hooging van belastingen voor te stellen, te eer omdat hij
ook bier weder de lessen der ondervinding kan inroepen.
In 1848 meende de regeering het deficit van f 9,719,365
te moeten dekken door verhooging van belastingen.
De kamer vereenigde zich hiermede echter niet, maar
machtigde de regeering het deficit te dekken door uit
gifte van schatkistbiljetten. Dat middel, om een tekort
te dekken door uitgifte van schatkistbiljetten, is dus
niet, zooals de heer Dullert zeide, genomen uit liet
arsenaal der conservatieven, want dat arsenaal was toen
in handen der liberalen.
De minister verdedigde vervolgens uitvoerig de vier
door hem voorgestelde middelen om in het tekort voor
zien, daarbij wijzende op de lessen der ondervinding en
de wettigheid dier middelen verdedigende. Als regel
wenscht hij aan te nemen zonder noodzakelijkheid geen
belastingen te verhoogen. Zijn er uitgaven, zooals voor
spoorwegen, defensie, veeziekte enz., waarin niet voor
zien kan worden, dan zou hij zijn voor eene tijdelijke
leening.
Ten slotte geeft de minister te kennen dat hij geene
verandering in het belasting stel se 1 denkt voor te dra
gen, maar dat hij zoodanige veranderingen zal voorstellen,
waardoor de toepassing der wetten verbeterd en de druk
er van voor de natie verminderd zal worden. Ten bewijze
daarvan beroept hij zich op de aangenomen wijzigings
wet in den accijns op het geslacht, terwijl aan de kamer
zullen worden aangeboden wetsontwerpen tot wijziging
der bepalingen op de belasting op de bieren, en van de
wet op het personeel.
De beer Jonckbloet behandelt van zijne zijde de con-
stitutioneele quaestie, en bestrijdt de bewering dat het
debat daarover onvruchtbaar zou zijn. Ondanks de ver
klaringen der regeering blijft hij overtuigd, dat het
kabinet getoond heeft eene zonderlinge opvatting te
hebben van onze constitutioneele bepalingen en dat het
niet zeer ingenomen is met onze grondwettelijke instel
lingen. Hij treedt in eene bestrijding der motieven van
het rapport van 27 September en blijft de meening hand
haven, dat de regeering de grondwet miskent door de
bevoegdheid der kamer te ontkennen tot afkeuring van
elke regeeringsdaad. Zijne conclusie is: wantrouwen
jegens de regeering, op grond dat door haar leer onze
constitutioneele toekomst verloren gaat. En al moge nu
de liberale partij thans nog niet in staat zijn te regeeren
waarover zij zich echter niet uitlaatwelnu, dan
verklaart hij dat een gematigd conservatief kabinet, innig
verknocht aan. onze constitutioneele instellingen, kan
rekenen op de ondersteuning van hem en zijne politieke
vrienden. Hij verklaarde ten slotte niet bevreesd te zijn
voor eene tweede ontbinding.
De heer van Limburg Brouwer wilde thans de geheele
constitutioneele quaestie laten rusten om enkel te komen
tot de waarschuwing van den heer Godefroi, die tot de
liberalen zeide: weest voorzichtig, want gij zijt nog niet
tot regeeren in staat. Die raadgeving steunt op vrees,
en daarom neemt hij haar niet aqj?. Het zou toch gelijk
staau alsof de kamer zeide: wij wantrouwen u, maar wij
zijn bevreesd, en daarom stemmen wij voor u. De kamer
zou daardoor een uitstekend regeerings-element worden,
maar do vrijheid van het volk zon daardoor verloren gaan.
Hij zegt te zullen blijven protesteeren tegen de staat
kunde dezer regeering, niet enkel door woorden, maar
ook door het uitbrengen van zijn votum.
Gemeenteraad van ZIerikzee.
Zitting van 25 Februari. Verordening veeziekteverzoek
J. de Waard, schadeloosstelling.
Voorzitter de heer Cau. Afwezig de heeren de Jonge,
Mulock Houwer, van der Vliet en Koole, welke laatste
later binnentreedt.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
De voorzitter geeft kennis, dat de burgemeester van
Bruinisse hem schriftelijk heeft medegedeeld dat de raad
dier gemeente zijne goedkeuring niet heeft gehecht aan
het voorstel, om den invoer van hooi en stroo, als embal
lage, aan de waterzijde te verbieden; dat daardoor de
invoer langs het Zijpe vrij is en ook ongehinderd in de
gemeente Zierikzee zou kunnen ingevoerd worden, zoo
dat het mitsdien noodzakelijk is ook bedoelden invoer
aan de landzijde te verbieden, voor zoover deze gemeente
grenst aan de gemeenten Nieuwerkerk en Ouwerkerk.
Hij brengt daartoe namens burgemeester en wethouders
eene concept-verordening ter tafel, waarbij de verorde
ningen van 29 September 1865 en 18 dezer maand worden
ingetrokkenen eene nieuwe verordening, houdende
verbodsbepalingen betreffende den invoer van rundvee
enz., alsmede van hooi en stroo als emballage, wordt
voorgedragen.
Na discussie wordt die verordening overeenkomstig
de voordracht vastgesteld, met toevoegiug der bepaling
aan art. 2 „onder stroo wordt verstaan alle afval van
granen en peulvruchten." De heeren Koole en van der
Grijp stemden tegen de verordening.
Wordt gelezen een adres van schipper J. de Waard,
verzoekende vergoeding uit de gemeentekas wegens
schade aan zijn vaartuig toegebracht bij het verhalen
vau het barkschip de Grondwet, welke schade op f62.70
wordt begroot. Overeenkomstig voorstel van burgemees
ter en wethouders wordt dit verzoek gewezen van de
hand, daar er voor de gemeente hoegenaamd geene
aansprakelijkheid bestaat tot het vergoeden van derge
lijke schade. Hierna wordt de vergadering gesloten.
SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.