„Uwe aandacht op dergelijke handelingen en de daar
uit voortspruitende gevaren te vestigen, rekenen wij van
onzen plicht te zijn.
„Waar deonderwijzer zich geroepen acht vlugschriften,
waarin zijne tneening staat uitgedrukt, aan de school
jeugd uit te deelen, daar wordt de deur voor allerlei mis
bruiken opengesteld. Elk onderwijzer, naar de mate
zijner overtuiging, kan zich dan gerechtigd achten, op
zijne leerlingen te werken en invloed uit te oefenen en
in strijd komen inet de meeningen der ouders. Dat dit
tot groot nadeel der openbare school en tot verwijding
der kloof zou kunnen strekken, die thans alreeds te veel
bestaat, behoeven wij u niet te zeggen.
„De vrijheid van denken en spreken van den onder
wijzer buiten de school ligt in zekeren zin geheel en al
buiten onzen kring; wij dringen daarom alleen aan op
eene strikte naleving van art. 23, eerbiediging van elke
overtuigiug op godsdienstig en het daarmede zoo nauw
samenhangend politiek gebied.
„Waar die, met welke bedoelingen ook, geschonden
wordt, daar zal men, in stede van het openbaar onderwijs
te bevorderen, die veeleer in hooge mate benadeelen.
Bevordering van de belangen der openbare school
verwachten wij vooral daarvan, dat de onderwijzers het
onderwijs tot die hoogte opvoeren, dat het zich door
zijne eigene voortreffelijkheid aanbeveelt: dat zij daaraan
uitsluitend hunne krachten wijden.
„Op die wijze zullen zij, zonder andersdenkenden
eenigen aanstoot te geven, onbevooroordeelden eene
betere opinie doen koesteren van de openbare school,
dan door het met woorden aanprijzen van hunne eigene
zaak.
„De onaangenaamheden, welke reeds hebben plaats
gehad, meeuen wij u onder het oog te moeten brengen,
in de vaste overtuiging, dat door dergelijke voorvallen
het openbaar onderwijs veel meer geschaad dan gebaat
wordt."
Marine en leger.
Uit Vlissingen schrijft men ons:
„Naar ik vernomen heb is order ontvangen om het
oorlogstoomschip Citadel van Antwerpen, staande op een
helling vau 's rijks marine werf alhier, geheel af te
werken.
„Tengevolge hiervan vermoedt men dat de opheffing
der constructiewerf niet zoo spoedig en niet zoo volledig
zal plaats hebben als wel gevreesd werd.
„Het stoomschip vice-admiraal Koopman zal in het
begin van April te water worden gelaten."
Zoowel de niet-plaatsing van cadetten in dit jaar
bij de koninklijke militaire academie, als de onlangs
door den minister van oorlog geopende gunstige voor
uitzichten voor hen, die zich bij het leger voor het
officiers-examen trachten te bekwamen, schijnt gunstig
voor de vrijwillige dienstneming bij het instructie
bataljon te Kampen te werken. Bij dat korps toch
werden de vorige week 44 jongelingen ingedeeld, waar
door het getal der van 1 Januari dezes jaars aange-
nomenen tot 130 is geklommen.
De regeering heeft een nader crediet van 2 millioen
aangevraagd. Het daartoe strekkende wetsontwerp, bene
vens dat houdende nadere maatregelen omtrent den
veetyphus, zal nog deze week in de afdeelingen der
tweede kamer worden onderzocht. De regeering acht
zich tot deze voordracht genoopt omdat bij het wekelijks
verminderend cijfer der door den veetyphus aangetaste
runderen het oogenblik wellicht gunstig is om eene
krachtige poging te doen om door onteigening en afma
king van aile aangetaste koppels vee en daarop volgende
desinfectie der stallen, de besmette streek te zuiveren.
Ook de heer P. Verhoeve Bruinvis jr., te Winkel,
heeft dezor dagen bekend gemaakt, dat hij meent de
kennis te bezitten om het vee, dat weinig of geen voor-
beschiktheid voor runderpest beeft, te onderscheiden
van dat, hetwelk daarvoor meer vatbaar is. Reeds is
eene proeve genomen op kleine schaal, die met een ge-
wenschten uitslag werd bekroond. Om echter tot zeker
heid te komen, wenscht hij proeven op eene groote schaal
te nemen, waartoe hij, bij wijze vau inschrijving, bijdra
gen tracht te verkrijgen.
