in Znid-Holland 1082, in Noord Holland 203, in Gelder
land 13, in Utrecht 425, Noord-Braband 8. Totaal 1735
runderen.
<Semengde berichten.
Op 27 Februari is van Brest vertrokken het Fransch
transportschip Le Rhöne met de manschappen van het
Belgisch-Mexicaansch legioen aan boord. Dit transport
schip werd heden te Vlissingen verwacht, alwaar reeds
een der twee overzetbooten is aangekomen, welke be
stemd zijn om de Belgische vrijwilligers op te nemen en
naar Antwerpen te brengen, indien Le Rhóne den last
had om niet verder de Schelde op te varen.
Aan het centraal comité van den Nederlandschen
weerbaarkeidsbond, te Utrecht, heeft de heer J. B. van
Limburg Stirum dringend in overweging gegeven
„zich zoo spoedig mogelijk te constitueeren tot
maatschappij van zelfwapening voor Nederland eu een
beroep om kapitaal aan zijne mede landgeuooteu te rich
ten, gevende aan renten achterlaad geweren en een volk,
dat zich bij voorbaat tempert en hardtop het fonkelende
aanbeeld der rede, en voor Gods zegen arbeiden en
kampen wil, om dien waardig te blijven en aan zijne
kinderen te verzekeren." De heer van Limburg Stirum
verklaart, voor 3000 te zullen inteekenen, wanneer de
Bond tot deze daad mocht overgaan en de natie aan zijne
bede gehoor geeft.
Te Berlijn bij den uitgever Wegener is thans eene
vertaling in dichtmaat verschenen van van Lonnep's
„Jacoba van Beijeren". De vertaling is van dr. Eduard
Wegener. Bij de vermelding van die uitgave wordt
tevens gewezen op de overeenstemming van het gedicht
met het Engelscho „the Lay of the last Minstrel".
Dr. Mary Walker, de Amerikaansche vrouwelijke
officier van gezondheid, heeft verleden week een lezing
gehouden te Londen met een weldadig doel. Zij heeft
een verhaal gedaan van baar lotgevallen in 't leger en
van haar krijgsgevangenschap. De Londenschestudenten
in de medicijnen op de galerij hebben even als de vorige
maal gedurende een uur met trappen en schreeuwen de
spreekster gestoord. Eenigen zijn door de politie weg
gevoerd. Zij zijn echter vrijgekomen met 100 p. st. als
waarborg te stellen, dat zij zich gedurende drie maanden
rustig zullen houden.
Dezer dagen werd te Londen aan het bureau van den
trans atlantischen telegraaf een telegram uit New-York
ontvangen, van den volgenden zonderlingen inhoud:
„Den heer A. L. te Londen.... 3e zendbr. van Joh.: 13
en 14." Wanneer men in het nieuwe testament in de bric-
veu van Johannes de opgegeven verzen opzoekt, vindt men
de verklaring van deze zonderlinge dépêche. Vers 13
van genoemden brief luidt aldus: „Ik zou u veel zaken
te schrijven hebben, maar ik wil dit niet met pen en inkt
doen." Vers 14. „Ik hoop u weldra te. bezoeken en ik
zal alsdan van aangezicht tot aangezicht met n spreken.
Vrede zij met u. Onze vrienden groeten n. Groet dc
vrienden elk in het bijzonder." De afzender van de
dépêche bereikte op deze wijze zijn doel en bespaarde
zich groote kosten. Zoo hij den gekeelen inhoud der
beide verzen had laten overseinen, had dit hem ongeveer
vijftig pond sterling gekost, terwijl thans de geheele
dépêche hem slechts op tien pond te staan kwam.
Bij het herstellen eener kerk op een dorpje in de
nabijheid van Beersel, in België, is, naar men meldt,
tusschen twee planken eene St. Cecilia van van Dijk
gevonden. Volgens een der Belgische bladen, verklaren
de kunstkenners die schilderij voor een der schoonste
voortbrengselen van van Dijk, en is zij zoo goed gecon
serveerd, alsof zij in eene kunstgalerij bewaard was
geworden.
VerRoopïngfCn en aanbestedingen.
Woensdag zijn in de gemeente Koudekerke verkocht
de navolgende perccelen 1. eene hofstede bestaande in
woonhuis, schuur, bakkeet en verdere gebouwen, met
5 bunders, 33 voeden, 60 ellen bouw- en weilanden.
2. 86 roeden, 90 ellen weiland. 3. 96 roeden weiland.
