MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°' 32.
Zondag
24 Februari.
1867.
föinttmlcmö.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
Ee Schelde-quaestie.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Waarde,
j 6n S den 15 Maart 1867, des namiddags te
r,™ r- ln i Se»ieentehuis aldaar, overgaan tot de
p nbare aanbesteding van den bouw eener nieuwe
G EMEEATE SCHOOL,.
Bestek en voorwaarden van een en ander, liggen van
at den 22 dezer maand ter visie van gegadigden in voor
schreven gemeentehuis, terwijl aanwijzing zal worden
gedaan op den dag der aanbesteding, des morgens te
negen uren, en kunnen inmiddels informatiën worden
ingewonnen bij burgemeester en wethouders voornoemd,
en bij den heer architect Hannink, te Gloes.
Waarde, den 16 Februari 1867.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
J. VEREEKE.
De secretaris,
G-. VAN DOORN.
Sliddelburg 33 Februari.
IV.
GEHEIMZINNIGHEID DER NEDERLANDSCHE REGEERING.
Toen op het einde des vorigen jaars de Belgische
regeering het onvoorzichtig besluit nam om de quaestie
tiisschen haar en het Nederlandsch gouvernement over
de afdamming der Ooster Schelde, tot een Europ'eesch
vraagstuk te verheffen, werden door de buitenlandsche
bladen eemglijk geïnspireerd van Belgische zijde, her
haaldelijk de meest ongerijmde voorstellingen van het
geschil aan het groote publiek opgedischt. Het was
alsof Nederland zoo een, twee, drie, de Schelde wilde
doen opdroogen en Antwerpen tot een landstadje ver
nederen. De eerste jammerkreet hierover werd geslaakt
door het Haagsche dagblad. Het verzuchtte naar den
tijd, toen een in het Fransch geschreven blad door de
regeering bezoldigd werd om de Nederlaudsche belangen
in het buitenland te bespreken, het gaf een Seitenhieb
aan de kamers, die te schriel waren om aan het departe
ment van buitenlandsche zaken gelden toe te staan om de
noodige pennen daartoe in beweging te brengen, anders
gezegd te huren. Intusschen, nauwlijks heeft het der
regeering behaagd een tipje van den sluier der geheim
houding op te lichten, nog geen maand is er verloopen
sinds het rapport der Hollandsch-Belgische commissie in
druk is verschenen, of het blijkr dat het huren van
pennen en het bezoldigen van een onbeteekenend Fransch
blaadje onnoodige kosten zijn. De stof, eens onder het be
reik gesteld,heeft de arbeiders ais om strijd doen opkomen,
en bijna gelijktijdig zijn in Drie vlugschriften, in de
Fransche taal geschreven, mannen van verschillende
richting, doch allen te hoog staande om anders dan naar
vrije ingeving te' spreken, opgestaan om de Schelde-
quaestie van alle kanten toe te lichten en eene juiste
appreciatie in den vreemde mogelijk te maken
Waarom dit zoo laat? Te laat misschien om de intrige
van Belg.ë onschadelijk te maken. - Zeker te laat om
die te voorkomen!
Het antwoord ligt voor de hand, en is reeds door de
uitkomst bewaarheid: Het licht schijnt laat en veel te
laat over deze quaestie, omdat de regeering haar voor het
licht ontoegankelijk gemaakt heeft.
Het bewijs hiervan is gemakkelijk te leveren. Laat ons
zien wat hier bet geval is.
In de Schelde quaestie domineert de technische vraag
terwijl het recht der tractaten in de tweede plaats optreedt
wij komen hierop later terug. Over die technische
vraag nu bestond reeds lang voor het benoemen der ge
mengde commissie een naar men zeide uitstekend rap
port van de ingenieurs Brunings en Blommendal. Dat
rapport werd zorgvuldig als een geheim stuk verborgen
en is eerst 11. Maandag aan de tweede kamer medegedeeld.
Reeds den 20 Augustus jl., bij gelegenheid der interpel
latie Fokker, werd overlegging van dat rapport gevraagd,
maar dat ging niet gemakkelijk en is eindelijk toege
staan in gesloten zitting onder geheimhouding.
Het publiek mocht daarvan geen kennis nemen. Nog den
28 December jl. werd aan de eerste kamer de inzage der
stukken vergund, doch uitdrukkelijk onder geheimhou-
ding van alles, behalve van het latere rapport der ge
mengde commissie.
En hoe is het met dat laatste rapport gegaan, het stuk
dat binnen éen maand drie brochures heeft verwekt?
Het is gedagteekend van 12 September 1866 en eerst op
aandrang van de 2e kamer gedrukt in de laatste week
van December.
