MIDDELBURGSCHE COURANT. N°' 26. 1867. Donderdag 14 Februari. Editie van Woensdag avond 8 uren. Middelburg IS Februari. De heer Gosselinde door dc Fransche regeering benoemde ingenieur voor het onderzoek betrekkelijk de afdamming van de Ooster-Scheldc, heett zich naar Bergen op Zoom begeven, vergezeld van de heeren Conrad, hoofdinspecteur in algemeenen dienst van den waterstaat, en Bloemendal, chef van de hydrographie der Nederland- sche zeegaten b j het departement van mariue. Gebruik makende van de gelegenheid hem door het verslag der tweede kamer over hoofdstuk VIIc (hervormde en andere oerediensten) aangeboden, heelt de minister Schimmelpenninck dc beginselen en regelen aangegeven welke de regeering z. i. tegenover de kerkelijke aange legenbeden te volgen heeft. Eene volkomen autonomio van al de kerkgenootschappen, gelijk zij bij sommige reeds bestaat, is de toestand welke de regeering wen- schelijk en overeenkomstig met de letter en den geest der grondwet acht. Haar streven zal zijn die autonomie, voor zoover zij nog niet bestaat, te helpen bevorderen. Het beginsel van scheiding van kerk en staat is voor Nederland reeds sedert de laatste jaren der vorige eeuw beslist. Van toen af beeft de nauwe verbintenis opge houden, welke vroeger den staat met een der kerkge nootschappen, bij terugzetting der overige, vereenigd hield. De godsdienstige belijdenis en het verschil daarvan hebben sedert dien tijd hare staatkundige beteekenis verloren. De vrijheid en zelfstandigheid der kerk zijn door allen erkend. Over het beginsel zelf der scheiding van kerk en staat kan geen sprake meer zijn, maaralleen over de toepassing. Veel is er r«eds geschied. De protes tautsche kerkgenootschappen, buiteu het hervormde, hebben geene verdere aanraking met den staat, dan die uit de bij de grondwet gewilde geldelijke ondersteuning noodweudig voortvloeit. Voor de hervormde kerk heeft het groote moeite in, den staat los te maken van zijne bemoeiing met het beheer van de kerkelijke goederen der, gemeenten. Die moeilijkheid staat in verband met de gebeele inwendige organisatie der hervormde kerk, waarbij, uithoofde van het speciaal toezicht en het opper beheer van den staat, er op gerekend is, dat de collegiën van kerkelijk bestuur vreemd zouden blijven aan het kerkelijk beheer. Zooveel thans eene kerkelijke regeling van het beheer wordt voorbereid zal de regeering hebben toe te zien, dat de kerk, die vroeger haar bijzon dere beschermeling was, nu door bedenkelijke schokken geen schade lijde. Daar de staat aan de onderscheidene kerkgenoot schappen niet alleen bescherming, maar ook geldelijken onderstand verschuldigd is, kan de scheiding van kerk en staat hier nimmer eeno zoodanige zijn als die elders, roet name in Noord Amerika, gezien wordt. Den gelde lijken onderstand, als door uitkoop, te doen ophouden, gelijk vroeger door sommigen is aangeraden, zou iu strijd met art. 168 der grondwet zijn. Ook wil de regeering haren afkeer niet ontveinzen van eene scheiding, welke op den staat den stempel zou drukken van godsdienstloosheid of godloochening. Laat de kerk zich vrij bewegen iu den vrijen staat, desniet temin heeft de regeering den godsdienst te eerbiedigen als don hechtsten steun der staten, en, zoo zij in tijden van ramp en gevaar oordeelt,den wensch naar opzettelijke gelegenheid tot openbaar gebed te moeten kenbaar ma ken, strijdt dit eveD weinig, of minder nog met het beginsel van scheiding van kerk en staat, als het gebod van algemeene bededagen in de Vereenigde Staten on- vereenighaar is met de aldaar heerschende, volstrekte cn door niets beperkte vrijheid der kerk. De regeering is evenwel voornemens zich geheel aan de inmenging in het kerkelijk beheer te onttrek ken en heeft daarvan reeds het bewijs geleverd door het provoceeren van het koninklijk besluit van 9 Fe bruari 1866 (Staatsblad no. 10). Bij dat besluit is aan ven algemeen college van toezicht het beheer der goe deren van de hervormde gemeenten overgedragen. Dit algemeen college is te beschouwen als een maatregel van overgang en heeft ten doel om de kerk gelegen heid te geven binnen den tijd van drie jaren de regeling van het beheer der kerkelijke goederen tot stand te brengen. De regeering erkent de billijkheid om de christelijk afgescheidene gemeenten niet op den duur verstoken te laten van rijkssubsidie. ken zou dragen van zucht tot opdrijving der staatsuit gaven en van eene doorgaande strekking tot verhooging der traktementen van de ambtenaren. Het voornemen bestaat de functiën van agent van 's rijks schatkist door de Nederlandsche