MIDDELBÜRGSCHE COURANT. N° 19. Zaterdag 1867. 2 Februari. Editie van Vrijdag avond 8 uren. Middelburg 1 Februari. WETSONTWERP TOT REGELING DER SCHUTTERIJEN. Eene betere regeling der schutterijen was gedurende de laatste jaren de wensch van de meerderheid der natie, welke bet treurig verschil van ons krijgswezen op het papier en in de werkelijkheid ten vollo inzag, en die begreep dat, waar de schutterij eene niet onaanzienlijke plaats innam in ons verdedigingsstelsel, die schutterij beter moest beantwoorden aan de plichten, haar volgens dat stelsel in tijden van gevaar opgelegd. Gedurende de laatste jaren heeft bet dan ook der regeering niet ontbroken aan voorlichting van deskun digen, en velen waren de tbeoriën door verschillende schrijvers ontwikkeld en uiteengezet, volgeus welke zij eene nieuwe regeling der schutterijen wenschten te zien aangenomen. Betere organisatie en meerdere oefening werden daarbij door do meeste schrijvers als onontbeerlijk op den voor grond gesteld, waarbij men ten opzichte der thans om trent dit laatste vigeerende wetsbepalingen ruimschoots gelegenheid had om zich vroolijk te maken. Art. 42 dei- bestaande wet schrijft voor, dat de oefeningen in tijd van vrede hoogstens twee uren zullen mogen duren en altijd een half uur voor zonsondergang moeten zijn afge- loopen; zij zullen op zijn hoogst iedero veertien dagen mogen plaats hebben, bij voorkeur des Zondags na afloop der godsdienstoefeningen, doch in geen geval voor des middags te vijf uren aanvangen. De tijd, gedurende welken de oefeningen zullen plaats hebben, loopt van 1 April tot 1 October. Op 15 April gaat echter de zon onder tc 6 uren 5G min. en op 15 September te 6 uren 11 min. In laatstgenoemde maand kan dus de schutterij slechts 41 minuten onder de wapens blijven en geen lid der schutterij genoodzaakt worden om langer dan 41 minu ten aan de oefeningen deel te nemen. Betere organisatie en meerdere oefening schijnen dan ook bij het ingediend wetsontwerp het hoofddoel der regeering te hebben uitgemaakt, en met een aantal schrij vers op het stuk der schutterijen heeft men begrepen dat men óf eene radicale wijziging moest invoeren óf aan de schutterij hare plaats in ons verdedigingsstelsel geheel ontnemen. Wij lezen te dien opzichte in de memorie van toelich ting het volgende: „Wordt op die wijze de sterkte van de vijf lichtingen der militie tot een maximum van 70,000 man opgevoerd, dan zal in tijd van oorlog een minder aanzienlijk getal schutters opgeroepen en uit hunnen werkkring gerukt worden, terwijl deze hoofd zakelijk dienst zullen verrichten in vestingen en versterkte plaatsen. De schutterij zal dan in den regel geen of althans zeer weinig manschappen aan het leger te velde behoeven te leverenzelfs mag men verwachten dat het aantal schutters, die zich vrij willig zullen aanbieden, daarvoor nagenoeg toereikend zal wezen. „Deverdediging zal dan, wat de troepen te velde betreft, bijna uitsluitend op de eigenlijke armee kunnen berusten. „Intnsschen heeft de regeering gemeend, ook bij zoo danige regeling, voor de sterkte der schutterijen tot geen lager cijfer te mogen afdalen dan in art. 3 is voorgesteld. Immers bij eene geringere sterkte der schutterij zou het twijfelachtig worden, of deze wel bij machte zou wezen om het andere deel van de taak, haar door de grondwet opgedragen, namelijk van te allen tijde te dienen tot be houd der inwendige rust, naar eisch te volbrengen. Tevens wordt hierdoor te gemoet gekomen aan een vroe ger in de tweede kamer uitgedrukten wensch, dat de wet «en vrij aanzienlijk getal mannen mocht aanwijzen, over wie in geval van oorlog, bij het klimmen van het gevaar, ais over een landstorm zou kunnen worden beschikt. „Overigens acht de regeering hetoverbodig te betuigen, dat zij de schutterijen op hoogen prijs stelt. Zij ziet in haar eene uitmuntende, krachtige reserve, die, in tijden van gevaar en oorlog, volkomen bereid zal worden bevon den, om mede te werken tot de verdediging des vaderlands en van