4. 83 roeden, 90 ellen weiland. 5. 50 roeden, 10 ellen
weiland. - 6. 93 roeden, 30 ellen weiland. - 7. 71 roeden,
20 ellen bouwland en sprink, verkocht voor 13.757,76.
8. 1 bunder, 2 roeden, 70 eilen bouwland, verkocht voor
1,658.95. 9. 62 roeden, 80 ellen weiland, verkocht
voor 977.75. 10. 86 roeden, 60 ellen weiland en
sprink, verkocht voor 1,213. li. 55 roeden, 20 ellen
bouwland, verkocht voor 915.51. 12. 55 roeden,
25 ellen bouwland, verkocht voor 805.20. 13. 55 roe
den, 25 ellen bouwland, verkocht voor ƒ777. 14. 31ioe-
den bouwland en sprink, verkocht voor 500.
15. 70 roeden, 40 ellen weiland en sprink, verkocht voor
1,047.20. 16. 74 roeden, 10 ellen weiland en sprink,
verkocht voor 1,066. 17. 96 roeden, 80 ellen weiland,
verkocht voor 1,451.50. 18. 1 bunder, 59 roeden
weiland, verkocht voor 1,577.
Tliermoineterstand.
27 Febr.'s av. 11 u.36 gr.
28 'smorg.7u.33gr.'smidd.lu.41gr.'sav.llu.34gr.
1 Maart.'smorg.7 u.35 'smidd. lu,38gr.
ütatcn-gcneraal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 26 Februari.Eindverslag. Voort
zetting der algemeene begrootingsdiscussiën.
(Vervolg.)
De minister van binnenlandsche zaken behandelde nu
ook van zijne zijde bet constitutioneel vraagstuk, en
tracht uit do geschiedenis der grondwetsherziening aan
te toonen, dat het wel degelijk in de bedoeling lag de
macht des konings niet ondergeschikt te maken aan de
macht der vertegenwoordiging. Hierdoor is evenwel de
vrije beoordceling van regeeringsdaden niet uitgesloten.
Die kan door geeue regeering worden beweerd. De mi
nister beantwoordt uitvoerig do opmerkingen van den
heer Jonckbloet en van andere leden die gesproken
hebben over al hetgeen in den verkiezingsstrijd is voor
gevallen, eu komt daarna nogmaals op de handelingen
der regeering terug, die hij op de bekende gronden ver
dedigt, daarbij tevens de verspreiding der proclamatie
en de circulaire aan de commissarissen des konings nader
toelichtende. Hij ontkent voorts ten stelligste dat de
regeering zich in de verkiezingen zou hebben gemengd
en zegt dat zij integendeel burgemeesters, die in vijan-
digen zin tegen de regeering zich met de verkiezingen
henben ingelaten, niet heeft willen ontslaan, omdat zij
uite.ulc dat in die opgewonden dagen zulke inmenging
vergeeflijk was.
'I on slotte verklaart do minister dat de regeering geen
rechten des volks heeft miskenddat zij de grondwet
getrouw zal uitvoeren en eindigt zijne rede, met te zeg
gen dat hij met levendig genoegen van alle zijden heeft
hooien verklaren, dat het monopolie van gehechtheid aan
Orauje niet alleen is aan de zijde der regeering. Hij ver
langde nu van zijn kant op het monopol ie voor do ware vrij
heidsliefde niet aan eene zijde aanspraak gemaakt te zien.
Do heer Godefroi treedt in eene uitvoerige bestrijding
van de verdediging der regeering en houdt vol, dat zij
haai- lapport niet mocht steunen op de onderstelde
bedoeling, maar wol op de woorden der motie. Verder
komt bij op tegen de stelling dat wel do leden afzonder
lijk, maar niet de kamer als zoodanig, een afkeurend
oordeel over benoemingen zou mogen vellen en bestrijdt
hij de bewering van den hoer Pijuappel, dat politieke
moliëu van orde of van wantrouwen zouden zijn on
grondwettig. Komende tot de bestrijding, die zijne vroe
gen conclusie heelt uitgelokt, zegt hij dat dio verkeerd
is opgevat. Zijne bedoeling was niet, dat men uit vrees
een ministerie moest steunen, maar hij achtte het niet
van belang het antecedent van 27 September tot uit
gangspunt te nemen voor wantrouwen iu de regeering.