bank ook te Rotterdam en bij andere agentschappen te doen ver vullen. Bij eene herziening der postwet zal het beginsel van begunstigde frankeering in aanmerking komen. Bij voorkomende gelegenheid zal de vereeniging der post- en telegraaf kantoren in éen gebouw worden bevorderd. Binnen kort zal de invoering der nieuwe postwissels plaats hebben. Postzegels voor drukwerken en gestem pelde omslagen zullen later volgen. Het wetsontwerp tot regeling der schutterijen zal onmiddelijk in de sectiën der tweede kamer onderzocht worden, alzoo voor de behandeling der staatsbegrooting. Het antwoord van den minister van financiën op het j verslag nopens de begrooting voor zijn departement is zeer kort. De miuister ontkent dat zijne begrooting blij- i Heden namiddag heeft alhier de plechtige installatie plaats gehad van mr. N. II. van Nes van Meerkerk, als advocaat-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Zeeland. De procureur-generaal, mr. M. Verbrugge, hield eene rede, waarin hij in de eerste plaat.s herinnerde,dattelkens als het hof zich tot eene pleebtigo openbare zitting als deze vereenigde, zich daaraan iets bijzonders heeft ge hecht. Nn eens waren het de tijdsomstandigheden; dan het overlijden van een verdienstelijk man, die het reebts- gestoelte in eere hield; dan weder een scheiden hetzij wegens verkregen eervolle rust, hetzij om tot hoogere betrekking over te gaan, waardoor eene plaats ledig stond. Ook dit hof heeft zoowel onder zijne leden als op parket en griffie die lotwisseling ondervonden. Niet iedere opengevallen plaats is echter vervuld geworden. Spreker werd toch deu 10 Mei 1849 tengevolge van het overlijden van mr. G. J. Ackerinans krachtens de wet op de rechterlijke organisatie belast met de werkzaam heden van procureur-generaal. Destijds was de ver schillend beoordeelde wet van 29 Mei 1849 (Staatsblad no. 21) nog niet uitgevaardigd, doch hij ondervond toch hare werking, daar hij eerst in 1850 lot procureur- generaal werd benoemd, terwijl de daardoor openvallende plaats van advocaat generaal onvervuld bleef, zoodat hij achttien jaren lang tal van zaken op het parket van dit hof alleen heeft vervuld. De wijze waarop laat hij ter welwillende beoordeeling aan anderen over, maar ver klaart dat het alleen aan versterking van Hooger hand in ziels- en lichaamskrachten te danken is, dat hij bij die zware taak een gevoel van afmatting, zoo niet van moe deloosheid, is. te boven gekomen. Thans is echter op zijn verzoek die plaats weder vervuld. Hij brengt daarom dank aan den minister voor zijne voordracht en eere aan den koning voor de benoeming. Volmondig erkent hij, slechts noode tot dat verzoek om hulp te zijn overgegaan en dit alleen te hebben gedaan omdat hij op zijn gevor derden leeftijd geen kans zag zijn werk voort te zetten gelijk hij dit zoo lang reeds alleen volbracht had. Vervólgens richtte de procureur-generaal het woord tot den nieuwen advocaat-geueraal. Hij verzekerde dezen dat 'skonings keuze hem hoogst aangenaam was, daar de goede verwachtingen, welke zijne grondige studiën aan de Utrechtsche hoogeschool deden ontstaan, zijn verwezenlijkt bij de sedert vervulde betrekkingen waartoe hij door den koning is benoemd, namelijk in 1860 tot kantonrechter te Cortgene, in 1861 tot substituut-officier van justitie bij de rechtbank te Zierikzee, in 1863 tot gelijke betrekking te Dordrecht en in 1866 tot officier van justit e aldaar. De hoogere rang in de magistratuur, waartoe de heer van Nes van Meerkerk thans is benoemd, kenmerkt zich, volgens spreker, niet door uiterlijkheden, maar door uitgebreidere werkzaamheden, doch die rang brengt ook eene benoeming voor bet leven met zich. Hoe men toch hierover tegenwoordig moge oordeelen, in 1835 werd die onafzetbaarheid ook aan de advocaten- generaal verzekerd, daar men dit als een bolwerk voor de veiligheid der ingezetenen beschouwde. Spreker wenschte den nieuwen advocaat generaal bij de aanvaar ding zijner betrekking de noodige geestkracht toe. Hij achtte het overbodig hem, die is toegerust met weten schappelijke kennis en ervaring, eenig voorschrift' te geven, daar de vereischten voor alle parketten dezelfde zijn. Hij hoopte dat de benoemde het geluk zou hebben om, even als dit ook steeds sprekers streven is geweestj zijne uit den aard der betrekking strenge plichten waar het mogelijk is te verzachten, door menschlievendheid in het oog te houden, door bart en geweten éen te doen zijn. Ten slotte verzocht spreker eene toegenegen ontvangst voor den advocaat generaal bij de ieden van het hof, den griffier en