Rechtszaken.
Dezer dagen deed de rechtbank te Haarlem uitspraak
in eene voor velen gewis niet onbelangrijke zaak. Het
betrof namelijk eene, zoo wij meenen eerste, toepassing
der wet op de uitoefening der geneeskunst, ten aanzien
van dusgenaamde magnetiseurs. Zekere R. stond terecht
wegens het, daartoe onbevoegd, uitoefenen van de genees
kunde, door aan verscheidene personen geneeskundigen
raad en bijstand op verschillende tijdstippen te hebben
verleend en daarvan zijn bedrijf te hebben gemaakt. Uit
de instructie bleek, dat. deze persoon met eene clair-
voyante, die hij zeide in zoogenaamden magnetischen
slaap te brengen, herhaaldelijk aan kranken van allerlei
aard omtrent het karakter hunner ziekte en hare genezing
mededeelingen deed en raad gaf, hun recepten voorschreef,
een leefregel aangaf,enz.,alles zonder daartoe de bevoegd
heid te bezitten. Het openbaar ministerie zag hierin
eene overtreding van art. 1 der wet van 1 Juni 1865
(Staatsblad no. 59) en van art. 1 der wet van 1 Juni
1865 (Staatsblad no. 60) en requireerde diensvolgens
eene gevangenisstraf voor den tijd van drie maanden en
eene geldboete van ƒ300. De verdediger des beklaagden,
mr. van Hoogstraten, was het ten aanzien der toepas
baarheid van de wetten dezen geheel met het openbaar
ministerie eens, maar betoogde, dat zich in het onderha
vige geval een aantal omstandigheden voordeden, die
tot verzachting der geëischte straffen leiden konden. De
rechtbank, zich hiermede vereenigende, veroordeelde R.
tot eene geldboete van ƒ25 en in de kosten.
{Amst. courant
Jl. Donderdag heeft de arrondissements rechtbank
te 's Hertogenbosch den persoon Prinsen, van Hilvaren-
beeck, beschuldigd van vervalsching van boter, veroor
deeld tot 45 dagen cellulaire gevangenis, ƒ25 boete en
in de kosten.
Gemengde berichten.
Men verneemt, dat het muziekkorps van het regi
ment grenadiers en jagers, onder bevel van den len luit.
F. Dunckler, directeur van dat korps, in Juli a. te Parijs
zal deelnemen aan het internationaal concours, dat ter
gelegenheid van de tentoonstelling aldaar zal plaats
hebben.
De groote Carnaval maatschappij te Keulen heeft
voor de jongste maskerade voor bals en optochten ruim
7160 thaler uitgegeven. Het batig saldo in kas, ten be
drage van 363 thaler, is aan de armeu geschonken.
Te Bonn heeft weder een duel met pistolen tus-
schen twee studenten plaats gehad, met het gevolg dat
een der partijen aan de bekomen wouden is overleden.
De tijdingen uit Roubaix luiden gunstiger. De
toestand schijnt zich te verbeteren, en men verzekert dat
reeds 4228 werklieden den arbeid hebben hervat, terwijl
2131 zich alsnog daarvan onthouden.
Dezer dagen heeft men aan het Lago Maggiore
eene beweging van den bodem bespeurd, die het water
op verschillende plaatsen plotseling tot eene onrust
barende hoogte deed rijzen. Het dorp Feriolo heeft bij
dat natuurverschijnsel het meest geleden; aldaar zijn
namelijk eenige huizen verwoest en 14 menschen
omgekomen.
Uit. Parijs wordt gemeld dat de bekende aan hot
Napoleontisch Frankrijk zoo dierbare kastanjeboom van
twintig Maart, dit jaar op dien dag geen bladeren heeft
vertoond. Zou ook deze kastanjeboom tot de oppositie
zijn overgegaan
Verkooptngen en aanbestedingen.
Zaterdag jl. zijn te Vro.uwepolder ten verkoop aange
boden: 1. Een huis en erve, staande aldaar, gemerkt
A no. 26. Verkocht voor 290. II. Een huis en erve
met tuin, staande en gelegen aldaar, gemerkt A no. 1.
Verkocht voor 537.51.
