buiten IcmüL
3fftijt>ingcrr.
£)anMsbmd]tm.
Thiers.
wet zoo weinig van het denkbeeld is uitgegaan, dat de
staten-generaal ooit de middelen voor do verdediging
zonden weigeren, dat in de grondwet daaromtrent niets
is bepaald. "liet is dus niet de vraag of wij ons zullen
verdedigen, maar wel of de voorgestelde middelen noo-
dig en voldoende zijn. Die vraag weid door hem beves
tigend beantwoord. Hij stelt volkomen vertrouwen in de
denkbeelden des ministers, die geheel in overeenstem
ming zijn met de plannen van andere deskundigen. De
ministers willen het land gelijke middelen geven als de
aanvaller kan hebben. Onze eigen geschiedenis heeft
het doeltreffende daarvan aangetoond. Hij meent dat een
goed georganiseerde krijgsmacht steeds geweest is een
doorn in het oog der liberale party. Aan den heer Tbor-
becke vraagt hij, waarom eene wettelijke organisatie van
het defensiestelsel, waarop hij thans zoozeer aandringt,
niet onder zijn bestuur is voorgesteld? De finaneieele
bezwaren zulien hem niet weerhouden zijn stem aan de
begrooting te geven.
De heer van der Hucht vereenigde zich volkomen met
de plannen der regeering en meende dat daar, waar het
de verdeiliging van het vaderland betreft, wij ons vol
gaarne alle offers moeten getroosten.
De heer Fransen van de Putte wees er op, dat thans
van de zijde der regeering plotseling de weerbaarheid
Op den voorgond is gesteld. Hij kuurt dit in zekere mate
goed, maar hij keurt geen agitatie goed en dus ook niet
deze agitatie die, zijns inziens, gevoed wordt door de
regeeriug zelve. Hij zegt dit met het oog op de rede
voeringen van den minister van buitenlandsche zaken.
Hij wenschte van het standpunt eener loyale oppositie
dat hij tegenover deze regeering inneemt, eeuige op
merkingen te maken omtrent de begrooting van marine.
Hij wil wettelijke vaststelling van iiet plan dat men nu
wil volgen. Hij wil dit, zoowel in het belang der
regeering als in dat der geldmiddelen. Hij kwam
®r verder tegen op dat het verval onzer marine zou
zijn te wijten aan het uitblijven van fondsen uit
Intlië en verklaart zich ook tegen het denkbeeld eener
actieve zeemacht. Verder is hij het met den heer
'sJacob eens dat de regeering voor het tegenwoordige
te weinig wil doen en komt hij er tegen op om de
kosten van onze verdedigingsmiddelen door de Javanen
te laten betalen. Als minister heeft hij er toe moeten
medewerken om de Indische gelden ook voor Nederland-
sche behoeften te doen aanwenden, maar thans zegt hij
alle verhoogingen te zullen weigeren, van welken aard
ook, indien niet.de middelen zijn aangewezen uit bron
nen hier te lande, waaruit die uitgaven moeten worden
gevonden.
De minister van oorlog vatte hierop onmiddellijk het
woord op, om te protesteeren tegen de uitdrukking van
den vorigen spreker, dat deze regeering eene kunst
matige agitatie zou onderhouden. Ware die beschuldi
ging gegrond, zij zou een groote blaam werpen op de
regeering. Maar hij werpt die verre van haar af en het
deed hem leed dat de heer van de Putte een wanklank
gebracht had in de algemeene overeenstemming en den
goeden geest die de kamer bezielt.
De heer Fransen van de Putte antwoordde hierop, dat
hij niet gesproken bad van kunstmatige agitatie,maar
ld leen van agitatie en nam daarvan geen woord terug,
vermits hij uit de redevoeringen van den minister van
buitenlandsche zaken meende te kunnen bewijzen dat er
wel degelijk agitatie werd onderhouden. Hij verlangde
dus dat de minister zijne woorden zou terug nemen.
Aan dit verlangen werd echter door den minister niet
voldaan, ofschoon hij toegaf dat het woord „kunstmatig"
niet door den heer van de Putte ia gebezigd: maar ver
mits die spieker bij zijn beweren bleef dat door de
regeering eene agitatie wordt gevoed, blijft de minister
hiertegen protesteeren.
De heer Kien verklaarde bet volste vertrouwen te
stellen in de tegenwoordige regeering en zou dan ook
voor de begroetingen stemmen Hij zou zelfs vvenscben
dat er thans nog meer wierd aangevraagd.
