MIDDELRURGSCIIE COURANT. ]V0' 2. Donderdag 3 Januari. 1867. Editie van Woensdag avond 8 uren. Middelburg 2 Januari. EEN BUK ACHTERWAARTS. IX. "Waar wij van pogingen tot het opwekken van veer kracht, van het self help spreken, mogen wij niet onvermeld laten, een streven, dat, hoe verschillend ook in aard en strekking van de werkzaamheden der Nijverheidsvereeniging, evenzeer van meer ontwaakten levensgeest getuigt. V ij bedoelen het plan, het eerst op eene vergadering van het departement Middelburg der Maatschappij tot nut van 't algemeen ter sprake gebracht, om binnen Middelburg een werkhuis op te richten. Wat betrekkelijk die zaak door het departement is bijeen gebracht, is thans aan het gemeentebestuur overgegeven, en wij mogen verwachten dat de zaak daar zeer nauw zal ter harte genomen worden. Een zaak die zoo diep in onzen maat- schappelijken toestand ingrijpt, moet. noodwendig de elangstelling wekken van allen wier bemoeiingen zich naar eenigszins tot het armwezen uitstrekken. De ge meenteraad heeft een nader onderzoek van do hem toevertrouwde stukken aan het burgerlijk armbestuur opgedragen. En mocht dit onderzoek ten gunste van het ontworpen plan uitvallen, dan is het buiten twijfel of et gemeentebestuur zal de verwezenlijking doen volgen, ■miankelijk schijnt het plan bij velen niet die sym pathie te hebben ondervonden die het werkelijk verdient. n toch is algemeene sympathie de eenige voorwaarde waaronder de inrichting bestaan, of althans aan hare estemming beantwoorden kan. Ook het burgerlijk arm- estunr scheen, toen het door bovengenoemd departomeut werd geraadpleegd, daarmede nog weinig ingenomen. Niet onmogelijk is het echter dat eene herhaalde nauw gezette overweging van de hem ter band gestelde stukken en in het bijzonder van de wederleggingen zijner bedenkingen, het burgerlijk armbestuur tot meer gun stige gedachten zal brengen. Wellicht gaat het de leden van dat bestuur gelijk het ons is gegaan. Ook voor ons had de zaak weinig aantrekkelijks, toen wij er nog te veel een middel in zagen om het getal der, terecht of ten onrechte, zoogenoemde weldadigheidsinstellingen met een te vermeerderen. Meer ernstige overweging van de rapporten der commissie en van andere geschriften over dergelijke instellingen heeft in ons gevoelen een geheele omkeering gebracht. Niet weinig heeft o. a. tot e vestiging onzer tegenwoordige overtuiging bijge- ragen de lezing van het academisch proefschrift van ostcr, over de werkinrichtingen voor armen in Nedcr- an een geschrift waarop wij niet mogen verzuimen de i,aD a^'e ^e'anS8te"euden te vestigen, in.f m' ecb'ei voor de oprichting van eene dergelijke zeirln' 'i'^. 6 eerste voorwaarde wezen moet, ia wij zetenen T hierboven dat het doel door de inge- Laat m SCkend e" ««rnardéerd- wordt. zoo veel mTg^VL%^U\°PriCllten' partij trekken, zoo de burgerij zhl regea onder"ndlng bestemming er van geen Ht T f t i. begrip vormt, zoo de talrijke eomm,ss,en van he dadigheid niet tQt ;o,komen zelfopoffering bereid zijn, staan de kansen als tien tegen een dat da zaak meer kwaad dan goed zal te weegbrengen Tracbt men daarentegen eerst de ingezeterlen van hej »ut der instelling te overtuigen en de belangstelling mvendig te maken, dan is er geen twijfel meer of de publieke opinie, eenmaal van dat nut doordrongen zal Zlph weldra zoo luide uitspreken, dat de verwezenlijking noodwendig volgen moet. De overtuiging daarvan geeft ons de vrijmoedigheid vraag te stellen of het Middelburgsch departement or Maatschappij tot nut van 't algemeen, dat zich ut eerst deze belangrijke aangelegenheid heeft aange- aan ^en' °°k n" nog n'e'' a' '9 dc uitvoering ook kun Semeentobestuur opgedragenzeer veel zou beie^11 doeu om deze gemakkelijk te maken en voor te 1 en. Wellicht valt het niet buiten den eigenaardi ger! werkkring van het departement cener maatschappij, die de ontwikkeling van het volk zich ten doel stelt, bij herhaling in korte geschriften