Ouitenlcmïr. öctalirtg xxxrt coupons. 3cctijMnflcn. Cjanöclsbmcljtm. 2 s .ff! I'S 1* GEMEENTEBELANGEN. Meteorologische waarnemingen, gedaan op 'srijks werf teYlissingen, des middags 2 uur. Januari 1867. e' 8 q Richting. E Kracht. Barometer j bij Oo Thermometer I C. betrekkelijke vochtigheid. 8 OO a V bc <u cd Aanmerkingen. 13 N. t. AV. 8 751.5 0.0 0.98 5 30 1.9 betrokken sneeuw. li Nw.t.W 15 758 2 1.6 0.70 4.18 2.5 lichtbewolkt. 15 NO.t.O. 35 757.5 -0.3 0.84 451 0.0 mist bew. betr. sn. f5 NO.t.N 22 74-9.6 +0.2 0.97 5.26 0.2 betrokken sneeuw. 17 N. NW. 6 744.1 0.5 0.98 5.45 89 betrokken sneeuw. 18 Zuid. 1 7507 0.2 0.93 5.06 4.8 bewolkt en mist. 19 Oost. 2 760.1 -0.7 0.91 4.74 0.0 bewolkt. Thermometer-stand. 21 Jan. 's av. 11 u. 21 gr. 22 's morg.7 u. 20 gr. 's midd. 1 u. 22 gr. 's av. 11 u. 22 gr. 23 's morg.7 u. 36 'smidd. 1 u.38 gr. Algemeen overzicht. De bij keizerlijk decreet ingevoerde en bij brief aan den minister van staat beloofde hervormingen in Frank rijk'» binnenlandsch bestuur hebben natuurlijk op het publiek een grooten indruk gemaakt. Behalve de dag bladen, die voor hunne loftuitingen en vleierijen door de regeering betaald worden, welke wij natuurlijk hier buiten rekening laten, is de opinie der dagbladpers omtrent die hervormingen zeer verschillend. L'Opinion nationale bewaart het stilzwijgen; het Journal des Débats wenscht de regeering geluk „met bet inslaan van dien weg;" ie Siècle betreurt de opheffing van het recht om een adres van antwoord samen te stellen en beschouwt het daarvoor thans in de plaats getreden interpellatie- recht, gelijk dit is gereglementeerd, als een wapen in de hand der meerderheid, daar men de toestemming van vier der negen bureaux moet hebben verkregen om eene interpellatie tot de regeering te richten. La Presse ver schilt echter omtreDt dit laatste met le Siècle van ge voelen, en meent dat eene interpellatie ook van de oppositie nooit zal geweigerd worden, wanneer die inter pellatie blijkbaar een nuttig doel heeft en door de publieke opinie wordt ondersteund. Moge deze beschouwing van la Presse ook niet geheel onjuist zijn, in beginsel is de opmer king van le Siècle volkomen waar en hangt de toestem ming tot het doen eener interpellatie geheel en al af van de meerderheid. Dit heeft de regeering zelve dan ook zoo zeer gevoeld, dat zij door haar orgaan, den Moniteur, het volgende ter algemeenen kennisse doet brengen „Het gouvernement koestert levendig het verlangen om aan het oordeel der groote staatslichamen de motieven te onderwerpen, welke het geleid hebben bij zijne buiten- landsche politiek. De opheffing der adres-debatten zal eene toelichting dier motieven niet verhinderen, want het gouvernement is besloten om reeds dadelijk bij den aanvang der zitting aan de verzoeken tot interpellatie daaromtrent te voldoen." L'Avenir national en 1'Union zien evenmin in de toe kenning van het interpellatie-recht, bij de daaromtrent vastgestelde beperking, eene genoegzame compensatie voor de opheffing van het recht, om een adres van ant woord samen te stellen. La Gazette de France maakt te dien opzichte deze niet onbelangrijke opmerking: „wat ons tot dusverre deed twijfelen aan de in omloop zijnde geruchten omtrent hervormingen, was dat, naar onze zienswijze, de wetgeving waaronder de verkiezingen in 1863 hadden plaats gehad, moest worden gehandhaafd, totdat het mandaat, aan de toen verkozenen door de natie gegeven, zou zijn geëindigd. Wij meenden dat er eene .innige betrekking bestond tusschen het aan den afge vaardigde gegeven mandaat en de staatkundige positie waarin hij dat mandaat moest uitvoeren. Daarom geloo- ven wij dat de natie hare afgevaardigden in het bezit der prerogatieven verwachtte te zien gelaten tot 1869." Volgens deze beschouwing zou alzoo het gevolg der hervormingen eene ontbinding van het wetgevend lichaam en het uitschrijven van algemeene verkiezingen moeten wezen. La Liberté ziet in de hervormingen eene groote gebeurtenis, „waarbij Frankrijk een navol genswaardig voorbeeld aan Europa geeft." De oorzaak van dit verschil van