Het gemeentebestuur van Middelburg heeft heden
openbaar aanbesteed de afbraak der gebouwen met hunne
aanhoorigheden, uitmakende de zoogenaamde West-
Indische pakhuizen, staande op den Blauwendijk alhier,
kadastraal bekend sectie C nos. 634, 635 en 636. Do
hoogste inschrijver is de heer J. M. van Ditmars alhier,
voor 6,701. De terreinen moeten ontruimd zijn vóór
1 Juli a.
Meteorologische waarnemingen,
gedaan op 'srijks werf te Vlissingen, des middags 2 uur.
Maart 1867.
Wind.
Pd
g
barometer
bij Oo.
Thermometer
C.
0)
AA na
ifEP'cS
v -c
-u: ia
AA
ij o
O
£3
0
ó-
0 ra
en
a
a
a
V
bc
V
ai
Aanmerkingen.
762.2
3.8
0 63
"3 84
0.3
licht bewolkt.
751.4-
0.4
092
436
0.0
betrokken sneeuw.
746 5
2.3
0.93
5 02
0.7
betrokken regen.
749.1
4.2
0.90
5.57
3.0
betr. mist sn. regen.
759 9
5.0
0.72
4.68
1.0
bew. helder nachtv.
758.0
42
0.80
4 97
0.0
betr. regenachtig.
759.2
9.0
0.89
7.41
0.7
mist betrokken.
17 Oost. j 5
18 Oost. 14
19 O. t. N.8
20 N. t. W.; 15
21 NOost. 3
22 Z. ZO. 12
23 Z. t. O. j 8
Thermomcterstan d.
23Maart.'sav. 11 u. 50 gr.
24 's morg.7 n.50gr.'smidd. 1 u. 50gr.'s av. 11 u.48 gr.
25 's morg.7 u.48 's midd. 1 u. 54gr.
Staten-gcneraal.
TWRF.DE KAMER.
Zitting van Zaterdag 23 Maart. Beslissing omtrent het
onderzoek van het wetboek van strafvordering. Voortzet
ting der algemeene beraadslaging over de begrooting van
oorlog.
Door den voorzitter wordt medegedeeld, dat door de
centrale sectie is besloten het onderzoek van het wet
boek van strafvordering niet te doen plaats hebben han
gende de beraadslagingen over de ontwerpen, die reeds
aan de orde gesteld zijn of nog zullen worden. Is er even
wel nog tijd genoeg over vóór het Paaschfeest, dan zal
het onderzoek nog in de sectiën plaats hebben.
Hierop werden de beraadslagingen over de begrooting
van oorlog voortgezet en wel over de afdeeling nopens
de samenstelling der verschillende wapenkorpsen.
Bij deze gelegenheid gaf de heer Stieltjes eene alge
meene toelichting van al zijne amendementen. Het doel is
de infanterie en de artillerie te versterken en de cava
lerie te verminderen. Ware er nog uitzicht op eene wet
telijke legerorganisatie, hij zou zijne amendementen
intrekken. Nu die weg is afgesneden, is hij verplicht
voor te stellen wat hij in het belang des lands noodig
acht. Hij verlangt ook de vaststelling eeuer betere ver
houding tusschen de traktementen der verschillende
officieren, en verbetering van het lot der onderofficieren.
De heer de Roo van Aldervverelt wenscht ook dat ver
betering worde aangebracht door aanmerkelijke verhoo
ging van de soldij der onderofficieren en manschappen.
Dit kan geschieden, zonder bezwaar voor de schatkist,
door in het stelsel van voeding die verandering te bren
gen, dat de levensmiddelen in het groot worden inge
kocht. Daardoor zal men veel geld besparen en den soldaat
beter kunnen betalen. Hij verlangde van den minister te
weten wanneer de 40,000 achterlaadgeweren gereed zul
len zijn en wenschte dat worden aangeschaft 25,000
repeteergeweren, zooals in Zwitserland, en 25,000 gewe
ren van het Oostenrijksch stelsel. Hij wenscht de indee
ling van het leger te hebben in afzonderlijke bataljons
met brigade-kommandanten. De indeeling in regimenten
zou daardoor vervallen.
De heer de Bieberstein bestreed het gevoelen dat het
lot der onderofficieren zoo beklagenswaardig zon zijn en
meende, dat men de zorg voor die personen gerust aan
den tegenwoordigen minister kon overlaten.