van zeer populairen vorm, juiste begrippen omtrent eene dergelijke stichting te verspreiden. Mocht deze wensch vervuld worden, de samenstellers van geschriften als wij bedoelen zouden er dan zeker niet buiten kunnen de moeilijke quaestie van armenbedeeling, waarmede do oprichting van een werk huis in zoo nauw verband staat, in het algemeen en het bovendrijvend liefdadigheidsbetoon in onze gemeente in het bijzonder te bespreken. Een dergelijke discussie, want vermoedelijk zouden die geschriften weer tegen spraak uitlokken, zou vooral van invloed zijn in een tijd, waarin zich moer en meer groote aarzeling vertoont omtrent het verleetien van onderstand aan behoeftigen en armen. Van het tegenwoordig als het ware heerschend stelsel van bedeeling door vercenigingen, begint men het ge brekkige, zoo niet het op den duur onhoudbare, te gevoe len,terwijl men naar een beter stelsel nog vragend uitziet. Op die wijze in hot onzekere rondtastende, blijft men, hoe ook met den besten wil bezield, over den uitslag zijner bemoeiingen steeds onvoldaan. Zulke oogenblikken van twijfel, aarzeling en onvol daanheid gaan gewoonlijk een tijdperk van geheelen ommekeer vooraf. Mocht dan de arbeid van de in der tijd door „'t Nut" benoemde commissie zijn als de lont die in het kruit wordt geworpen. Is aarzeling op verschillend gebied een kenmerk be paald van onzen tijd, meer dan van eenigeu anderen, dan kan het geen bevreemding wekken dat wij diezelfde eigenschap ook meenen te bespeuren bij de onlangs hier opgerichte Vereeniging voor volksvermaken. Een aarze ling wellicht meer nog doorstralend in hare ondernemin gen dan in haar programma, maar die, naar wij hopen, weldra voor meerdere vastheid wijken zal. Niemand mag ons verdenken dat wij de goede bedoe lingen der oprichters dezer vereeniging zouden misken nen, of dat wij haar streven zouden gering schatten. De vereeniging heeft te veel aanspraak oo onze dankbaar heid voor veel wat zij reeti j gedaan heeft. Wie herinnert zich nog niet roet genoegen de tentoonstelling van schil derijen, die in Octoberll. door hare zorg was tot stand gekomen, en in meer dan een opzicht gunstig geslaagd raag worden genoemd? Wij gevoelen bovendien te zeer bet moeilijke van de taak die de oprichters hebben op zich genomen dan dat wij over hare verrichtingen strenge critiek zouden willen uitoefenen, maar een enkele opmer king te maken is iets wat het bestuur ons niet ten kwade duiden kan. Juist naarmate de zaak moeilijk is, kan het noodig worden geacht dat ieder die daartoe in de gele genheid verkeert, ronduit zegt wat hem op het harte ligt. Wanneer de vereeniging haar werkkring wat meer preciseert, wauneer zij wat meer toont waar zij eigenlijk heen wil, wanneer zij den omvang haier werkzaamheden wat beperken kon, om daardoor in kracht te winnen, wij gclooven dat zij meer nut zou kunnen doen voor het volk? Maar juist daar zit de knoop! Laat ons toch dat woord niet gebruisen in een verkeerde beteekenis. Het woord volk heeft eigenlijk geen zin wanneer men er niet door verstaat eene menigte rac-nschen die door gemeenschappelijke afkomst, taal en zeden aan elkaar verbonden zijn; het omvat alzoo onze geheele paaat- schappij. Eu kon men nu zorgen dat dio zich wat meer vermaakt, wij zonden met den naam der vereeniging vol komen vrede hebben; stelde men zich ten doel het ver maak in Middelburg te populnrisceren, wij zouden tegen een dergelijk plan geen bedenkingen hebben in te brengen. Maar dit is blijkbaar de bedoeling der bestuurders van de vereeniging niet. Zij stellen zich althans, volgens bet reglement, meer bepaald voor „den handwerksman en den dienstbaren stand nu en dan aangenaam en nuttig bezig te houden en daardoor den smaak voor al wat schoon en edel is aan te wakkeren." Dat doel is op zich zeiven groot en verdienstelijk genoeg, maar wij hebben ons steeds voorgesteld dat daarvoor bij voorkeur die mid delen zouden te bezigen zijn die strekken kunnen, om