De gevolgen van een votum van wantrouwen, in de
tegenwoordige tijdsomstandigheden, zonder ontbinding,
zijn toch voor hem zeer nevelachtig. En als de heer
Jonckbloet nu zegt, dat een andur gematigd conser
vatief kabinet kan optreden, dan wil hij wel aannemen
dat dit eerlijk gemeend is, doch hij kan niet gelooven,
dat dit de raad kan zijn van den vertegenwoordiger
eener politieke partij van eene andere richting. Bij
hem hljü dus vrees bestaan voor de gevolgen eener
tweede ontbinding in den tegenwoordigen tijd. Wan
neer hij in zijne eerste rede gesproken heeft van eene
partij, die de grondwettige vrijheden wil beperken,
dan had hij daarbij niet bet oog op den heer Pijn
appel, noch op de regeering, maar dan wilde hij
da..iiiiode alleen zeggen niet gerust te zijn voor het
di ij ven van die richting, die eenigen steun vindt in
de antecedenten van eeuige ministers. Ten slotte zegt
hij, steeds, wanneer de rechten der kamer, dio de rechten
der natie zijn, worden aangerand, te zullen zeggen: fait
ce que doitadvienne quepourra.
De heer de Roo van Aldewerelt zegt niet te houden
van politieke geloofsbelijdenissen, maar verklaart dat,
ook na de talentvolle verdediging der regeering, bij hem
de meening is blijven bestaan dat de regeering met licht
vaardigheid van eene harer gewichtigste rechten heeft
uiisbnuK gemaakt en dat zij hetpersooulijk belang harer
leden heelt gesteld boven hot algemeen belang.
Deze uitdrukking lokt van de zijde des voorzitters
eeuo terugroeping tot de orde uit, waarop de heer de
Roo van Aldewerelt hervat, dat hij slechts de opvatting
derregeeriug heeft willon bestrijden. Hij werpt de schuld
der vertraging van de afdoening van belangrijke werken
op de regeeriug, en zegt dat zijn plicht hem verbiedt
samen te werken mot dit kabinet. Hij zal daarom tegen
al di begrootingen stemmen, met uitzondering van die
voor tuarine eu oorlog, ofschoon hij de ministers van die
departementen voor de regeeringsdaden in het algemeen
medeverantwoordelijk stelt. Hij steunt hen alleen, omdat
hij wisseling van ministers, vooral bij de departementen
van oorlog en marine, schadelijk acht.
Hel vervolg van het verhandelde in deze zitting
alsmede het verhandelde in de zitting van Woens
dag is opgenomen in het Bijvoegsel.)
Zitting van Donderdag 28 Februari. Ingekomen wetsont
werpen en verslag; beraadslaging over de aanneming van
hoofdstuk IIalgemeene beraadslagingen over hoofdst. III.
Zijn ingekomen twee wetsontwerpen: 1. tot onteige
ning van pereeelen ten behoeve van een afwaterings
kanaal; en 2. houdende nadere bepalingen omtrent den
accijns op de binnenlandsche bieren en azijnen.
Een ingekomen verslag nopens het beheer der kroon
domeinen over 1866 wordt in handen gesteld der heeren
W rhoff, Moens, van Lijnden, van Lidth de Jeude en
Ver!: jen.
Bij dc bi handeling van hoofdstuk II der staatsbegroo-
ting voor 1867 (hooge collegiën van staat en kabinet des
konings), kwamen twee onderwerpen ter sprake1. de
bezoldiging der stenografen; en 2. de wet op den raad
van state.
Ten aanzien der stenografen werd aangenomen een
amendement van de commissie voor de stenographie,
strekkende om den post voor bezoldiging der steno
grafen te verhoogen met ƒ800. Bij die gelegenheid
gaf de minister van financiën te kennen dat bij hem de
vraag in overweging is, om ook de stenografen in het
genot der leges te doen deelen.
Aan de behandeling der quaestie, nopens den raad
van state, namen deel de heeren Godefroi, Wintgens,
Rochussen en de minister van justitie.
Eerstgenoemde bracht daarbij ter sprake de onlangs
benoemde staatscommissie tot herziening der wetgeving
op de hypotheken, het notarisambt en het recht van
successie. Hij oordeelde dat dit niet tot een spoedig
practisch resultaat zou leiden en bracht daarmede
in verband de bepaling van art. 26 der wet op den
raad van state, waarbij bepaald is dat aan dien raad de
voorbereiding van wetten kan worden opgedragen. Hij
wenschte dat daarvan meer gebruik wierd gemaakt. Bij
die gelegenheid besprak hij mede bet bezwaar aan de
verplichte periodieke afwisseling van de verschillende
afdeelingen van den raad van state verbonden, waarom
trent hij op wijziging dier wet aandringt.
