Brieven uit België.
GEMEENTEBELANGEN.
moedigd. Zoo zal iu de Russische hoofdstad dezer
dagen eene loterij ten voordeele der opstandelingen
tvorden gehouden, onder patronaat van den grootvorst
Nicolaas, broeder des keizers. „Ik kan mij niet weer
houden, zegt een redacteur van le Temps, om te ge-
looven dat er in deze loterij zekere groote prijs is,
welken de Russische regeering gaarne zou winnen, welke
prijs den naam draagt van Konstantinopel." Natuurlijk
wordt bij dit alles de qualiteit der opstandelingen van
„christenen" weder behoorlijk geëxploiteerd om de ani
mositeit tegen Turkije te doen vermeerderen bij de
groote massa, die onlangs de wreedheden van een Moura-
wieff tegen de opgestane Polen toejuichte en thans den
opstand op Kandia tegen Turksch bestuur ten zeerste
goedkeurt.
De inlijving van Polen bij Rusland heeft in Europa
weinig ontsteltenis of verontwaardiging opgewekt en
over het algemeen de bevolkingen vrij koel gelaten. Iloe
geheel anders zou de indruk zijn geweest door zulk een
feit eenige jaren geleden te weeg gebracht. Welke kre
ten van afschuw zouden dan niet zijn aangeheven. Doch
thans, de heer Quinet herinnerde het ons nog in een
vorig nommer, hebben de ingrijpende gebeurtenissen van
den laatston tijd eene algemeene verbijstering en ver
warring te weeg gebracht en, bij eene vernietiging van
rechtvaardigheids- en moraliteitsgevoel, slechts eene
verheerlijking van het recht van den sterkste achter
gelaten, waarbij alle waarde van internationale overeen
komsten verloren is gegaan.
Een bericht in de Pruisische dagbladen zegt, dat door
den heer von Bismarck eene vredelievende depêche is
gericht aan de Pruisische vertegenwoordigers in den
vreemde. Dit bericht is geenszins onwaarschijnlijk. De
eerste zorg der regeering te Berlijn zal thans wel wezen
om de ingelijfde gewesten Pruisisch te maken, hetgeen
in sommige landen veel moeite vereischt, alwaar de
bevolkingen vrij heftigen tegenstand bieden aan de
nieuwe haar vroeger onbekende maatregelen, te Berlijn
gedecreteerd.
Niet zonder eenige belangstelling verwachtte men te
Berlijn den uitslag van het onderzoek der commissie
uit de kamer van afgevaardigden omtrent do quaestie, of
drukpersvervolgingen voortaan voor de jury zouden
worden gebracht. Die commissie heeft thans als haar
gevoelen geuit, dat zij dergelijke wijziging in de consti
tutie op dit oogenblik minder wenschelijk achten zou.
Een telegram uit Pesth van gisteren bevat een beknopt
uittreksel uit het ontwerp-adres van antwoord door den
heer Deak bij den Hongaarschen landdag ingediend-
Daarin wordt een vrij scherpe toon tegenover de regee
ring teWeencn aangeslagen en beweerd, dat de hoop op
eene vereffening der geschillen met Hongarije meer en
meer verflauwt. Voorts worden de onzen lezers bekende
eischcn der nationale partij herhaald en in bittere
bewoordingen de maatregelen ter reorganisatie van
het leger afgekeurd. Overigens wordt dringend en
ietwat scherp aangedrongen op het herstel der Hongaar-
sche constitutie, onder verklaring dat alle besluiten
zonder medewerking van den landdag genomen, onwettig
zijn, en onder de bede aan den keizer, dat hij door abso
lute maatregelen eene schikking met Hongarije niet
onmogelijk maken zal.
Naar aanleiding van het besluit der kamer van afge
vaardigden te Washington omtrent den president Lin
coln, zegt het Journal des Debats, dat men daaraan niet
al te veel gewicht moet hechten, of daaruit al te ernstige
gevolgtrekkingen maken. Is overigens het bericht waar,
dat zal de senaat zich tot hoog gerechtshof constitueeren
onder voorzitterschap van den chief justice Chase. Wordt
het bewijs geleverd, door art. 11 der constitutie vereischt,
dat de heer Johnson zich heeft schuldig gemaakt aan
verraad, aan verkwisting van staatsgelden of aan be-
leediging van een der staatslichamen, dan kan in zulk
geval de president van zijne waardigheid vervallen
worden verklaard, op voorwaarde dat twee derde deel
der leden daaraan hunne stem hebben gegeven.
