öuifcenlanö.
Koloniën.
De nieuwe gouverneur-generaal Mij er is. volgens heden
ontvangen mailberichten, den 26 December te Batavia
gearriveerd en heeft den volgenden dag het bestuur
over Nederlandsch-Indië aanvaard.
De heer Loudon, gedurende de ziekte van den waar-
nemenden gouverneur-generaal Prins met het dagelijksch
bestuur belast, heeft, volgens het Bataviaasch Handels
blad, na z. Exc. met de behouden aankomst te hebben
geluk gewenscht, de meening geuit dat er groote moed
toe behoorde om, in den tegenwoordigen staat van
zaken, bij den strijd der partijen en de verschillende
gevoelens over de tot heil van Indië te nemen regeerings-
raaatregelen, het bestuur over dezeschoone bezittingen
op zich te nemen.
De gouverneur-generaal moet daarop geantwoord
hebben, die zienswijze ten volle te beamen, maar over
tuigd te zijn dat God, die hem den moed had verleend
de hooge door Z. M. hem opgedragen betrekking aan te
nemen, hem ook tevens den moed zou geven de voor het
heil van Indië noodige maatregelen te nemen, het goede
te bevorderen en het kwade te keer te gaan, waar hij het
mocht vinden.
Veeziekte.
De commissie, benoemd bij koninklijk besluit van
2 Januari 11., betreffende de middelen tot bestrijding van
den veetyphus, heeft, onder dagteekening van 18 Ja
nuari, een zeer uitvoerig rapport aan den koning uit
gebracht.
De volgende vragen waren het oordeel der commissie
onderworpen
1. Aan welke oorzaken is het toe te schrijven, dat de
maatregelen, tot dusver tegen den veetyphus hier te
lande verordend, niet tot het gewenschte doel hebben
geleid
2. Wanneer de bestaande bepalingen tot wering dier
ziekte doeltreffend te achten zijn, welke maatregelen
zouden dan genomen kunnen worden om hare snelle en
eenparigo toepassing te verzekeren?
3. Zijn er nog andere maatregelen van ovorbeidswege
te nemen, waarvan met grond de uitroeiing van den
veetyphus kan verwacht worden?
4. Zijn er middelen bekend om rundvee te fokken, dat
weinig of geen vatbaarheid bezit om door veetyphus te
worden aangetast?
Na, ter beantwoording van het eerste punt, waaronder
vooral gemis aan centralisatie, te hebben opgegeven,
waarom de ziekte onder het rundvee nog steeds en in
toenemende mate blijft heerschen, geeft de commissie
de middelen aan, van wier toepassing de bereiking van
bet doel: stuiting der ziekte, met grond mag verwacht
worden. Zij is van oordeel, dat afmaking van alle ziek
en verdacht vee, in den geest van het rapport der thans
ontbonden commissie van veeartsen, van 30 Augustus
1865, namelijk „dooding van ieder koppel vee, zoo ziek
als gezond, waarbij zich, alware het slechts éen geval
voordeed," het eenige bekende middel is dat, mits goed
toegepast en gevolgd door eene volledige desinfectie,
tot uitroeiing der ziekte leiden moet. Een krachtig perso
neel, onder de leiding van éen bekwaam en met de
noodige wilskracht begaafd man, moet met de toepassing
der maatregelen worden belast. Die dienst moet aldus
worden ingericht:
Door de regeering worde de besmette streek nauwkeurig
aangewezen. Tot die streek kunnen op dit oogenblik
gerekend worden te behooren de provinciën Utrecht en
Zuid Holland (voor zoover zij binnen de lijn van afsluiting
liggen),benevens hetgedeelte van Noord-Holland beoosten
den Amstel en de gemeente Nieuwer Amstel en Uithoorn.
In die aangewezen streek en in de daaraan grenzende
zoom van een nader te bepalen breedte worde door de
regeeriug tot den 1 Mei allo vervoer van rundvee ver
boden, benevens van huiden en afval van runderen.
Vervoer van mest zou vergund kunnen worden, behalve
die van stallen afkomstig, waar de ziekte hecrscht of
geheerscht heeft. Het vervoer van vleesch zou onder
beperkende voorwaarden vergund kunnen worden. Alleen
slachtvee zou mogeu vervoerd worden onder zeer ge
strenge bepalingen.
