öuitmlantr. GEMEENTEBELANGEN. vestingen werden goedgekeurd en tevens de verwach ting uilgesproken, dat het begonnen werk ijverig zal worden voortgezet en voornamelijk het uoodige tot versterking der levende strijdkrachten zal worden aan gewend. Bij den oprechten wenscli om hem te steunen in zijn streven naar verzekering der weerbaarheid, gaf men het verlangen te kennen, dat do minister zijne inzich ten volledig en zonder eenigo terughouding zoude openleggen. Algemeen keurde men het streven van den minister goed om onze levende strijdkrachten te vermeerderen, en daardoor een werkelijk leger in de plaats te stellen van een leger op het papier. Eene geheele hervorming van de inrichting onzer levende strijdkrachten werd vrij algemeen noodzakelijk geacht.. Verschillende middelen werden aangegeven om eene goede organisatie van ons leger te bevorderen, waarbij op betere bewapening werd aangedrongen. Men keurde het goed dat de lichting der militie van 1863 tot oefening zou worden opgeroepen. Op de opheffing der regimenten infanterie werd door vele leden aangedrongen, en eene indeeling in bataljons door hen verkieslijker geacht. Algemeen keurde men do uitbreiding der depóts goed. De voorgestelde reorganisatie der schietschool vond krachtigen tegenstand, terwijl de groote meerderheid bezuiniging bij het wapen der cavalerie noodzakelijk achtte. Ook werd aangedrongen op de afschaffing der regimenten bij het wapen der artillerie, en huune ver deeling in compagniën of batterijen aanbevolen. Eene hervorming der militaire academie werd alge meen noodig gekeurd. Ook werd vrij algemeen de wensch naar eene doeltreffende regeling van den militairen ge neeskundigen dienst uitgesproken. Men vroeg naar de uitkomst van de proeven niet bet kamerlaadgeweer. De meerderheid gaf hare ingenomenheid te kennen met 's ministers plau, om te Amsterdam geene nieuwe infanterie-kazerne te bouwen. Twee afzonderlijke nola's zijn bij het verslag gevoegd, eene van den heer Stieltjes en eene van den lieer de Roo van Aldewerelt. De heer Stieltjes acht het noodig dat de verdediging beperkt worde: in het Zuiden tot de lijn van de Schelde, Holiandsch Diep, de Maas tot St. Andries en verder de Waal; in bet Oosten tot de linie van ïJsel en Zwarte water; in het Noorden tot de bezetting der positie van Groningen met Delfzijl. De vestingen Maastricht, Venlo, Grave, Nijmegen, Koevorden, Breda, Bergen-op-Zoom, Vlissingen en de meeste forten te Breskens kunnen in dit stelsel vervallen. Aan de zeezydo moot de verdediging tot de bescherming der hoogst noodige etablissementen en het afsluiten van eenige riviermonden worden beperkt. De Utrechtsche linie blijft bij dit stelsel een krachtig reduit. Aan active strijdkrachten zouden noodig zijn: 1. eene kleine kern van steeds dienende soldaten, onder-officieren en officieren; 2. eene zeer talrijke, maar zooveel mogelijk plaatselijk in te deelen en to oefenen militie van circa 65000 raau, met een jaarlijksch contingent, wat de land macht betreft, van 14000 man en langeren of korteren diensttijd, naarmate van de herkeuring; 3. eene bruik bare schutterij, met goed kader. De cavalerie zou veel kunnen worden verminderd, terwijl de bespannen artil lerie meer paarden moet bekomen. De heer de Boo van Aldewerelt behandelt hoofd zakelijk de reorganisatie van het leger. Do verande ringen daarin door den minister gebracht, worden door hem verbeteringen genoemd, maar hij dringt aan op vermeerdering van personeel, alsmede op meerdere bruikbaarheid