Brussel, 10 Januari.
Ik zal u wel niet behoeven te waarschuwen om geen
geloof te hechten aan het dwaze gerucht, volgens het
welk de Belgische regeering te 's Gravenhage gedreigd
zou hebben met het afbreken der diplomatieke betrek
kingen, ten gevolge van zekere weinig diplomatieke
personaliteiten, welke de heer van Zuylen, het hoofd van
'lvv departement van buitenlandsche zaken, zich heeft
^eroorloofd in de zitting der eerste kamer tegen den
le®r Charles Rogier, den onverbeterlijken revolutionair,
Vo'^cns ^en keer Schimmelpenuinck van der Oije.
'ehier de ware toedracht der zaak.
De heer Dujardin, onze vertegenwoordiger te 's Gra
venhage, heeft eene depêche vah den heer Charles Rogier,
onzen minister van buitenlandsche zaken, ontvangen,
waarvan hij mondeling kennis moest geven aan het
Nederlandsch gouvernement. Deze depêche, waarvan hij
dus geen kopie aan den heer van Zuylen moest laten,
was een zeer eenvoudig, beknopt en kalm betoog over
de ietwat gedachteloos geuite beschuldiging tegen den
minister eener vreemde regeering. Deze verklaring is
ad acta genomen en het incident zal geen andere
gevolgen hebben.
Overigens is men met de Schelde-quaestie geen stap
vooruit gegaan, terwijl de Belgische dagbladen in het
algemeen er over praten, met het oordeel van een blinde
over kleuren. Hierop maakt intusschen het Journal de
Gand eene uitzondering, hetwelk een nieuw denkbeeld
daaromtrent heeft geuit en een voorstel doet, hetwelk
wel in aanmerking mag worden genomen.
Het Journal de Gand gaat uit van het feit, dat sedert
het begin dezer eeuw een aantal inpolderingen in de
Wester-Schelde en zijne vertakkingen hebben plaats
gehad, waardoor langzamerhand het bassin is verkleind,
hetwelk thans door de afdamming van de Schelde eene
nieuwe verkleining zon ondergaan. Na eene opnoeming
dier verschillende inpolderingen, 1) komt dit dagblad tot
de volgende conclusie:
„Indien nu bevonden wordt dat sedert het begin dezer
eeuw tot op onze dagen de toestand der Ooster-Schelde
is achteruitgegaan, dan zal het gevoelen van de Belgische
commissarissen door die proefneming worden bevestigd.
Is die toestand daarentegen dezelfde gebleven of ver
beterd, dan zal men wel genoodzaakt zijn, naar onze
meeniug, om het gevoelen der Nederlandsche commissa
rissen aan te nemen.
„De vergelijking kan gemakkelijk worden gemaakt.
Er bestaat eene groote kaart, afkomstig uit het archief
van het Fransch marine departement, houdende aanwij
zing der verschillende peilingen in de Wester-Schelde
gedaan in 1799 (van 19 Juli tot 21 November) en getiteld:
Reconnaissance du cours du Kont ou Wester-Schelde depuis
Antwerpen jusqu'a, Vembouchure, faite par ordre du ministre
de la marine et des colonies en thermidor et fructidor an VII,
vendemiaire et brumaire an VIII, par Beautemps, Beauprê
etc; eene andere kaart, van mindere uitvoerigheid echter,
geeft een afteekening van den toestand der Schelde in
1804, in welk jaar voor de derde maal peilingen in die
rivier plaats hadden. Deze kaart draagt tot titel: Carte
reduite des cótes des Pat/sBas depuis Ostende jusqu'd Kelle-
voetsluis) levée et dressée par Beautemps, Beaupré, etc., au
dépot général de la marine en 1817.