De minister van oorlog verklaarde in de eerste plaats
dat de intrekking der amendementen hem zeer aangenaam
zon zijn geweest, omdat zij diep ingrijpen in de door hem
voorgestelde organisatie, die in 's lands belang noodig is.
Hij gaf voorts te kennen te zullen voorzien in eene alge
meene verbetering van de traktementen der officieren en
tevens in het lot der ouder officieren, waarvoor hij echter
reeds veel heeft gedaan. Tegenover de voordeelen van
een veranderd stelsel van voeding, somt hij vele bezwaren
op die aan het inkoopen in het groot der levensmiddelen
verbonden zijn. Er zullen in dit jaar waarschijnlijk 80,000
achterlaadgeweren worden vervaardigd. Hij is nog bezig
met het onderzoek van verschillende stelsels van geweren.
Na repliek van den heer de Roo werden de algemeene
beraadslagingen over deze afdeeling gesloten en die over
de artikelen geopend.
Het eerst was aan de orde art. 9 (infanterie) waarop
door den heer Stieltjes eene verbooging van ƒ200,000 is
voorgesteld. De heer Stieltjes veriangde artikel 10 (cava
lerie) vóór art. 9 te behandelen, omdat zijn amendement
op dat artikel van den meest ingrijpenden aard was.
De minister van oorlog verzette zich hiertegen, omdat de
minister van binnenlandsche zaken (die toen niet tegen
woordig was) eene mededeeling te doen had bij art. 10.
De heer Haffmans stelde voor al de amendementen op de
verschillende artikelen tegelijk te behandelen, waarna
de beer van Zuylen de opmerking maakte dat juist de
reden waarom de heer Stieltjes art. 10 eerst wilde behan
delen (omdat voor de aanneming van zijn amendement
op dat artikel meer kans bestond), voor hem een reden
was oin zich tegen zyu voorstel te verklaren.
Beide voorstellen werden hierop verworpen. Dat van
den heer Haffmans met 56 tegen 13, en dat van den heer
Stieltjes met 44 tegen 26 stemmen.
Hierop werd overgegaan tot de behandeling van art. 9
en de twee daarop voorgestelde amendementen1. van
den heer de Roo tot vermindering met ƒ12,750; 2. van
den heer Stieltjes tot vermeerdering met ƒ200,000.
Het amendement van den heer de Roo heeft ten doel
weg te laten de uitgaven voor de soldij en toelagen voor
de officieren bij de normaal schietschool.
De strekking van het amendement van den heer Stiel
tjes is om meerdere miliciens van vroegere lichtingen op
te roepen, ten einde die te oefenen, en om de bezoldiging
der onderolfieiereu te verhoogen.
Over beide amendementen, waartegen zich de minister
verklaarde, ontstond eene langdurige discussie, waarbij
van de zijde der tegenstanders beweerd werd dat al de
amendementen geen andere strekking hadden dan om
bij amendement eene legerorganisatie binnen te smok
kelen.
In den loop der discussie vroeg de heer Fransen van
de Putte of de minister van binnenlandsche zaken (die
inmiddels in de vergadering was gekomen) nu niet zijne
mededeeling zou kunnen doen, waarvan de minister van
oorlog had gesproken. De minister gaf evenwel te ken
nen dat de door hem te doene mededeeling eerst te pas
kwam na de behandeling van art. 9.
Het amendement van den heer Stieltjes werd verwor
pen met 57 tegen 8 stemmen.
Voor de heeren Heydenrijck, Hingst, Fransen van de
Putte, Westerhoff, Geertsema, van Blom, do Roo en
Stieltjes.
Dat van den heer de Roo wordt aangenomen met 37
tegen 31 stemmen.
Tegen stemden de heeren van Zuijlen, Heijden-
rijck, van Wassenaer Catwijk, Meusonides, van Ame-
rongen, Kien, Rochussen, Haffmans, van Lijnden,
Hoffman, Hoekwater, Wintgens, de Casembroot, Pijn
appel, Begram, de Brauw, Verheijen, van Hardenbroek,
J. K. van Goltstein, van Nispeu, van Foreest, 's Jacob,
Luijben, Saaijmans Vader, Biciion, van der Hucht, van
Rappard, Bergmann, Insinger en de voorzitter. [Bij
deze stemming waren afwezig de heeren van Eek,
Geertsema en Keuchenius.]
Op art. 10 (cavalerie) waren mede twee amendementen
voorgesteld. Een van den heer de Roo tot vermindering