MIDDELBURGSCHE
C O U R A N T.
Y 28.
Zondag
1867.
17 Februari.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
Middelburg 16 Februari.
In de Belgische "kamer van vertegenwoordigers
heeft de beer Rogie hed8n, naar aanleiding van eene
tot de regeering gerichte interpellatie, verklaard dat
hij Maandag de stukken zou overleggen, die op de
quaestie van de afdamming der Ooster-Schelde betrek
king hebben.
Hij beklaagde zich in zijn antwoord over de slechte
gezindheid van Nederland ten opzichte van denBelgisch-
Duitschen spoorweg.
Aan het Handelsblad wordt uit 's Hage gemeld dat in
de aanstaande week de Pruisische ingenieur Rentge
wordt verwacht, om ook zijnerzijds een onderzoek in te
stellen met betrekking tot de Schelde-quaestie.
De Nederlandsche handelmaatschappij heeft zeventien
schepen bevracht, waaronder twee voor Middelburg,
zijnde de Johanna Maria, gezagvoerder E. A. Kleijnen-
berg, en Minister Thorbecke, gezagvoerder W.H.Kanne-
gieter.
Uit Dordrecht schrijft men ons
„Jl. Dinsdag heeft alhier eene meeting plaats gehad,
om de zaak van 's iands weerbaarheid te bespreken. De
heer Bredius was nu ook weder de man, die de quaestie
aan de orde gesteld had. Hier heerschte tot dusver op
dat punt een rustige rust, of liever een totaal gebrek aan
belangstelling. De heer Bredius heeft onder leiding van
het bestuur van het hier gevestigd departement der
Maatschappij tot nut van't algemeen, dat hij verzocht
had de samenkomst op te roepen, een tweetal stellingen
verdedigd, te weten: „Het stelsel van plaatsvervanging
bij bet leger is in strijd met de nationale instellingen en
werkt schadelijk op den geest des legers" en „Het oprich
ten van vrijkorpsen is geschikt tot opwekking van den na-
tionalen geest en van het vertrouwen op hun eigen kracht."
„Na eene inleiding, waarin hij de gebeurtenissen des
vorigen jaars besprak en herinnerde hoe do zaak der
verdediging van het vaderland aan de orde was gekomen,
beantwoordde hij twee tegenwerpingen, die men wel
eens hoorde maken1. „Wat vermag Nederland tegen
een groote mogendheid? Zijn verzet zou zijn dat van
een mug tegen een os", en 2. Wat raakt het mij wie
meester is van het land, wanneer het mij maargoed gaat?"
„Op krachtige, flinke, echt vaderlandslievende wijze
besprak de beer Bredius die bezwaren, waarna hij over
ging tot de toelichting zijner stellingen, en zeer behar-
tigingswaardige wenken gaf, o. a. omtrent de samenstel
lingen en den werkkring der vrijkorpsen. Na de pause
werden ei' door enkele toehoorders eeuige bedenkingen
tegen het gehoorde in het midden gebracht.
„Het is te betreuren, dat de belangrijke bijeenkomst
slechts door een 50tal personen werd bijgewoond, waar
onder een gering aantal jongelieden. De meesten der
aanwezigen zijn er door in hunne overtuiging versterkt
geworden; maar de publieke geest zal er niet door ont
waken. De bier heerscbende onverschilligheid omtrent
deze question bruiante zal vooreerst blijven bestaan."
Zoo een verslag van de lezingen door dr. A. Réville in
eenige groote gemeenten van ons land gehouden wel bet
meest welkom zal zijn aan hen die den spreker gehoord
hebben, zij missen daarom ook voor anderen geenszins
alle belangrijkheid, en gaarne nemen wij dus ook het
verslag der derde lezing op, ons door onzen Utrechtschen
correspondent toegezonden.
„Had de spreker - zoo schrijft hij ons in zijne beide
vorige voordrachten aangetoond, hoe de waardigheid
van het karakter noch in „den wijze" van Lafontaine
noch in den „misanthroop" van Molière ten volle ver
werkelijkt is, daar de eerste wel sociableis, maar niet
Tdigne,terwijl de tweede, wien men geen digniteont
zeggen kan, geheel insociableis, thans schetste hij in
zijne derde voorlezing, de laatste der reeks, het beeld van
den in waarheid waardigen mensch, die edel van inborst is
en tevens voor de samenleving geschikt. De oplossing van
het probleem, waarin de waardigheid van karakter bestaat,
vond hij bij Vauvenargues, een schrijver die veel minder
bekend is dan het tweetal, die het onderwerp zijner vorige
lezingen uitmaakten en die ongetwijfeld minder litterari-
sche verdiensten heeft dan dezen, raaar^die toch in den
laatsten tijd meer begint gewaardeerd te worden. Vinet,
Prévost-Paradol, Sainte-Beuve en anderen, hebben de
aandacht hunner landgenooten niet zonder gunstigen
uitslag op Vauvenargues gevestigd, en Pont-Martin
heeft hem in zijne Nouveaux Samedis geïntroduceerd in
de kringen van den Faubourg St. Germain, ofschoon op
eene wijze die aantoont, dat hij zijn schrijver zelf niet
gelezen heeft.