gevoelens in de Fran- sche dagbladpers schijnt ons vooral hierin te zijn gelegen dat het eene dagblad meer het oog heeft gericht op de ingevoerde beginselen in het algemeen en het andere dagblad op de toepassing dier beginselen. De conclusie daaruit te trekken, is deze: dat de vraag of e 'ngevoerde hervormingen als eene vermeerdering der ^egere vrijheid moet beschouwd worden, geheel en al acgt van de wijze waarop interpellatie-recht en op- I treding van de hoofden der verschillende departementen in bet wetgevend lichaam eene mindere of meerdere libe rale toepassing zal vinden. Wij constateeren overigens nog, dat de keizer door deze hervormingen en door de belofte, om drukpers delicten onder het gemeene recht te brengen, alsmede het recht van vereeniging en vergadering met de noodige waarborgen voor de alge meene veiligheid bij de wet te regelen, de „krooning van het staatsgebouw heeft vol toni d." Frankrijk zal dus weldra het toppunt der vrijheid, waartoe het onder Napoleon III kan naderen, hebben bereikt. Sedert geruimen tijd hoorde men niet meer spreken van de instructie te Weenen tegen Anton Pust gevoerd, als verdacht van zich te hebben schuldig gemaakt aan den vermoeden aanslag op het leven van keizer Frans Jozef. Thans wordt uit de Oostenrijksehe hoofdstad gemeld, dat hij, na eene preventieve detentie van onge veer een half jaar, eindelijk weder op vrije voeten is ge steld. Uit Florence wordt thans als officieel gemeld, dat het verschil tusschen Italië en Turkije, gerezen naar aan leiding van het beschieten der Principe Tomasso door Turksche kruisers bij Kandia, is opgelost. Daarmede worden dus alle geruchten tegengesproken, die nog dezer dagen het tegendeel vermeldden. De laatste mededeelingen uit Syrië melden, dat de op stand aldaar nog niet geheel gedempt is en Jozef Karam zoowel als Daoud-pacha nog aan het hoofd van gewa pende opstandelingen in de Syrische gebergten rond zwerven, zoodat ook op dit punt nog de troepen des sultans noodig zijnora diens gezag te handhaven. Bij het lezen en overwegen van het door jhr. mr. de Jonge en dr. Damme geschrevene over de vraag of het tegenwoordig middelbaar onderwijs is ingericht tot opleiding voor den militairen stand, is het mij voorge komen, dat daarbij uit het oog is verloren, dat 's rij ka hoogere burgerscholen niet met dat of soortgelijk doel in het leven zijn geroepen, zooals dit dan ook door den inspecteur dr. Steyn Parvé, bij zijne belangrijke inwij dingsrede dier school ter dezer stede vrij duidelijk is te kennen gegeven in, voor zoo ver ik mij herinner, onge veer de volgende bewoordingen „de hoogere burgerschool moet dienen om menschen te vormen, die door meerdere algemeene kennis eene zoo danige ontwikkeling zullen erlangen, dat zij, welken weg zij zich ook in de maatschappij mogen banen, dezen met meer vrucht zullen kunnen bewandelen." Alzoo verspreiding van algemeene kennisgeenszins oplei ding tot een of meer speciale vakkenwelke laatste niet het onderwijs, 'twelk ik op grond van ondervinding in de volste overtuiging, wat de school alhier betreft, verklaar uitmuntend te zijn, doch de inrichtingdierschool ondoen lijk maakt, zooals de heer de Jonge terecht heeft aan gewezen, naar aanleiding van de algemeene repetitie, welko de heer Damme, en ik met hem, onmisbaar rekenen. Die algemeene repetitie, zegt de beer Damme, zal elk jong mensch aan welke model-inrichting ook opgevoed, behoeven, zal hij zich met kans van welslagen aan een vergelijkend examen onderwerpen. Het is zóo, doch wat is voor een zoodanige het gevolg van het niet slagen? Geen ander dan dat hij, wanneer hij zich in het volgende jaar nog voor het examen kan aanbieden, naar de hoogste klasse van zijne school wederkeert, terwijl de leerling van de hoogere burger school, die in den regel in de 3e of 4e klasse geplaatst zal wezen, niet tot het overgangsexamen in eene hoogere klasse zal kunnen worden toegelaten en dus op die school niet vooruitkomt, den vijfjarigen cursus niet dan in zes of zeven jaren zal kunnen ten einde brengen. Dit bezwaar kan niet worden weggenomen