Elk stuk vee dat in de open lucht wordt gevonden,
worde onmiddellijk in beslag genomen. Er worden pre-
miën van rijkswege uitgeloofd voor ieder in beslag
genomen stuk rundvee.
Losioopende honden zouden in de hesmet verklaarde
streek moeten wordeu in beslag genomen of gedood.
Zoodra de middelen daartoe aanwezig zijn, make men
met de onteigening en afmaking een aanvang bij don
rand der besmet verklaarde streek, overal gelijktijdig te
beginnen en voortgaande naar het centrum. Vóór het
einde van den staltijd moet men daarmede ten einde
ziju. Is na den 1 Mei in een gedeelte van die streek de
ziekte nog heerschende, dau moet in dat gedeelte het
vee nog opgestald blijven.
Nadat de diereu zijn afgemaakt, moeten zij openge
sneden en even als het verdere in den stal aanwezige,
wordea gedesinfecteerd.
De toepassing dier maatregelen worde opgedragen aan
een korps goed gedisciplineerde personen die onder de
leiding staan van een krachtig hoofd, dat eene groote
vrijheid van handelen behoort te hebben.
De besmette streek worde verdeeld in een naar omstan-
di 'heden te bepalen getal afdeelingen, die van den omtrek
naar het centrum toeloopen. In iedere dier afdeelingen
wordt éen persoon belast met de leiding van den dienst; zij
handelen in overleg met elkander en volgen de bevelen
van hem die met de algemeene leiding belast is.
Het geheele dienstpersoneel moet ruim worden be
zoldigd.
Buiten de besmette streek ga men voort de wet van
15 September 1866 overal, waar zich ziektegevallen voor
doen, met gestrengheid toe te passen.
Dit plan is door de commissie met eenparigheid aan
genomen, met uitzondering van een der leden, de commis
saris des konings in Zuid-Holland, die zijn gevoelen in
eene afzonderlijke nota heeft uiteengezet.
De kosteuwelke voor de uitvoering van dit plan
worden geëischt, worden van vijf tot tien millioen gulden
begroot. De commissie geeft het denkbeeld aan ter be
strijding der kosten, in de eerste plaats een boomgeld
te heffen, en ten tweede opcenten op de grondbelasting,
bovenal op de ongebouwde eigendommen, en voorts op
het personeel. Daar het noodig is dat reeds spoedig over
de geheele som kunne worden beschikt, zou daarin voor
zien kunnen worden door de uitgifte van schatkistbil
jetten of door het aangaan eener geldleening.
De derde vraag moet, naar de overtuiging der com
missie, in het algemef n ontkennend worden beantwoord.
Evenwel acht zij het hoogst noodig dat, in afwachting
van 's konings beslissing ten opzichte der door de com
missie voorgestelde maatregelen, de besmette kring,
binnen de lijn van afsluiting begrepen, niet uitgebreid
worde en dat met kracht daar buiten met de afmaking
worde volgehouden. De commissie acht het ook nood
zakelijk spoedig eene wet op de veeartsenij kundige
politie in het leven te roepen, rustende op het beginsel
dat aan de hooge regeering eene uitgebreide macht werd
verleend om het kwaad in de beginselen te smoren.
Tevens acht zij het van gewicht dat spoedig eene wet,
regelende de uitoefening der veeartsenijkunst, tot stand
kotne.
De commissie beantwoordt evenzeer ontkennend de
vraag of er middelen hekend zijn om rundvee te fokken,
dat weinig of geen vatbaarheid bezit om door veetyphus
te worden aangetast, en eindigt haar rapport met het
verzoek dat, wanneer het door haar voorgestelde plan
mocht worden aangenomen, geen der leden met de uit
voering moge belast worden.
De nota van den heer Loudon, commissaris des konings
in Zuid Holland, rust vooral op dezen grond, dat hij in
het advies der commissie niet kan ontdekken een prac-
tisch, uitvoerbaar advies. De heer Loudon stelt voor,
buiten de lijn voort te gaan met afmaking op den
tegenwoordigen voet, dat is van zieken, verdachten en
gezonden, die met zieken in aanraking zijn geweest. Het
vleesch van de gezonden uitdeelen aari de armen.
Vernietiging zoo mogelijk door verbranding of
onbruikbaarmaking en begraving van de afgemaakte,
zieke of verdachte, of reeds aan de ziekte gestorven
runderen met huid en haar, mest, hooi en stroo.