van dat personeel. Hij acht voor alles verbetering der positie van de onderofficieren dringend noodig. De heer de Roo is van oordeel dat geen vrijwil ligers zullen worden verkregen, wanneer niet de militie en de soldaten worden gescheiden. Nog cenige andere bijzondere punten worden door den heer de Roo behan deld, die allen de strekking hebben om eene krachtige organisatie van het leger te bekomen. Het onderzoek der afzonderlijke voordrachten voor den aanleg van forten heeft tot den algemeenen wensch geleid dat de regeering een algemeen plan indiene, waar bij alle verdedigingswerken, welke zij voorde voltooiing- van het door haar aangenomen stelsel noodzakelijk acht, worden aangewezen. Echter bracht men algemeen hulde aan hot streven van den minister die, bij het bevelen der slooping van eenige vestingen, getoond heeft eene eigene overtuiging omtrent ons verdedigingstelsel te bezitten, voorgenomen ontmanteling van Maastricht, Venlo, ath en Vlissingen werd dan ook goedgekeurd, maar ®°u drong nu ook aan op do slechting van de vestingen reda, Grave, Neuzen, Breskeus en Nijmegen. Algemeens overzicht. Volgens nadere mededeelingen uit Florence'heeft de telegraaf op zeer onvolledige wijze de nieuwjaarstoespraak van koning Victor Emmanuel overgebracht. Hij heeft zich op zeer oorlogzuchtige wijze tegenover de deputatie uit het parlement uitgelaten en onder meer het volgende gezegd: „sedert eenige dagen hoor ik rondom mij veel spreken van bezuiniging-, cn voorzeker bezuiniging is zeer noodzakelijk, maar men moet wel indachtig wezen dat dit bezuinigingssysteem niet worde toegepast op zaken waarvoor dit boogst uadeelig zou zijn, bijvoorbeeld op het leger. Ondoordachte bezuinigingen op het bndget van oorlog zonden ons krijgswezen in volslagen verwar ring kunnen brengen. Immers, het zou kuunen wezen dat ons leger plotseling werd opgeroepen tot verdediging der grenzen niet alleen, maar om nieuwe overwinningen te behalen op andere slagvelden." Deze vorstelijke woorden hebben en dit is vrij natuurlijk een grooten indruk gemaakt en met zekere angstige nieuwsgierigheid vraagt men zicbzelven af,naarvvelkeslagvelden hetltaliaan- sche leger thans nog door koning Victor Emmanuel zal wor den geroepen, terwijl men integendeel mocht verwachten dat thans deltaliaansclie regeering uitsluitend hare zorgen aan de binnenlandscbe aangelegenheden zou wijden. In Algerië heeft eene vrij belangrijke aardbeving plaats gehad. Op het ontvangen dier tijding is de gou verneur-generaal Mac Mahon onmiddellijk uit Parijs naar Algiers vertrokken, om de noodige maatregelen to nemen tot leniging van den nood, welke deze aardbeving in verschillende deelen der kolonie beeft doen ontstaan. Men zal zich nog wel de geruchtmakende woorden van Napoleon III herinneren, waarbij werd verklaard dat zich bij de kleine staten een streven openbaarde om zich in de grootere rijken op te lossen. Sommige dagbladen noemden als eene bevestiging daarvan de zundnadelgewecr-eenhcid in Duitscliland. Van dat standpunt kan men eene nieuwe bevestiging der keizerlijko woorden zien in de thans officieel openbaar gemaakte inlijving van Polen bij Rus land, waardoor thans op zoo treurige wijze Kosciusko's uitroep: Finis Poloniae ten volle wordt verwczentlijkt. De bijeonroeping der vergadering van afgevaardigden uit de verschillende gedeelten der monarchie, mot uit zondering van Hongarije, schijnt aanvankelijk te Weenen en ook bij do Hongaarscbe bevolking een niet zeer gun- stigen indruk te hebben