„Vergissen wij ons Diet dan zijn er sedert 1814 door
de Nederlandsche regeering en ook door andere zeemo
gendheden verschillende peilingen gedaan, waarvan de
resultaten, in kaart gebracht, zijn openbaar gemaakt.
„Welnu, men vergelijke nu den toestand, in 1799 of
1804 geconstateerd, met dien van later, en de geheele
quaestie zal zijn opgelost, wat althans het hydraulisch
gedeelte van het vraagstuk aangaat, waardoor het diplo
matiek geschil, voor zoover het dan nog bestaan mocht,
spoedig beëindigd zal kunnen worden."
1) Deze inpolderingen of indijkingen, door het Journal de Gand
opgenoemd doch door onzen correspondent achterwege gelaten,
nemen wij hier uit bedoeld dagblad over
ln liet Zwin, dat den eersten arm vormt van de Wester-Schelde,
en wel op den linker oever: in 1803 de Sluispolder of Olieslagers
plaat: in 1807 de polder Austerlitzin 1813 de haven van Aardcn-
liurg; in 1827 de polder Diomiedus, en in de jongste tijden de
nieuwe polder van het Zwin.
In de Braakman, tweede arm: in 1804 de Biervlietpolder of de
Beukelspolderin 1805 de polder van Sas van Gent of klein St. Al-
hert; in 1807 de polder van Westdorp of Nieuw Vogelschorre; in
1825 de polders Smitsschorre, nieuw Papescliorre enStroodorp;
in 1826 een kleine polder hij Sas van Gent, thans bekend onder den
naam van Ghellinckpoldcrin 1844 de Louisapolder; in 1845 de
Thomas en Paulinain 1846 de Eugeniapolder; in 1847 de Angcli-
napolder; in 1851 de polder van Kcmoortere en de polder Loosein
1864 de polder Pierssens, en in 1865 de Stellepolder.
In het Hellegat, 3e arm: in 1846 de Catharinapolderin 1862
de polder Willem III.
In het verdronken land tusscheu Bath en Kieldrecht, 4e arm
in 1805 de Saeftingenpoldcrin 1847 de polders Louisa en Prosper
in 1852 de polder van Alstein.
In de Wester-Schelde zelve: in 1816 de polder van Terneuzen, en
in 1848 die van Athene, beide aan den linker oever, en in 1851 de
polder Frederica, aan den rechter oever.
In de takken van de Wester-Schelde (rechter oever) in het Sloe
in 1846 de Mortierpolder; in 1856 de Jacobpolder; in 1857 de
Bijleveldspolderin 1860 de Schorverpolder. In het Scheigeer:
in 1809 de polder Lodewijk, thans Wilhelminapolderin 1821 de
polder N ieuw-Sabbingoin 1S46 de polder Perponcher; in 1S54
de polder Broeder en Zuster. Tusschcn de Schengen en Zuidvliet
in 1847 Bastiaan de Lange polder; in 1857 de Calandpolder.
In de Zuidvliet: in 1853 de Liendert Abrahampolderin 1855
de Zuidvlietpoiderin 1856 de Eghert Petruspolder.
Iu het veergat: in 1818 de Soelekerkepolderin 1846 de Onrust
polder in 1856 de Spieringpolder.
Eindelijk in de Ooster-Schelde zelve: ten noorden van Bath, de
twee in 1856 en 1857 droog gemaakte polders, de maatschappij tot
indijking van de Ooster-Schelde.
Ik hoop dat uwe lezers, die de Schelde-quaestie au fond
kennen, mij dank zullen wijten voor deze mededeeling
van een voorstel, waaruit hun ten minste zal kunnen
blijken, dat men in België evenzeer metjhart en ziel naar
middelen zoekt om het treurig verschil op vredelievende
wijze op te lossen.
De gemengde commissie voor de nationale verdediging
heeft gisteren hare eerste zitting gehouden. In het alge
meen verwacht men echter van hare werkzaamheden
niet veel, en velen verkeeren in het denkbeeld dat de
regeering door de benoeming van deze commissie slechts
tijd heeft willen winnen en het budget van oorlog voor
1867 zonder veel discussie wil doen aannemen. Is dit
werkelijk het geval, dan zal de regeering zich niet mis
rekend hebben, want die begrooting van oorlog zal tot
weinig debatten aanleiding geven.