bij de bedoelde personen meer de zucht tot zelfstandigheid aan te wakkeren en hun gevoel van eigenwaarde te verboogen. In dat geval zou bet mogelijk raadzaam kunnen worden geacht, ben niet met den naam van „volk" aan te spreken, welke naam bier een alles behalve verheffende betee kenis erlangt. Wil men hen, die door de vereeniging meer bepaald als het voorwerp liarer zorgen zijn aan gewezen, waarlijk verheffen, men late hen dan in de eerste plaats het. genot dat men hen bereidt, zij het ook voor een uiterst geringen prijs, koopen. Dit zal ook de waarde, die zij er aan hechten, verboogen. Men doe als ook wij nu eens het woord in de onjuiste beteekenis mogen gebruiken niet alles voor het volk maar veeleer ook door het volk. Minder regelen, meer leiden is, dunkt ons, hier alleszins aan te bevelen. Het sectie-onderzoek van de begrooting voor het depar tement van koloniën heeft, blijkens het daaromtrent opgemaakt verslag, tot geene bepaalde uitkomst geleid met betrekking tot het gevoelen der kamer over de politiek van den nieuw opgetreden minister. Van eene bepaalde meerderheid wordt niet gesproken. Enkele leden oordeelden dat omtrent do staatkundige beginselen van den tegenwoordigen minister bij zijn optreden volslagen onzekerheid bestond, die niet werd opgeheven door dc weinige en onbestemde woorden, door hem op 26 Sep tember jl. in de tweede kamer gesproken. Sommige leden weder kwamen nu reeds op tegen hetgeen de minister toen heeft gezegd en ontzeiden bem reeds daarom hun vertrouwen. De slotsom was dat algemeen de wensch werd uitgesproken van breed roeriger mededeeling van de denkbeelden des ministers omtrent het bestuur der koloniën. Vooral wilde men dat hij in bijzonderheden den weg zou aanwijzen dien hij tot oplossing van het koloniale vraagstuk wenscht in te slaan. Men vroeg ook of de minister vermindering van uitgraven voor het beheer in Iudië onmogelijk acht en of do regeering zich voorbereidt op het geval dat de koloniën geene oninid- delijke baton meer aan de schatkist in het moederland zonden opleveren. Omtrent de zaak der traktements-verhooging van de inlandsche hoofden wenschte men algemeen dat de regeering al het mogelijke licht zou verschaffen, zoowel nopens de schorsing der ordonnantie als omtrent het niet-nitvoeren van hot schorsings besluit. Men verlangde overlegging van alle daartoe betrekkelijke stukken. Vrij algemeen meende men dat cr iets tot verbetering der bezoldiging van de inlandsche hoofden moest worden gedaan. Liet men toch de zaak rusten en werd de af schaffing der heerendiensten inmiddels voortgezet, dan zou do regeering de handhaving van het Nederlandsch gezag, dat op Java den steun der inlandsche hoofden zoozeer noodig heeft, moedwillig aan groote gevaren blootstellen. De zaak der gouvernemonts-suikercultniir werd van verschillende zijden besproken en algemeen ep eene definitieve regeling dier cultuur aangedrongen. Ook ten aanzien der koffiecultuur werd naar 's miuisters bepaalde meoning gevraagd. Overigens worden omtrent verschillende onderwerpen inlichtingen gevraagd, o. a. nopens den aanleg van een spoorweg Samarang-Vorstenlanden en de drukp -rswet- geving. Men schrijft aan het Handelsblad uit 'sllage: „Wan neer de minister van buitenlandsche zaken, met in de eerste kamer te zeggen, dat het op dit oogeublik nog onzeker is, welken uitslag de poging van België heelt gehad, bedoeld heeft, dat de geheele uitslag der poging nog niet bekend was, dan is hij binnen de grenzen dei- striktste waarheid gebleven. Eene der drie mogendheden toch, waartoe België zich gewend heeft, Pruisen name lijk, heeft tot nogtoe geene beslissing op Bclgië's voor stel genomen. Bedrieg ik mij niet, dan zou die aarzeling van Pruisen zijn toe te schrijven aan het voornemen van graaf von Bismarck, om van deze gelegenheid gebruik te maken tot het erlangen van eenige concessiën

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1867 | | pagina 1