gemaakt, omdat men, met het oog op vroegere vergaderingen van deigelijken aard, verwacht dat deze zich meer met eigen belangen zal bezig houden dan met de oplossing van het Hon- gaarsch vraagstuk hetwelk toch door bet gemeenschap pelijk belang- zoo dringend wordt vereischt. Reeds nu beginnen sommige dagbladen to Weenen de bijeen- roeping dier vergadering zelve vrij heftig te veroordee- len, op grond van haar inconstitutioneel karakter. Wat Hongarije zelf betreft, dit zal zegt een Frunsch dag blad weder blijven bij zijn bekend thema, hetwelk ougeveer aldus luidt: „Wij vormen een afzonderlijk onaf hankelijk rijk met een vorst, een verantwoordelijk minis terie, eene vertegenwoordiging en comitaten. Men geve ons in de eerste plaats onze eeuwenoude staatsinstel lingen terug. Is dit geschied, dan zullen wij erkennen dat wij met Oostenrijk niet „gemeenschappelijke aange legenheden", maar „gemeenschappelijke belangen" heb ben, gebaseerd op onze nabuurschap en op de omstandig heid dat wij éen vorst te zamen bezitten. Om deze gemeenschappelijke belangen te regelen, om met Oosten rijk een liandelstractaat, een militaire overeenkomst enz. te sluiten, zullen wij volgaarne onze afgevaardigden naar eene gemengde commissie zenden, maar wij zullen nimmer dulden dat Oostenrijk, onder het masker van gemeenschappelijke aangelegenheden, met zijn bof,zijne bureaucratieënzijnekameisonze wettenkome veranderen en ons financieele of militaire verplichtingen oplegge." Zoo beweert men dat ook deze poging der regeering te Weenen weder geen stap verder zal leidon op den wegeener zoo wcuscholijke verzoening met Hongarije. Waar dan ook geen van beide partijen iets wil toegeven in bet ge meenschappelijk belang, daar ziet de toekomst vau de zoo bontgekleurde Oostenrijkschc monarchie er zeer treurig uit, vooral bij de sombere wolken, welke aan den Ooster- schen horizon al meer en meer zichtbaar worden. Nog voor het te laat was om daarvoor eenige gunsten van Pruisen te koopen heeft de hertog van Augustenburg feitelijk afstand gedaan van zijne aanspraken op Siees- wijk-Holstein, door alle personen die aan bom den eed van getrouwheid hadden afgelegd, daarvan te ontheffen. Uit Bucbarest wordt gemeld dat het ministerie van den vroegeren Pruisischen luitenant, prins Karei von llohenzollernthanshospodar van Rumanië isafgetredeij, De oorzaak daarvan is ons nog niet bekend geworden, NOG EENE NIEUWE SCIIOOL Onder degenen, die de brochure van den heer de Jonge met ingenomenheid hebben begroet, noemt de onderge- teekende zich gaarne. Er staan uitnemende waarheden iu omtrent den tegeuwoordigen toestand van het onder wijs in Middelburg. Eene school voor uitgebreid lager onderwijs hebben we broodnoodig, al ware het alleen om de klove aan te vullen, die er thans nog bestaat tusschen bet lager ouderwijs en dat der hoogere burger school. Het is waar: er is iets aanwezig wat daartoe dienen moet: de avondschool voor levende talen op de lagere school in den Langen delft. (School C.) Hier geldt echter wat de heer de Jonge schrijft: „Op dergelijke school is het onderwijs in levende talen geheel misplaatst. „Yoor deu knaap, die den cursus van het lager onder wijs heeft afgeloopen, behoort een anuere zuiver afge bakende werkkring geopend te worden. Hij mug genoeg ontwikkeld geacht worden om kennis te maken met de talen van andere volken; met aDdere oogeu dan tot nu toe zal hj de geschiedenis en de daaraan verwante weten schap der aardrjkskunde kunnen bezien; het onderwijs in wiskunde