Aan wien nu de schuld, dat men in het buitenland zoo
lang omtrent deze zaak misleid werd? Aan wien is het
te wijten dat miskenning ons deel was en België in
de vreemde kabinetten een gereed oor vond voor haar
plannen
De regeering heeft het aan zichzelve te danken. Het
hier gevolgde systeem van geheimhouding is niet meer
van dezen tijd. Waar de diplomatie heden ten dage recht
door zee wil gaan, daar steekt zij de trompet en galmt
het van dakendoch geheimhouding wordt bewaard
voor hetgeen het licht niet mag zien. Zoo moest de
achterhoudendheid der regeering in het buitenland arg
waan wekken en werd de verdediging onzer goede zaak
door de publieke pers onmogelijk gemaakt.
Die geheimzinnigheid van het tegenwoordig hoofd van
buitenlandsche zaken strekt zich, verwonderlijk, niet
alleen uit tot het publiek, maar zelfs tot onze vertegen
woordigers aan de vreemde hoven. In het begin van
Angustnsjl. werd tusschen België en Nederland over
eengekomen de internationale commissie te benoe
men tot opneming van de Schelde, en zeer kort
daarop werden de leden daarvan benoemd. Men zou
denken, dat zulk een hoogst gewichtige maatregel in
overleg geschied was met het kundig en beproefd hoofd
onzer missie te Brussel. Och neen, die zaak is door den
minister geheel buiten den gezant behandeld, zoodat,
toen hem op zekeren dag door een Belgisch ambtenaar
de namen der benoemden tot die commissie werden mede
gedeeld, hij geheel verbaasd moest vragen: welke
commissie? ik weet van geen commissie.
Ongetwijfeld getuigt zulk een wijze van handelen
van groot zelfvertrouwen en van een moed die alle
verantwoordelijkheid op zich neemt. Of dat vertrouwen
bij de natie even wortelvast is, valt te betwijfelen,
doch de verantwoordelijkheid zal zij zeker laten rusten
op hem, die haar zoo stoutmoedig aanvaardt.
In een volgend nommer spreken wij over de jongste
geschriften aan de Schelde-quaestie gewijd.
Naar men ons nit Vlissingen meldt, zijn weder veer
tien man, meest hoofden van huisgezinnen, van 's rijks
werf te Vlissingen overgeplaatst naar het Nieuwe Diep.
In ons nommer van 12 dezer meldden wij dat de com
missaris des konings in Friesland aan de gemeente
besturen in dat gewest een schrijven had gericht ter
aansporing, om voort te gaan met het toepassen van
voorzorgsmaatregelen tegen de cholera, op grond der
ervaring dat eene cholera-epidemie, welke in den winter
verdwenen was, dikwijls in het volgende voorjaar met
vernieuwde woede uitbarst. Thans heeft ook de commis
saris des konings in Zeeland, naar aanleiding eener
aanschrijving van den minister vanbinnenlandsche zaken,
eene circulaire aan burgemeesters en wethouders der
gemeenten in deze provincie gericht, waarin de bijzon
dere aandacht wordt gevestigd op de noodzakelijkheid
om met zorg na te gaan wat in iedere gemeente uit een
sanitair oogpunt in het algemeen verbetering eischt, en
in het bijzonder op het wenschelijke dat mesthoopen,
stinkslooten, stilstaande poelen en ander vuil zoo spoedig
mogelijk worden weggeruimd; alsmede op de zorg die
voor het voorhanden zijn van zuiver drinkwater, voor
een goeden afvoer van vuil en water, en voor eene goede
bestrating behoort te worden gedragen.
Het vaststellen van verordeningen dienaangaande en
het constitueeren van cholera-commissiën wordt mede
aanbevolen.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft in zijne
11. Woensdag gehouden zitting met 20 tegen 14 stemmen
de conclusie van het, in hoofdzaak door ons medege
deelde, rapport der raadscommissie tot onderzoek van
de schouwburg-aangelegenheden welke conclusie
strekt om voortaan geen subsidie meer te verleenen
verworpen.
Daarentegen is een voorstel van den heer Buchner
aangenomen, streklende om alleen het eerste jaar sub
sidie, en wel tot een bedrag van ƒ9000, te verleenen.
Aan burgemeester en wethouders is alsnu opgedragen
om aan de tegenwoordige concessionarissen onder die
bepaling de concessie aan te bieden of, zoo deze weigeren
aan den heer Stuinpff,
Benoemingen en besluiten.
waterstaat. Benoemd tot hoofdingenieur van den
waterstaat 2e klasse de ingenieur J. A. A. Waldorp,
buiten bezwaar der schatkist en met bepaling dat hij
ook in dien rang op den tegenwoordigen voet bij den
aanleg der staatsspoorwegen in dienst blijft gesteld.
Onderwijs;
Zelden heeft een openbare aangelegenheid in Middel
burg in zoo hooge mate de algemeene belangstelling
opgewekt, als, in den jongsten tijd, de regeling van
het lager onderwijs. Hiervan getuigen niet alleen de
verschillende vlugschriften, die onlangs het licht hebben
gezien, maar ook de talrjke opstellen die ons werden
toegezonden, zoodra wij ter bespreking van dit onderwerp
onze kolommen voor het publiek openstelden.