Ontsmetting op ruime schaal, voor rijks rekening en
onder toezicht der gemeentepolitie, van stallen en al wat
met de afgemaakte of gestorven dieren is in aanraking
geweest.
Binnen éene maand geen nieuw vee op den stal waar
onteigend is.
Binnen de lijn: versterking der gemeente-politie
door buitengewone veldwachters voor rijks rekening.
Verbod van alle uit-, in- eu vervoer van rundvee, ver-
sche koehuiden, versch koehaar, versche beenderen en
afval, koemest, hooi, stroo, koedekken, stalgereedschap-
pen, voor zoover in- of uitvoer betreft, zonder dispen
satie des konings of van deu minister voor zooveel
vervoer betreft, zonder vergunning van den burge
meester geviseerd door den commissaris des konings.
Bij overtreding, in beslagneming en straf.
Intrekking van bet koninklijk besluit van 30 April 1866
('staatsblad no. 78).
Vernietiging zoo mogelijk door verbranding of onbruik
baarmaking en begraving van aan typhus gestorven
rundvee met huid en haar, mest, hooi en stroo, zoo moge
lijk waar het rund zich bevindt, tegen eene uitkeeriug
aan den eigenaar van hoogstens f 15 voor elk volwassen
rund en hoogstens fl 50 voor een kalf, uit to betalen
8 dagen na de begraving, indien niet blijkt van opgraving.
De begraving en al wat tot vernietigingofonbrnikbaar-
making noodig is, komt ten koste van het rijk.
Streng toezicht op ontsmetting en op de keuring van
vleesch, desnoods door aanstelling van buitengewone
keurmeesters.
Voorbehoedende wasschiug met kreosootwater, tegen
verbeuring van de bovenbedoelde uitkeering over ge
storven runderen bij niet-toepassing.
Op een nader door den heer minister van binnenland-
sche zaken te bepalen tijdstip, vóór den 1 Juni aanstaande,
wordt overal afgemaakt als buiten de lijn, met uitzonde
ring van de blijkbaar herstelden.
Ontsmetting op ruime schaal voor rijks rekening onder
toezicht als bovengenoemd.
Elke gemeente waar op het bepaalde tijdstip moet
worden afgemaakt, krijgt een voldoend getal militairen,
om gedurende ecnigeu tijd de gemeentepolitie te steunen
en te waken tegen opgraving enz. Binnen éen maand
geen nieuw vee op den stal waar onteigend is.
Uit en in die gemeenten geen vee in de weiden voor
den vijftienden dag na het door den minister bepaald
hierboven bedoeld tijdstip.
In de Staatscourant van Zaterdag is opgenomen een
koninklijk besluit van den 27 Januari jl., houdende in
trekking van het besluit van 25 October 1866, no. 61,
op grond dat het gebleken is dat donr den verkoop van
het vleesch van runderen, die met door den veetyphus
aangetast vee in onmiddellijke aanraking zijn geweest,
gevaar ontstaat van verspreiding dier ziekte.
Gemengde berichten.
Door den zwaren storm die Donderdag nacht heeft
gewoed, zijn te Tilburg en omstreken een vijf- of zestal
woningen gedeeltelijk ingestort.
Den 21 Augustus dezes jaars zal in de sterren
wereld een verschijnsel plaats hebben, dat zich niet dik
wijls voordoet. Al de satellieten of manen van de planeet
Jupiter zullen door het lichaam zelf dier groote planeet
worden verduisterd. Sedert twee eeuwen, dat die satel
lieten werden ontdekt, is datzelfde verschijnsel nog
maar éénmaal voorgekomen.
Men vindt in de Annalen van Poggendorff van deze
maand de volgende opgave aangaande den meteoorsteen-
val in Hongarije op den 9 Juni 1866: Men hoorde te
Knyahinya des middags te 4 uren een knal als van hon
derd gelijktijdig afgeschoten kanonnen en zag in 'tnoorden
een wolkje tienmaal zoo groot als de zon. Twee of drie
minuten daarna vernam men een gedruisch alsof er steonen
tegen elkander sloegen;dit duurdeongeveer een kwartier.