onze onafhankelijkheid: doch zij meent tevens dat op de hulp van deze plaatselijke wapenmacht niet in de eerste plaats gerekend mag worden, en dat van haar niet moet worden gevergd, wat blijken kon boven hare krachten te gaan. Vooral bij dc hedendaagsche wijze van oorlogvoeren is het een vereischte, onmiddellijk te be schikken over eene voldoende strijdmacht, die behoorlijk georganiseerd, deugdelijk geoefend en goed gewapend is. Zonder krenking van vele maatschappelijke belaDgen, en zonder groote uitgaven is aan geen schutterij die graad van strijdvaardigheid te geven, welke voor elk leger eene levensvoorwaarde is. „In het vertrouwen dat in de hier ontwikkelde ziens wijze der regeering door de vertegenwoordiging zal worden gedeeld, maakt het bij de eerste een punt van gezette overweging uit om een voorstel te doen tot wij ziging van de mililiewet in den aangeduiden zin. Ten einde evenwel bij de staten-generaal in geen opzicht op dit voorstel vooruit te loopen, draagt zij die wijziging niet voor, terwijl het wetsontwerp tot regeling der schut terijen hangende is." Met het oog op deze beginselen wordt de sterkte dor schutterij in tijd van vrede gesteld op vijftig duizend man. Omtrent de reeds genoemde hoofdpunten, welke hij eene poging tot betere regeling der schutterij op den voorgrond moeten staan, bevat het ontwerp eene reeks van bepalingen, welke wij hier kortelijk willen reaumeeren. Wat de organisatie betreft, zegt het ontwerp het volgende: In art. 33 wordt bepaald dat de commissie voor de schutterij samengesteld is uit den burgemeester als voor zitter, een lid van den gemeenteraad, geen wethouder zijnde, en den oudsten officier in rang vau de schutterij der gemeente, aan welke commissie een secretaris wordt toegevoegd, door burgemeester en wethouders jaarlijks te benoemen. Deze commissie wordt bijgestaan door een burgerlijk geneeskundige en een militairen officier van gezondheid. Deze commissie houdt jaarlijks eene zitting, waarin omtrent eiken schntterplichtige uitspraak wordt gedaan en de loting wordt geregeld. Van de uitspra ken dier commissie is beroep bij gedeputeerde staten toegelaten. De wijze van samenstelling en indeeling der schut terijen wordt door den koning, gedeputeerde staten gehoord, bepaald. Schutters uit verschillende in elkan ders nabijheid gelegen gemeenten kunnen tot een korps vereenigd worden, terwijl door den koning voorts de gemeenten worden aangewezen, alwaar de schutterij geheel of gedeeltelijk voorden dienst der artillerie wordt bestemd. Het toezicht over de schutterkorpsen kan door den koning worden opgedragen aan een inspecteur, wiens bezoldiging ten laste van het rijk komt en aan wien of tot wiens vervanging voor het houden van wapenschouwin gen officieren van het leger kunnen worden toegevoegd. De benoeming van officieren der schutterij berust hij den koning, op aanbeveling van den kommandantin overleg met burgemeester en wethouders. Volgens regelen, door den koning vast te stellen, kun nen bewijzen van bekwaamheid tot het bekleeden van den rang van tweeden luitenant en van eiken hoogeren rang worden gevorderd. Toelagen kunnen worden ver leend uit 's rijks kas aan de kommandanten der schut terijen. Evenzeer genieten eene jaarlijksche bezoldiging: de adjudanten, de kwartiermeesters, de officieren van gezondheid, de adjudanten-onderofficier, de sergeanten majoor, de sergoanten-tamboer, de korporaals tamboer, de tamboers en de hoornblazers, van welke bezoldigingen het bedrag door de gemeenteraden wordt vastgesteld onder goedkeuring der gedeputeerde staten. Aan de schuttersraden welke in het openbaar moe ten vergaderen en waarbij alleen doctoren in de rechten als verdedigers van beklaagden worden toegelaten is de kennisneming opgedragen van alle overtredingen, welke niet uitdrukkelijk aan een anderen rechter of aan den kommandant der schutterij is opgedragen. De kom- mandant der schutterij is voorzitter van den schutters raad, tenzij bij de behandeling van eene aanklacht wegens