„De redenaar, die ons vroeger te midden der vrije
natuur en op het tooneel had gebracht, zou ons ditmaal
in eene andere omgeving, in den kring der salons moeten
verplaatsen. Maar daar zouden wij datgene vinden
waarnaar wij ginds te vergeefs hadden gezocht. Hij
splitste zijne rede in drie deelen, waarin hij ons achter
eenvolgens zou wijzen op den persoon en op de werken
van Vauvenargues, om eindelijk na te gaan hoe wij bij
hem het gestelde vraagstuk, do waardigheid van het
karakter, vinden opgelost.
„Vauvenargues werd in 1715 geboren nabij Aix in
Provence, in het bergslot zijns vaders, een onbemiddeld
edelman, die om zijn menschlievend gedrag tijdens het
heerschen der pest tot markies was verheven. Het
geboortejaar van onzen schrijver was dus het sterfjaar
van Lodewijk XIV, den roi-soleilmet wien een schitterend
tijdperk van Frankrijks geschiedenis eindigde. De jeug
dige Vauvenargues, te arm om te Parijs aan het hof te
leven, maar vol ambitie, trad op 17jarigen leeftijd in
den militairen stand. Vooral het lezen van Plutarchus
had een krachtigen invloed op hem uitgeoefend; en
wanneer hij uit dezen de daden van de groote mannen
der oudheid leerde kennen, terwijl zijn blik uit het kas
teel zijns vaders rondweidde over eene streek, die rijk
was in grootsche historische herinneringen, dan was de
begeerte in hem levendig geworden om het voetspoor
dier helden te volgen, en eerzuchtige droomen voor de
toekomst hadden hem vervuld. Maar de gelegenheid, om
in den krijgsdienst uit te munten, was in het toenmalige
Frankrijk gering. Terwijl de kardinaal Fleury het roer
van den staat in handen had, was de Poolsche quaestie
aan de orde. Frankrijk speelde daaiyn eene weinig eer
volle rol, en toen het later in de oorlogen tusschen Fre-
derik II van Pruisen en Maria Theresia van Oostenrijk
voor de eerste partij had gekozen, gedroeg Fleury, dien
politieke redenen naar Pruisen, maar persoonlijke nei
gingen naar Oostenrijk deden overhellen, zich zeer dubbel
hartig; eene handelwijze, die voor den krijgsroem van
zijn land zeer nadeelige gevolgen had. Toch vond Vau
venargues, die zoowel de inname van Praag door den
vijand, als de door de Franschen behaalde overwinning
bij Fontenoy bijwoonde, gelegenheid zich gunstig te
onderscheiden. Maar ook het leven in het kamp bood
weinig aantrekkelijks aan voor iemand van zijn ernstig
karakter. Losheid van zeden, weelde en verwijfdheid,
kenmerkten de edellieden die daar de hoofdrol speelden.
Het leger werd steeds gevolgd door een menigte kappers
en dergelijke lieden, en eiken morgen zag men de officieren
voor hunne tenten met groote uitvoerigheid den tijd be
steden aan het maken van hun toilet. Dit was wellicht een
der redenen, waarom de veldslagen toen doorgaans zoo
laat op den dag een aanvang namen. Als kenmerkend voor
den geest, die daar heerschte, werd medegedeeld hoe een
bekende actrice, op den dag die een veldslag voorafging,
in het leger het tooneel betrad met het bericht, dat den
volgenden dag wegens een veldslag geen tooneelvertoo-
ning zou plaats hebben, maar dat overmorgen een door
haar genoemd stuk zou worden opgevoerd.
„De blik, dien de spreker sloeg op dezen tijd van zede
lijk bederf, toen Lodewijk XV in het weelderig Versailles
onder den invloed zijner maitressen geene andere zorgen
kende, dan het vullen zijner beurs en het voldoen aan
zijne hartstochten, terwijl zijne arme soldaten aan de
grootste rampen bloot stonden en bij duizenden werden
gedood of verminkt, was wel geschikt om ons met af
schuw te vervullen. „De jaarboeken van het absolu
tisme," riep hij uit, „zijn de jaarboeken van de schande
der menschheid!"