Er vielen nu een aantal steenen. Er word later een steen
uitgegraven van 5,70 pond, die een gat had gemaakt van
4 voet diep en 41- voet middellijn en met den onderkant
tot op 11 voèt diepte in don grond was gedrongen. De
steen was iu tweeën gebroken. Beide stukken bevinden
zich thans in het li. K. mineraliën-kabinet te Weenen.
In de nabijheid van dien steen vond men er een van
73^ pond, en anderen van 30 tot 6 en 2 pond, ook van 1
pond tot i lood. De samenstelling was gelijk aan die van
andere meteoorsteenen.
Therniomcterstand
2 Febr. 's av. 11 11. 43 gr.
3 'smorg.7u.40gr.'smidd.lu.46gr.'sav.llu.39gr.
4 's morg.7 u. 38 'suiidd. 1 u.44 gr.
Algemeen overzicht.
De Turksche berichtgevers hebben dezer dagen
beweerd, dat de bevolking van Athene blijk had
gegeven van weinig ingenomenheid met de zaak der
opstandelingen op Kandia en dit ook met de meerderheid
der inwoners van de overige Grieksche gewesten het
geval zou zijn, indien de regeering van koning George
niet gebruik maakte van haren invloed om eene kunst
matig opgewekte agitatie ten gunste van den opstand
tegen Turkije levendig te honden. Bovenbedoeld blijk
van vijandsciiap tegenover de opstandelingen zou hebben
bestaan in het bedrijven van gewelddadigheden tegen
een aantal „vrijwilligers" welke aan den Pyraeus werden
aan wal gezet. Uit onpartijdige bronnen blijkt thans
evenwel dat dit feit zich aldus heeft toegedragen. Onder
de onlangs naar Kandia vertrokken vrijwilligers bevond
zich ook zeker aantal lieden, welke geenszins uit begeerte
om Kandia's onafhankelijkheid te helpen heroveren naar
dat eiland waren scheep gegaan, maar aldaar iu troebel
water met goed gevolg meenden te kunnen visschen.
Zij weigerden dan ook om zich onder de vanen der op
standelingen te scharen, maar trokken at roovende en
plunderende het eiland door. In den laatstentijd werden
zij echter door den nood gedrongen om aan die omzwer
vingen een einde te maken en namen gaarne het aanbod
van den Turkschen opperbevelhebber aan om naar
Griekenland te worden teruggebracht. Men meende op
deze wijze eene bevestiging te kunnen geven aan
Mustapha-pacha's legerbulletins, waarin de opstand als
geëindigd werd voorgesteld en beweerd dat slechts nog
eenige ongeregelde bonden in Kandia rondzwierven,
welke deels werden uiteengejaagd, deels door Turksche
schepen uit menschlievendheid naar Griekenland over
gevoerd. Toen nu deze lieden met een Tnrkach schip
aan den Pyraeus aankwamen, werden zij door de
menigte, welke geheel en al onderricht was van de
schandelijke rol, welke zij op Kandia gespeeld hadden,
aangevalien, zoodat de gewapende macht hen moest
beschermen. Op bevel der autoriteiten werden voorts
deze zoogenaamde vrijwilligers op een ander punt des
lands ontscheept. Ziedaar nu het feit, hetwelk door
de Turksche berichtgevers op zoo sctiaamtelooze wijze
werd geëxploiteerd en als bewijs der vijandschap van de
Atheensche bevolking tegenover de opstandelingen aan
gevoerd, terwijl het juist ten blijke strekt van hunne
sympathie voor hen, die werkelijk voor de zaak van den
opstand op Kandia strijden.
Do opstandelingen op Kandia hebben weldra onder
steuning te wachten ook van gene zijde van den oceaan.
Te New-York is eene meeting gehouden, waarin besloten
is de christenbevolkingen op dat eiland in haar verzet
tegen het Turksch bestuur bij te staan.
Een bericht uit Athene meldt dat koning George van
Griekenland een bezoek zal brengen aan Denemarken
en aan eenige andere hoven van Europa. Gedurende
dien tijd zal prins Jan van Denemarken, oom des konings,
als regent optreden. De Grieksche vertegenwoordiging
heeft daartoe reeds de vereischte toestemming gegeven.
Een Italiaanseh dagblad, te Florence verschijnende,
verzekert op goede gronden het gerucht te kunnen be
vestigen, volgens hetwelk er steeds onderhandelingen
zonden worden gevoerd tussehen Italië, Frankrijk en