Die belangstelling is reeds daarom gelukkig te noe
men, omdat zij genoopt heeft tot mededeeliugen, welke
duidelijk hebben doen zien dat het lager onderwijs nog
geenszins tot die volkomenheid gekomen is welke velen
onderstelden, en die men mogelijk, in verband met de
aanzienlijke uitgaven die er voor gevorderd worden,
recht had te verwachten.
Openbaarheid is ook in deze zaak de eerste schrede
tot verbetering en daarom meenen wij een nuttig werk
te doen met het leveren van een overzicht van het jongste
schrijven van den inspecteur van het middelbaar onder
wijs aan het gemeentebestuur van Middelburg, betrek
kelijk de voorbereiding tot het middelbaar onderwijs
(thans het hoofpunt in quaestie) waarvan in de raads
zitting van 11 dezer slechts met een enkel woord de
ontvangst is aangekondigd.
De inspecteur vestigt in de eerste plaats de aandacht
op de omstandigheid, dat allen, die over de quaestie een
advies hebben gegeven, van oordeel schijnen dat zijne
wensehen betreffende de regeling van het lager onderw js
onbillijk zijn, daar de nieuwe regeling der school C
(van den onderwijzer van Slaijs) nog van te korten duur
is, om reeds van de resultaten te kunnen spreken. Hij
erkent, dat inderdaad die school nog kort in werking
is, maar herinnert, dat reeds meer dan drie jaar geleden
door de regeering aan het gemeentebestuur toezegging
is geschied van de stichting eener rijks school en tevens
als voorwaarde is gesteld eene goede aansluiting van het
lager aan 't middelbaar onder Wijs. Had men toen aanstonds
de handen aan 'twerk geslagen, in plaats van meer dan
een jaar voorbij te laten gaan zonder iets te doen, dan
zou nu de regeling reeds zeer veel vruchten hebben
kunnen dragen, vooral wanneer men zich niet, zooals door
de raadscommissie is erkend, met huismiddeltjes
beholpen had.
Voorts wordt nagegaan wat aangaande do regeling zelve
is gezegd in de adviezen van de plaatselijke schoolcom
missie, den schoolopziener en den inspecteur van het
lager onderwijs. De inspecteur had gehoopt meer steun
te vinden bij den schoolopziener, van ivien het hem vroeger
gebleken was, dat hij eene avondschool, uitsluitend voor
Fransche taal, in beginsel afkeurde. Thans echter hebben
schoolcommissie en schoolopziener de verdediging van
den bestaanden toestand op zich genomen, en wel op twee
grondenten eerste, omdat door eene opname van Fransch
onder de vakkeu der dagschool van school C, het onder
wijs in de andere vakken zon lijden, en voorts omdat
vele ouders tegen eene opheffing der avondschool zijn.
Deze gronden worden door den inspecteur wederlegd.
Wat het laatste, dat van het minste belang is, betreft,
doet hij opmerken dat toch het doel niet wordt bereikt
van de ouders, want dat deze juist 's avonds hun kinderen
naar school laten gaan om hun gelegenheid te geven,
ouder toezicht van den onderwijzer, het huiswerk temaken,
maar niet om hen het voor hen nog allermoeilijkst vak,
eene levende taal, te iaten leeren, en dan toch nog als zij
om half acht of acht uur tehuis komen, al hun huiswerk
te laten doen. Dit wordt uit een poeiiagogisch oogpunt
bestreden en tevens de opmerking gemaakt, dat men aan
eene openbare school juist niet moet toegeven aan de
soms dwaze eischen en inzichten van sommige ouders,
wil men althans de openbare school niet hare onafhanke
lijkheid doen verliezen, waardoor zij zich thans nog van
de bijzondere gunstig onderscheidt.
De inspecteur toont vervolgens het onjuiste aan van
het hoofdbezwaar van schoolopziener en schoolcommis
sie, dat nl. het onderwijs in de gewone vakken op de
dagschool door de opname van het Fransch te veel zou
lijden; zoo dit waar is, dan is het alleen aan de gebrek
kige inrichting dier school en onvoldoend hulppersoneel
toe te schrijven. Dat het geven van onderwijs in de
Fransche taal aan eene school, wier leerlingen tusschen
6 en 12 jaren oud zijn, en tot zoodanige hoogte, dat zij
goed voor het middelbaar onderwijs voorbereid worden
in alle vakken, zeer wel mogelijk is, wordt aangetoond
door uitvoerige mededeelingen betreffende de bijzon
dere school voor gewoon en meer uitgebreid lager
onderwijs, opgericht door bet Departement- 'sGravenhage
der Maatschappij tot nut van't algemeen, welke inric -
ting door den inspecteur in vele opzichten alsmodelwoiUt