De heer üullert schreef het verval der marine toe aan
gemis aan vastheid van stelsel en daarom drong hij aan
op wettelijke regeling. Verder verdedigde hij nogmaals
de stelling dat de geest der grondwet medebrengt om
middelen en uitgaven te ge lij k vast te stellen. Hoe hij
dus denke over de noodzakelijkheid van uitgaven voor
oorlog en marine, hij zal daaraan zijn stem niet knnnen
geven vóór er vastheid in het bestuur zij en voor hij weet
doorwelke middelen deuttgavcn zullen worden bestreden.
De heer Pijnappel bestreed de voorwaarde door den
heer Thorbecke gesteld en trachtte met de grondwet in
de hand te bewijzen, dat over uitgaven en middelen
afzonderlijk moet worden gestemd. Overigens bracht het
financieel gebruik mede eerst de uitgaven en daarna de
middelen vast te stellen. Hij verwacht de wettelijke
Vaststelling daarvan thans ook, doch eerst na aanneming
der begrootingen.
De onmogelijkheid van wettelijke regeling der mili
tie aangelegenheden werd door den lieer van Zinnicq
ejgmann (Het een ber0ep op de geschiedenis van het
''"onland", aangetoond, welke spreker verklaarde met
8cheul-,r0nwen 7''^Q S'em aaU ^e8r00t'QSen te z"Hen
Er volgoj, hierop nog eenige replieken van de heereu
'ntgens, de Casembroot, Insiriger, Dullert, Zijlker,
van)9®11 Van de Putte en Pijnappel, betzij ter refutatie
her £een tegen hunne redevoeringen jvas aangevoerd,
t?'J ter verduidelijking hunner beweringen,
het aar 61 peen sprekers meer waren ingeschreven, was
late .^0o'd aan den minister van marine. Wegens het
on m ,Ur wei'd het houden van diens rede echter bepaald
morgen te 11 uren.
Algemeen overzicht.
Eergisteren heeft in het Fransch wetgevend lichaam
de interpellatie plaats gehad van den beer Thiers.
Na eene inleid.ng, waarin de spreker in eene ont
wikkeling trad der rechten en plichten van de verga
dering, schetste hij Franktijk's politiek van vroegere
dagen. Volgens den beer Thiers is het evenwicht van
Europa geen maatschappelijke combinatie, maar een
beginsel, gesteund door de kleinere staten, welke
alleen door haar bestaan reeds daaraan diensten bewij
zen. Neemt deze kleiuere staten weg en gij maakt
groote schokken mogelijk. Sprekende over de tracta-
ten van 1815 vraagt de spreker of de vergadering uiet
met hem eens is dat men die thans terngwenscht. De
vergadering geeft echter door hare houding te kennen
dat zij dit met den heer Thiers niet eens is, waarop hij
vervoigt: „ik ben wel niet zoo bijzonder ingenomen met
die tractaten, maar ik beweer alleen dat zij een eigen
aardig nut hadden. Zoolang zij bestonden, stelden zij
ons vaderland instaat om, hetzij alleen hetzij in verband
met Engeland, invloed op Europa uit te oetenen. Want
de volken waren aan onze zijde. Alleen Rusland was
tegen ons." De heer Thiers keurde daarom den oorlog
in de Krirn goed. Waarom vraagt hij heeft men het
daarbij niet gelaten en zijn wij naar Mexico en naarltahë
gegaan
De spreker ontwikkelt vervolgens zijne argumenten
tegen de zoogenaamde politiek der nationaliteiten. Om
dat deze politiek voortvloeit uit ons beginsel der biunen-
landsche staatkunde, moet men daarvan nog geen systeem
van buitenlandsche politiek maken. Overgaande tot de
Duitsche aangelegenheden, keurt de heer Thiers de
staatkunde van Frankrijk te dien opzichte af. De regee-
ring had gebruik moeten maken van haren invloed op
Italië en voorts iedereen, die den Duitschen bond wilde
aanvallen, met het zwaard van Frankrijk moeten bedrei
gen. „Dat er honderd vijftig duizend Oostenrijksche
soldaten te Custozza waren, beeft bijgedragen out den
slag bij Sadowa dooi Pruisen te doen winnen. De eenheid
van Italië heeft alzoo aan Pruisen zijne tegenwoordige
positie bezorgd. Wij hebben Italië's eenheid tot stand
gebracht"derhalve kon de vergadering zelve de
gevolgtrekking maken aan wien de schuld lag dat er
thans eene mogendheid van veertig millioen zielen aan
Frankrijk's Rijngrenzen stond.