door repe titie bij de leeraren der school zelve, zoo deze was toe gelaten, want het bijhouden der collegies en de daaruit voortspruitende avondstudie, kan voor den jongeling niet met die repetitie samengaan. Kon deze plaats hebben en daarbij de stadie aan de hoogere burgerschool worden voortgezet, dan zou ik, zonder de minste bedenking, de opleiding aan die school, boven die van elke model-inrichting verlangen. De noodzakelijkheid der algemeene repetitie met haar bezwaar daargelaten, heeft de ondervinding tot nu toe niets tegen en evenzeer niets voor de rijks hoogere burger school kunnen bewijzen, eerstens uithoofde van haar kort bestaan, ten ticeedeen dit zal de heer Damme mij gaaf- weg toestemmen, omdat een vergelijkend examen geen vaste maatstaf is ter beoordeeling van de bekwaamheden der adspiranten. De meer of min gunstige uitslag van dat examen i waarvan Zijned. gewaagt, kan een vermoeden doen ont staan, bewijzen doet zij niets en juist de uitslag voor wat de school alhier betreft toont het aan. Twee adspiranten hebben zich beide na algemeene repetitie opgedaan, de een slaagde, de andere niet, en dit, niettegenstaande de meest bevoegde beoordeelaars namelijk de directeur en leeraren, blijkens het verslag gevoegd achter het programma van het onderwijs aan de rijks hoogere burgerschool enz. in het jaar 1865-1866, bladzijde 13, na den afloop van bet openbaar examen, met bevordering tot de 4e klasse, de volgorde der leerlingen naar hunne bekwaamheden hadden vastgesteld zóódanig, dat de niet geslaagde onder nummer 2, de gelukkige onder nummer 3 voorkomt. Had alzoo de hoogere burgerschool even als de Latijn- sche, de bevoegdheid van leerlingen tot hoogere studie te promoveeren, dan zouden beiden geplaatst zijn ge worden. Dit enkel tot staving der schier niet meer betwistte stelling, hiervoor omtrent den maatstaf ter beoordeeling der bekwaamheden van adspiranten aangegeven. Wenscheiijk ware het, dat, hetzij door heeren inspec teurs van het middelbaar ouderwijs, hetzij door eenig ander bevoegde over de quaestie, tot bereiking van welke doeleinden dc rijks hoogere burgerscholen kunnen dienen, het licht werde verspreid, dat wij met het oog op de belangen der gemeente behoeven; zóo lang dit het geval niet is, beaam ik het gevoelen der heeren Vaillant en de Jonge, dat de oprichting eener schoolzooals door Hnned. bedoeld, wenscheiijk is. P. J. G. VAX DIGGELEN. De coupons der 5 pet. Russische certificaten in Zilver 5de leening, administratie Hope co. c. s., vervallen 1/13 October 1866, worden betaald met f 18.58. Maandag jl. is van Veere naar zee gezeild de Fransche logger Ile Worais, gezagv. J. Josse; den 29 Decem ber 1866 als bijlegger binnengekomen, geladen met zout en azijn, bestemd naar Duinkerken. fiirannniarktcn enz. Amsterdam 23 Januari. Raapolie op zes weken f 40}. Lijnolie op zes weken f 39f. Prijzen van effecten. Amsterdam 23 Januari 1867. Nederland. Certific. Werkelijke schuld 2} pet. 56} dito dito dito 3 67} dito dito dito 4 87^ Aand. Handelmaatschappij 4} België. Certificaten hij Rothschild 2} 53f Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 „92} Certific. Hope Co4 57 Oblig. dito 1855, 6e serie 5 77} dito dito Leening 1860 4} 81} dito f 1000 18645 87} Certificaten 6 Aand. spoorweg 183} Oblig. f 1000 1866 5 „85} Loten 1866 5 „176 Polen. Schatkistobligatiën 4 Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 44} dito 1847/1852 2} 22} dito rente Amsterdam 5 65} dito 1864 5 54} dito fr. 500 1865 5 56} dito nationale5 49} Bankactiën3 g„ 636 Italië. Leening 18615 52 Spanje. Obligatiën3 thans 2} 31} Amortisable schuld Portugal. Oblig. 1S561862 3 42 T\ Griekenl. dito (blauwe)5 Turkije. dito (binnenl.) 5 28-/V Amerika. dito Vereenigde Staten (1882) 6 751 dito Illinois7 dito St. Paul Pac. Spw. 2e sec. 7 51 dito Atl.Gr.W.Spw.Ohio sec.(p) 7 45} dito dito geconsolideerde 7 35} dito dito debentures 8 5!} Brazilië. dito 1852/63 4} 61 dito 1865 5 69} Mexico. dittfy.3 17-ft Grenada.- djto.afgestempeld4} Venezuela, dito

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 3