zal voor hem een hooger vlucht moeten nemen. In éen woord, die uitgebreid lager onderwijs ontvangen zal, behoort niet meer op de banken der lagere school te zitten. „Eene inrichting gelijk hier bestaat, om aan knapen der lagere school meer uitgebreid lager onderwijs des avonds te doen geven, nadat de uren van den dag zijn besteed aan het eigenlijke lager onderwijs, acht ik dan ook voor bedenking vatbaar. „De inrichting voor meer uitgebreid lager ouderwijs moet op zich zelve staan en werken; alleen zorge men voor het daarstclleu van verband tnsschen haar en opvolgende inrichtingen van onderwijs." Tot dusvene de heer de Jonge. Hj had gerust wat sterker kunnen spreken. Eene lagere school met eene Fransche avondschool is niet alleen „voor beden king vatbaar," maar is een onding. Des voormiddags en dan nog des namiddags en dan nog des avonds telkens eenige uren op de schoolbanken te zitten dat is te veel gevergd bij knapen van 10.4 12 jaren dat is ver derfelijk, beide voor hun lichaam en geest. En dan die Fransche les het moeielykstc van allesbewaard juist voor de avonduren, als zij door de inspanning van den heelen dag reeds zijn afgematdat is verbazend onpractisch. Het is waarlijk niet te verwonderen, dat de lieer inspecteur van middelbaar onderwijs hier de knapen van 12 jaar zoo veel minder ontwikkeld noemde dan elders; en ze kunnen bet niet helpen, die armejongens Ook de wet op-het middelbaar onderwijs heeft er geen schuld aan. Die wet beveelt: (art. 14) „in elke gemeente waar de bevolking tien duizend zielen te boven gaat, wordt door bet gemeentebestuur ten minste éene burger- schooi, da g- e n av o n d-school, opgericht." Wel i3 waar wordt in liet vervolg van dit artikel de vrijheid gelaten om, waar dit zonder schade kan plaats hebben, vooralsnog met eene burger-avondschool te volstaan; doch dit is slechts een voorloopige maatregel die uiot plaats heeft, dan wanneer „van de verplichting tot het oprich ten eener burger dagschool, door den koning, doch telkens slechts vooreen bepaald getal jaren, ontheffing wordt verleend." Die burger-dagschool ontbreekt ons nog, waarop de in art. 13 genoemde vakkeu worden onderwezen met bijvoeging van eene vreemde taal. Hadden wij die school, dan zou in de opleiding voor jongens van 10 a 12 jaren behoorlijk zijn voorzien vol gens de wet. De gemeenteraad is verplicht voor de uitvoering dier wet te zorgen. Dat dit hier nog niet ten voile is geschied betreuren wij wel, doch maken er onzen gemeenteraad op dit oogenblik nog geen verwijt van. Ons gemeente bestuur beeft in den laatsten tijd overvloedige blijken gegeven de belangen van het onderwijs ernstig ter harte te nemen. Dat het alles op eens en alles te gelijk zou gedaan hebben, kon niemand vergen noch verwachten. Maar wat we nu wél verwachten mogen is dit, dat het nu op den zoo goed ingeslagen weg even krachtig zal blijven voortgaan zonder talmen of dralen: en alzoo ook de door de wet uitdrukkelijk verlangde burger dag school weldra iu ons midden verrijzen zal. Eerst dan zal het kunnen blijken, dunkt ons, ot er nog eene bijzondere school noodig zij, zooals do heer de Jonge verlangt. Wij vertrouwen: neen! en dat hopen we ook. Nu de regeergjjfr begonnen is zelve het onderwijs te regelen; unu|Èzy<^!fcVieu zóo dat het geheel voldoende is vogr de {jgw.ope^iwioeften der burgers. De school vanjf|i& hecT dge Jou* zou natuurlijk eene dure school znéfgat k£s wolfljjift anders als de school

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 3