Omtrent de Ooatersche quaestie zeide de heer Thiers
dat de vorming van een christenrijk te Konatantiuopel
zeer wenschelijk was, maar onmogelijk, omdat het aantal
christenen in die streken slechts tien millioen bedraagt.
Onder deze omstandigheden moeten de Turken onder
steund worden, „die trouwens niet barbaarscher zijn
dan zij, door wie men hen wil vervangen."
De conclusie van den epreaer was dat de regeering
eene toenadering met Engeland moest bewerken, tot
welk verbond Oostenrijk zou toetreden en waarbij de
kleinere staten zich zouden aansluiten. Dat is reide
de heer Thiers de politiek van het gezond verstand.
In de gisteren gehouden vergadering van het Fransch
wetgevend lichaam heeft de heer Garnier Pagès de be
ginselen van buitenlandsche politiek, door den heer
Thiers verdedigd, bestreden. De boer Garnier Pagès
kenschetste deze beginselen als die der oude monarchie,
volgens welke Frankrijk door geweld van wapenen invloed
in Europa moest uitoefenen. Volgens den laatsten spreker
moest de invloed meer door moreeie middelen worden
verkregen. Voorts hield de heer Emile Ollivier eene
redevoering ten betooge dat de toestand in Duitscbland
aan Frankrijk geen ongerustheid moet inboezemsn.
Volgens berichten uit Weenen vau gisteren hebben
de opstandelingen in Thessalië de nederlaag geleden in
een gevecht met de Tnrksche troepen op 16 Februari II.
Het Spaansch ministerie heeft dezer dagen de goed
keuring van een besluit verkregen van koningin Isabella,
waarbij de infant Hendrik Maria van Bourbon vervallen
wordt verklaard van al zijne waardigheden en decora-
tiën. In het bij dit besluit bebooreud rapport van bet
ministerie wordt gezegd, dat zoo in revolutie-tijd alles
mogelijk schijnt, men toch niet had durven denken dat
een afstammeling van het koninklijk geslacht, een prins
van den bloede zich zei ven zoo zou verloochenen om
de regeering van zijn vaderland tegen te werken. Toch
heeft dit plaats gehad. Terwijl in 1848 de republikein-
sche revolutie aan de poorten van hetschiereiland huilde,
heelt de infant, alle banden verbrekende, zich geschaard
onder de voorstanders der republiek. Sedert werd hij
hersteld in al zijno waardigheden, doch thans heeft hij
in buitenlandsche dagbladen, welke de grofste beschim
pingen tegen Spanje bevatten, eene verklaring doen
opnemen, waarin hij zegt dat zijne plaats is naast de
Spaansche ballingen in den vreemde, terwijl alle latere
vertoogen van den ambassadeur in bedoeld land niets
bij hem uitgewerkt hebben. Op grond van dit alles
stelde alzoo het ministerie bovenbedoelde vervallen
verklaring voor.
De Fenian-beweging in Ierland waaromtrent ook
heden weder niets belangrijks valt op te teekenen -
heeft aan gene zijde van den oceaan weder den eeoigs-
zins verflauwden ijver der Fenian-vereeniging opgewekt.
Er is te New-York eene zeer groote meeting belegd, om
den opstand in Ierland door manschappen en geld te
ondersteunen.
Wij nemen uit de redevoering van den heer Thiers de
volgende gedeelten over:
„De toestand van Europa is ernstig, en indien men
daaraan nog mocht twijfelen, dan zou bet voldoende zijn
zich te herinneren welk een wetsontwerp is ingediend,
waarvan bet doel is om onze wapening op te voeren tot
eene verhouding, welke zij nog nooit bereikte. En niet
slechts in Èranktijk handelt men alzoo, maar in alle sta
ten, groot of klein. Zwitserland, Holland, België, Dene
marken en Zweden roepen een zoo groot mogelijk deel
hunner bevolking te wapen."