Ware het anders, dan zou de heer Goethals, opvolger
van den baron Chazal,zich door een commissaris moeten
doen verdedigen of aan een van zijne ambtgenooten
den heer Frère-Orban bijvoorbeeld, aan wien de porte
feuille van oorlog is aangeboden moeten verzoeken
om in zijne plaats het woord te voeren. De heer Goethals
toch is zeer gezien aan 't hof maar daarmede is alles
gezegd, ookwat zijne geschiktheid als minister of soldaat
betreft.
Het nieuws van den dag is eene stijging der papieren
van Langrand Dumonceau. De beurs was heden waarlijk
in een staat van surexcitatie. Weinige dagen geleden
sprak men toch overLangrand-Dtimonceau in vrij ongun-
stigen zin wat de financieele toestand aangaat, en zijn
vaartuig dreigde,volgens de bewering dei financiemannen,
te gronde te gaan, terwijl zij even als de ratten dit schip
verlieten en in de stad overal verhaalden, dat zij gelukkig
aan de schipbreuk waren ontkomen. De heer Langrand
Dumonceau zelf lietopenlijk verklaren dat hij zijn talrijk
personeel met twee derde zou verminderen. Plotseling
kwam er nu echter eene goede tijding uit Italië. Langrand,
zegt men, zal millioenen realiseercn in eene financieele
combinatie betrekkelijk de Italiaansche geestelijke
goederen.
En ziedaar hem weder de idole van allen. Zijne actiën
rijzen; degenen die er het luidst over schreeuwden, koo-
pen er thans weder het meest. Neemt u echter weder
in acht voor morgen!
Onze gemeente-autoriteiten hebben nog niet goedge
vonden om terug te komen op hunne besluiten, waarbij
aan de Vlaamsche opera slechts de ellendige som van
1500 franken subsidie werd verleend. De deuren van
het theater bi j ven dus nog' voorloopig gesloten en de
Vlaamsche bevolkingen zullen zelve handelend moeten
optreden, indien men wil dat die weder geopend worden.
Ik ontvang zoo even een prachtige verzameling liede
ren van onzen Belgischen Béranger. Antoine Clesse,
wapensmid van beroep en dichter van natuur, maakt
verzen, nu eens tintelend van levenslust en van zijn
hartelijken lach, dan weder eene ware en gezonde
gevoeligheid ademende, of uitingen bevattende van
waarachtige vaderlandsliefde.
Zijne liedjes zijn goed gedicht en nemen u voor den
schrijver in, maar vooral dan als gij ze hoort uit den
mond van hem zelf. VrooW||s: kameraad op een festijn, is
hij steeds werkman gebleven ondanks den opgang die
hij maakt en ondanks het ridderlint in zijn knoopsgat
kortom Antoine Clesse is de man, die steeds gereed is den
juisten toon aan te slaan, even goed en krachtig als hij
den smidshamer voor zijn aanbeeld hanteert, om het
lemmet te vervaardigen en het weerbarstig ijzer naar
zijn wil te buigen.
Laat mij u een denkbeeld geven zijner poëtische schep
pingen door dezen brief te besluiten met eene aanhaling
van twee coupletten uit zijn lied, getiteld: de over
stroomingen in Nederland.
Comme un torrent les vagues en fureur
Brisent la digue et roulent sans entraves
Entendes vous? de longs cris de terreur
Viennent vers nous du pays des Batavesl
Aux inondésBeiges, portons secours
Lorsque le jlot monle, monlc toujours.
Les Hollandais, quand, Beiges insoumis,
Nous reclamions nos droits el nos fronlières,
Dans les comlais furent nos ennemis
Dans le malheur ils deviennent nos freres!
Aux inondesBeiges, portons secours
Lorsque le jlot monle, monle loujours.
Met genoegen was het, dat ik de regelen las door
dr. Sibmacher Zijnen geschreven in het nommer der
Middelburgscfee courant van 8 Januari jl. Het voorbeeld
doot-^Ed.Jfe'èeven, moedigt ook mij aan, mijnegedaebten
over de zaak in qnaÜstie mede te deelen.