substituut-griffier, alsmede de advocaten en procureurs. In zijne toespraak tot laatstgenoemden merkte hij onder anderen op dat de advocaat-generaal voortaan meer bijzonder met ben in het strijdperk zal treden, hoe zeer hij voornemens is van tijd tot tijd zelf strafzaken te behandelen; hij dankte hen voor de doorgaans onder vonden bejegening en beval den nieuwen ambtenaar in dezelfde welwillendheid aan, waarna hij de voorlezing requireerde van het koninklijk besluit van benoeming en der acte van eedsaflegging. Nadat hieraan was voldaan nam de voorzitter mr. C. W. E. Vaillant het woord. Hij heette den heer van Nes van Meerkerk namens het hof welkom, verzekerde hem van 'shofs goede gezindheid tot samenwerking, welwillende verstandhouding en gevoelens van vriend schappelijke toegenegenheid, en riep wederkeerig de ach ting en het vertrouwen van den benoemde in. Daar bij de behandeling van zaken in het bijzonder tusschen hen beiden meerdere aanraking zal moeten plaats hebben,ont vouwde hij de redenen waarom 's konings kenze hem vooral zeer aangenaam is. Den naam van den benoemde heeft hij namelijk reedsin zijne jeugd met hoogen eerbied leeren uitspreken. Tusschen diens vader en den zijnen bestond eene zeer vriendschappelijke verstandhouding gelijk die tot de schoonste traditiën der magistratuur behoort. De volkomen onafhankelijkheid welke de benoemde door zijn vader verkregen on tot dusver bewaard heeft, was voor spreker do best i waarborg voor de vervulling zijner verwachting, dat de advocaat gene raal zal medewerken om dc beste krachten in te spannen tot bevordering van waarheid en recht. Na alzoo geïnstalleerd te zijn en de voor hem bestemde plaats te hebben ingenomen, richtte de heer van Nes van Meerkerk het woord tot den voorzitter, om hem zijn dank te betuigen voor de gehouden toespraak en de verzekering te geven dat het zijn ernstig streven zal blijven om de bestaande onderlinge goede verstandhou ding zijnerzijds te bevorderen. Den procureur-generaal dankte hij insgelijks voor het gesprokene; hij verklaarde, dat hethem aangenaam was daaruit te hebben vernomen, dat zijne benoeming hem welgevallig was; beval zich in zijne vriendschap en welwillendheid aan cn verzochtzijne voorlichting met zijne meerdere kennis en ervaring. Tot de aanwezige advocaten en procureurs teu slotte het woord richtende, wees hij op het verschillend stand punt dat balie en parket innemen, doch door welwillend heid cn humaniteit kan zijns inziens daarom toch eene goede verstandhouding onderling bestaan. Volgens zijne verzekering zal het hem aangenaam zijn daartoe mede te werken, overtuigd als hij is dat zij noodig is voor de bevordering van waarheid en recht. Bij de ongesteldheid van den deken der orde en het oudste lid van den raad van toezicht, sprak de heer mr. W. C. Borsius namens advocaten en procureurs in de eerste plaats een woord, om den advocaat generaal geluk te wenschen met zijne vereerende benoeming, welke hen die met hem persoonlijk bekend waren genotgen heeft gedaan, terwijl ook zij, die hem nog niet kenden, op grond van wat zij heden vernomen hebben 's konings keuze gelukkig achten. - Vervolgens sprak hij een woord van dank voor het tot de advocaten en procureurs gesprokene, waarin zijns inziens een waarborg ligt dat de thans bestaande goede verhouding tusschen openbaar ministerie en balie zal voortduren. Hij wenschte ook dat dit het geval zal zijn. Den procureur-generaal dankte spreker voor de ten aanzien der balie ontwikkelde wel willende gevoelens, onder verzekering dat bet haar om zijnentwil genoegen doet, dat zijn verzoek om de open staande plaats te vervullen is ingewilligd. Ook dan als er voortaan tusschen haar en den geïnstalleerde een dik wijls warme strijd zal worden gevoerd, zal zij zich steeds beijveren om bet forliter in re aan het suaviler in modo te paren en de goede verhouding tusschen parket en balie te doen voortduren, daar beide éen doel voor oogen hebben: hetfiatjustitia. Gisteren is in eene plechtige openbare zitting der ariondissements rechtbank te Zierikzee de nieuw be noemde substituut officier van justitie mr. J. G. H. R. Ketjen geïnstalleerd. Gisteren is te 's Hage eene vergadering gehouden vai> het koninklijk instituut van ingenieurs, bepaaldelijk tot het doen van eenige mededeelingen betrekkelijk de af damming van de Ooster-Schelde door de heeren P. Galand en F. W. Conrad. Eerstgenoemde besprak vooral de bezwaren der Belgische ingenieurs, die hij trachtte te wederleggen, bewerende dat de afdamming geen nadeel

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1