„Na het eindigen van den krijg bracht Vauvenargues,
door geldelijk onvermogen van Parijs verwijderd gehou
den, eenigen tijd door in Fransche garnizoensplaatsen.
Ook aan de diplomatie heeft hij zich gewijd. Maar zijne
loopbaan, eens zoo hoopvol ingetreden, was haar einde
nabij. Zijn zwak gestel, nog ondermijnd door de gevolgen
van wonden, die hij in den oorlog had gekregen, bereidde
hem een vroegen dood. Reeds in 1747 stierf hij, na een
leven van nog geen 32 jaren vol rampspoed en ontbering.
Kort te voren was hij in kennis gekomen met Voltaire,
die toen zijn lateren roem nog niet had behaald. Deze,
gewoonlijk niet mild met lof, en die hier zeker geen wan
trouwen verdient, heeft over Vauvenargues gesproken
op eene wijze, welke de voortreffelijkheid van diens
karakter boven allen twijfel verheft.
„De werken van Vauvenargues zijn eerst na zijn dood
uit zijne nagelaten papieren verzameld en uitgegeven.
Het meest bekende, tevens het belangrijkste, zijn zijne
Maximes. Geestig vergeleek dr. Réville deze soort van
literarische voortbrengselen met medailles: wat dezen
zijn voor de gebeurtenissen van den tijd, zijn genen
voor het geestelijk leven; beknopt van vorm, oorspron
kelijk met den indruk van een krachtigen stempel voor
zien, bewaren zij het leven van een bepaalden tijd voor
de toekomst. Hij deelde verscheidene der Maximes
van Vauvenargues mede, en deed treffend uitkomen
hoe verre deze staan boven die van Rochefoucauld.
Bovendien deed hij ons, in verband met zijne beschou
wingen over den schrijver, o. a. diens stuk kennen:
„Phocas, ou la fausse singularité," dat nog voor onzen tijd
zijne toepassing heeft behouden, en eene door juistheid
en fijnheid van opmerkingen uitmuntende vergelijking
van den schrijver tusschen Corneille en Racine.
„Uit al het meegedeelde leerden wij Vauvenargues ken
nen als een voortreffelijk schrijver, als den wijsgeer die
het eerst in het rijk der gedachten aan het gevoel eene
voorname plaats heeft toegekend. „Les grandes pensées
viennent du coeur," luidde een zijner maximes. Ofschoon
reeds gestorven, toen Montesqnieu zijn L'esprit des lois,
Buffon zijn Histoire naturelle, Rousseau zijne Nouvelle
Héloise en Voltaire zijne Essais sur les moenrs schreef
de vier boeken, die het krachtigst voor eene nieuwe
richting op verschillend gebied de baan hebben gebro
ken vertegenwoordigt Vauvenargues reeds den geest
der achttiende eeuw in haar voortreffelijkst karakter.
Hij was in staat, Shakespeare, wiens vereering toen nog
eene groote literarische ketterij was, als een der grootste
dichters te waardeeren. Ongeloovig in den zin der kerk,
bleef hij waarlijk godsdienstig. Vreemd aan de verschil
lende orthodoxiën van zijn tijd, had hij de eeuige ortho
doxie, die het eigendom is van allen die zich tot de
hoogste volmaaktheid aangetrokken gevoelen. In menig
opzicht is hij met Rousseau te vergelijken, maar hij staat
hoog boven dezen. Hij is een Rousseau „qui ne pose pas."
„Waarin heeft Vauvenargues de waardigheid van het
karakter gesteld? Noch in de weinig edele slimheid
van den „Sage" van Lafontaine, noch in de egoïstische
fierheid van Moüére's Misanthroop. Maar in werkzaam
heid, gegrond op een edel doel en gepaard met verheffing
van den geest, werkzaamheid die het heil der menschheid
beoogt. Lafontaine en Molière beide stellen slechts per
soonlijke deugden voor; bij Vauvenargues zien wij ook
sociale deugden op den voorgrond treden. Humaniteit,
in denruimsten omvang, is hem de hoogste deugd. Tegen
over ideaal van den genoemden fabeldichter en den
Alceste van Molière, wil hij dat de mensch zij „Jier par
tempérament et flexible par refiexionDus niet voor de
samenleving ongeschikt, maar integendeel in haar en
voor de menschheid levende werkzaamheid, op den grond
slag der liefde, en door het hoogste doel bestuurd. Zoo
moet zij ontwikkeld worden door den kunstenaar, door
de vrouw en buismoeder, door den koopman, door den