In dit laatste gevoelen werd hij door den heer Wint
gens ondersteund, die tevens wijziging der wet in dien
zin verlangde, dat aan den raad de einduitspraak in
administratieve rechtsgedingen wordt opgedragen.
De heer Rocbussen verlangde ookpartieele herziening
der wet en wenschte dan dat er een koloniale raad
worde ingesteld.
De minister van justitie verdedigde de benoeming der
staatscommissie eu verklaarde zich groot voorstander
van de bepaling van art. 26 der wet. Er zijn evenwel
bijzondere omstandigheden, die het niet altijd toelaten
de bewerking van wetten aan den raad van state op te
dragen. Het beginsel van verplichte periodieke afwis
seling wordt door den minister verdedigd, terwijl hij
toezegde te zullen overwegen of herziening der wet
noodig was, ten einde aan den raad de einduitspraak in
administratieve rechtsgedingen op te dragen. Tevens
wenscht hij het denkbeeld van den heer Rochussen in
nadere overweging te nemen.
Het hoofdstuk wordt aangenomen met 64 tegen 2
stommen (van do heeren Fokker en van Eek).
Vijftien leden namen hierop deel aan de algemeene
beraadslagingen over hoofdstuk III (buiteDlaudsche
zaken).
Het debat werd geopend door den hoer Heydenrijck,
die. aandrong op eene betere regeling onzer handels
betrekkingen met Noord-Duitscliland, Zwitserland en
Oostenrijk. De aankondiging van een nieuw sluiktrac-
taat met Pruisen heeft hem teleurgesteld. Een woord
van lof werd door spreker aan den minister gebracht over
zijn beleid in de zaak der afdamming van de Ooster-
Schelde, dat hij zeer wijs en prijzenswaardig acht. Hij
acht het plicht der vertegenwoordiging de regeering in
deze te ondersteunen, welke oudersteuniug hij reeds
toezegde, ook in het geval dat de regeering krachtig de
Nederlandsche rechten in de zaak der beurzenstichtin
gen handhaaft.
Door de heeren Viruly, Pijnappel,,'Blom, de Casem-
broot en Storm van 'sGravonsande werden de Japansche
aangelegenheden behandeld naar aanleiding van een
adres van onderscheidene handelshuizen, waarbij schade
vergoeding gevraagd werd wegens geleden nadeel bij de
jongste verwikkelingen in Japan. De drie eerstgenoemde
sprekers drongen aan op nader onderzoek dezer zaak,
doch ontkenden dat men recht had op schadevergoeding.
De twee laatstgenoemde sprekers behandelden meer
speciaal de klacht over niet genoegzame bescherming
der Nederlandsche onderdanen in Japan.
De heer van der Maesen de Sombreff wilde thans niet
spreken over de Schelde-quaestie, maar daarom wilde
bij nog niet zeggen tevreden te zijn over alles wat door
den minister in deze is gedaan. Hij behandelt meer de
bonding der ministers in de Duitsche aangelegenheden,
voor zooveel de losmaking van Limburg van den Dnit-
schen bond betrof, en meende daarin eene weifelende
houding te bespeuren. Ilij nam de gelegenheid waar om
van den minister inlichting te vragen over hetgeen er
is van het gerucht, dat Pruisen zich zou hebben verzet
tegen de ontmanteling van vestingen in Limburg.
De heeren Zijlker en Jonckbloet drongen aan op het
tot stand komen der aansluiting van den noorderspoor
weg aan de Pruisische spoorwegen. Laatstgenoemde
behandelde tevens de houding des ministers in de onder-
wijsquaestie en trachtte te bewijzen dat de minister ten
onrechte verklaard heeft van vroegere beginselen te zijn
teruggekomen. Was dit echter waar, dan zou de minister
in eene valsche positie verkeeren tegenover zijne mede
leden in het kabinet. Die houding des ministers boe
zemde hem geen vertrouwen in.
In gelijken zin liet de beer van Blom zich uit, die ook
om de onderwijs-quaestie zijn wantrouwen in den minis
ter te kennen gaf.
Het nieuw te sluiten sluiktractaat met Pruisen gaf
den heer de Bieberstein aanleiding te verklaren, dat hij
geen groot vertrouwen stelt in het beleid van dezen
minister.
Ook de heeren Dam, Geertsema, en van Beyma ont
zeiden hem hun vertrouwen.
Eerstgenoemde gaf daarvoor drie redenen op: 1. de
interpellatie door den heer van Zuylen den 23 Mei tegen
den minister Cremers gehouden; 2. het toegeven aan
den aandrang van België tot het benoemen eener inter
nationale commissie; en 3. 's ministers denkbeeld om-