„Ik moet doen opmerken dat men tot theorie schijnt
aantenemen: uit elkander rukken en vereenigen. In het
noorden wil men Denemarken, Zweden en Noorwegen
vereenigen. Daar is eene Scandinavische nationaliteit,
en het gevolg daarvan zal zijn dat de Sund, thans een
vrij vaarwater, eene binnenzee zul worden, gelijk de
Dardanellen. Hier zal men de gelijkheid van taal, elders
de geographische ligging inroepen. De Duitsebers zullen
zeggen: wij hebben Koningsbergen, Breinen, Hamburg,
Lubeck, wij moeten ook de Zuiderzee hebben. Spanje
zal de monden van de Taag vragen en zoo zal er een
chaos ontstaan.
„Rusland zal met het oog op de Oostersche aangele
genheden thans denken het is uiij vrij onverschillig wat
de heer von Bismarck doeu zal aan den Rijn ett aan de
Zuiderzee, dat gaat slechts Frankrijk en Engeland aan;
wat voor mij het belangrijkste moet zijn is om aan de
Zwarte zee te kunnen doen wat ik wil en Fruisen zal mij
niet storen. Pruisen nu volgt van zijn standpunt de
zelfde redeneering. De verstandigste lieden vragen zich
reeds af of er een alliantie iractaai bestaat t usselien Prui
sen en Rusland. Ik weet daarvan niets, jnaar wel weet
ik dat er iets ernstigers bestaat dan een tractaat, name
lijk gelijkheid vau belangen. Er was ook geen alliantie-
tractaat tttsscben Italië en Pruisen in de eerste dagen
van April, maar dat tractaat was in vier en twintig uien
gesloten, omdat er eenheid van belangen bestond."
Frankrijk zou zich door de politiek der groote agglo-
meratiën vau volken te volgen zich hatelijk maken in de
oogen dergeheele wereld. De Duitsche eenheid zou daar
door geheel tot stand komen, het Oosten zou worden aan
getast en terwijl Pruisen en Rusland weinig tegenweer
zouden ondervinden aan de zijde vau Oostenrijk en Tur-
keije, zou Frankrijk daarentegen wellicht zeer ernstige
bezwaren ondervinden indien het tot aan de Schelde
voortrukte. Frankrijk zou daarbij de dupe worden.
Eene verstandige politiek zou het wezen indien Frank
rijk, alle onbillijkheden belettende, zich wilde belasten
met het waken voor bedreigde belangen.
„Engeland bemoeit zich niet meer met de gebeurte
nissen op het vasteland van Etttopa. Dit is bij die
mogendheid een systeem geworden. Het terrein, waarop
ik heersch zegt zij is de zee. Toch heeft zij ten aan
zien der geoeurteuissen in Duitscbland eene weinig edele
vreugde betoond, en heeft alzoo geene reden om bijzon
der belang te stellen in de verdere gebeurtenissen. Zoo
dra zij echter gevaren in het oosten ziet, dan is zij steeds
gereed otn weder op te treden; ook als zij van de poli
tiek der agglomeratie van volken hooit gewagen, dan
weet zij wat dit beteekent en de Schelde doet haar den
Pontus Ettxiuus vergeten. Zij kan onze boudgenoote
worden, maar is het. nog niet.
Als Engeland en Frankrijk eens vereenigd mochten
zijn door eeue alliantie, weet ge wat er dan zou gebeu
ren Dan zouden een aantal kleine staten,zich rondom
u scharen, dan zouden Zwitserland, België, Nederland,
Denemarken, Zweden en Portugal tot tt komen, allen
nat iën, waaronder zich reeds ongerustheid heeft geopen
baard, waarvan eentgt weken geleden nog een minister
n Portugal zich tot echo maakte.
Volgens ontvangen bericht van den gezagv. J. Botesz,
voerende het schip Zeelandiawas hij op den 29 Januari 11.
op 4 gr. NB. en 23 gr. WL. Schip en equipage waren in
goeden staat.
Prijseeu Tan effecten.
Amsterdam 16 Maart 1867.
Nederland. Certific. Werkelijke schuld ..24 pet. 53
dito dito dito 3 62j|
dito dito dito 4 84jj
Aand. Handelmaatschappij 4j 1444
België. Certificaten bij Rothschild 2 j
Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 92|
Certific. Hope co4
Oblig. dito 1855, 6e serie 5 76TV
dito dito Leening 1860 4j
dito f 1000-48645 874
CertiCeateh 6
Aan^.; spoorweg t-Wf,J£3
Oblig.- f 1G00 1B6.1
Loten' 1866 .4.^5 16d'