begane overtreding of misbruik vau gezag door den kommandant, in welk geval de inspecteur het voor zitterschap bekleedt. De schuttersraden leggen de volgende straffen op: aan officieren: ontzetting van rang, provoostarrest, huis arrest, geldboete; aan onderofficieren en korporaals: ontzetting van graad, provoostarrest, geldboete; aan allo verdere leden der schutterij: provoostarrest, geldboete. Provoostarrest bestaat in de opsluiting in een door burgemeester en wethouders der gemeente, waar de schuttersraad zijne vergaderingen houdt, aan tc wijzen bewaarplaats en duurt niet korter dan vier eu twintig uren en niet langer dan acht dagen. Een ambtenaar der plaatselijke politie wordt door burgemeester en wethou ders met het toezicht over de door hen aangewezen bewaarplaats belast. Huisarrest duurt niet korter dan vier en twintig nren en niet langer dan acht dagen. Geldboete bedraagt: voor officieren niet minder dan vijf en niet meer dan vijftig guldenvoor onderofficieren en korporaals niet minder dan twee en niet meer dan twintig gulden; voor alle verdere leden der schutterij niet minder dan een en niet meer dan tien gulden. De bepalingen omtrent de tucht, de toepassing der straffen en de oefoningen der schutterij resnmeeren wij aldus Ieder lid der schutterij, zegt art. 189, is in alles wat den dienst betreft, gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn meerdere, onverschillig of deze tot de schutterij behoore dan militair zij. Wederkeerig is elk militair in alles wat den dienst betreft gehoorzaamheid verschuldigd aan zijne tot de schutterij behoorende meerderen in rang. Een lid der schutterij wordt geacht in dienst te zijn en is aan de tucht onderworpen wanneer hij óf in uniform gekleed óf onder de wapenen óf tot dienst geroepen is, in het laatste geval van het oogenblik af, waartegen hij is opgeroepen. Met ontzetting van rang of graad, provoost- of huis arrest wordt gestraft1. hij die in dienstzaken aan zijn meerdere gehoorzaamheid weigert, zijnde, gelijk wij reeds hebben gezegd, huisarrest alleen van tóepassing op officieren; 2. hij, die in dienst of ter gelegenheid der behandeling van dienstzaken, zijn meerdere op ongepaste wijze bejegent of hem beleedigende uitdrukkingen toe voegt; 3. misbruik van gezag jegens onderhoorigen 4. de officier, onderofficier of korporaal, die zich bij brand, oproerige samenscholing enz. van een hem toevertrouw den post of van een onder zijn hevel gesteld detachement verwijdert, of op zijn post of tijdens hem een bevel was opgedragen in kennelijken staat van dronkenschap verkeert. Met provoostarrest wordt gestraft1. de officier, onder officier of korporaal, die buiten de reeds genoemde geval len zich van een hem toevertrouwden post of van een onder zijn bevel gesteld detachement verwijdert, of op zijn post of tijdens hem een hevel was opgedragen in kennelijken staat van dronkenschap verkeert; 2. een schutter die zijn post verlaat, ongeregeldheden pleegt of in kennelijken staat van dronkenschap verkeert. Met geldboete wordt gestraft hij die, tot den dienst opgeroepen, niet of te laat verschijnt of zich te vroeg verwijdert. Bij herhaling kan provoostarrest of aan officieren huisarrest worden opgelegd. Onachtzaamheid, slprdigheid en gering vergrijp tegen de orde en ondergeschiktheid wordt door den komman dant of door iederen bevelvoereuden officier onder nadere goedkeuring van den kommandant met provoost of huis arrest van vier en twintig nren of met het minimum dor geldboete gestraft. Schending van huisarrest wordt met provoostarrest gestraft. Ieder bevelvoerend otficier of onderofficier is bevoegd om zijne onderhoorigen, die zich gedurende den dienst aan eenig misdrijf schuldig maken, te doen ontwapenen en in verzekerde bewaring te stellen. Binnen vier en twintig uren moet voorts de auditeur bij den schutters raad hem ter beschikking stellen van den officier van justitie of op vrije voeten laten en hem op de gewone

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1