BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT. Zondag 30 December 1860. No. 207. Staten-generaal. EERSTE KAMER. Zitting van Donderdag 27 December. Benoeming van rapporteurs; beraadslaging over en aanneming van wets ontwerpen bepaling van den dag der discussie over ontwerpen. De voorzitter deelt mede dat tot rapporteurs benoemd zijn over de spoorwegbegrooting en "de credietwetten, de heeren Michiels van Kessenicb, Beerenbroek, Geert- sema en van Beek Yollenboven; en voorde veewetten de heeren Michiels van Kessenicb, Beerenbroek, Geert- sema en Viruly. Zonder beraadslaging worden aangenomen de wetsont werpen: 1. houdende nadere bepalingen omtrent den accijns op het geslacht; 2. bekrachtiging van provin ciale belastingen; en 3. idem in Zeeland. Bij de behandeling van het ontwerp tot vermindering van het VlIIe hoofdstuk a der staatsbegrooting voor 1866, ontstaat eene korte discussie tusschen de heeren Cost Jordens, van Swinderen, Fransen van de Putte en den minister van financiën, omtrent het practisch resul taat der aanneming of verwerping der voordracht. Eerst genoemd lid betoogde, en de beide andere sprekers waren het met hem eens, dat het resultaat hetzelfde zou zijn: nl. dat de Gimillioen in de schatkist zon blijven; maar drongen toch aan op handhaving van het beginsel van amortisatie, dat ook door den minister van financiën op den voorgrond werd gesteld, die echter meende dat het in de gegeven omstandigheden onraadzaam was met amortisatie voort te gaan. De behandeling der financieele beschouwingen van den minister heeft men zich voorbehouden tot bij de beraadslaging over de definitieve begrootingswetten, terwijl do heer Fransen van de Putte van de gelegenheid gebruik maakte om zijne ingenomenheid te betuigen met hetgeen door den voorzitter bij den aanvang dezer tweede zitting was gezegd nopens de handhaving onzer constitutioneele instellingen. Het ontwerp is met 30 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Nobel, Smit, van Swinderen, Viruly en Hein. Tegen het ontwerp tot bekrachtiging van overeen komsten met de maatschappij tot exploitatie der staats spoorwegen, werden talrijke bezwaren ingebracht. De overeenkomsten werden nadeelig geacht voor den staat; de voorgestelde hulp was onvoldoende; bet praecedent financieel nadeelig, en meer dergelijke bezwaren, reeds breedvoerig bij de behandeling van het ontwerp in de tweede kamer ontwikkeld. Onder deleden die het ontwerp verdedigden, waren er ook die in de hoofdzaak met deze bezwaren instemden, doch meenden dat het staatsbelang hier eischt de maatschappij te hulp te komen, te meer daar bet eigenlijk aan eene vorige regeering was te wijten wanneer zij de maatschappij had laten in werking treden met een half volteekend kapitaal. De gronden ter verdediging van de voordracht werden door de ministers van financiën en van binnenlandsche zaken breedvoerig aangegeven. Hun hoofdbetoog was pok dat het staatsbelang hier hulp aan de maatschappij vereischte, terwijl de vrees voor het stellen van een ge vaarlijk antecedent door hen overdreven werd genoemd, omdat er moeielijk eene maatschappij is aan te wijzen die zoozeer met den staat vereenzelvigd is als de exploi tatie maatschappij. Verder meenden de ministers dat de gestelde waarborgen voldoende waren, terwijl in allen geval, wanneer de maatschappij de 272 millioen niet restitueert, gebruik kan worden gemaakt van art. 47 der concessie. Met 28 tegen 7 stemmen vereenigde de kamer zich met de voordracht en daarna met algemeene stemmen met het hiermede in verband staand ontwerp tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 186G. De 7 tegenstemmers waren de heeren Hein, Fransen van de Putte, van Nispen van Sevenaar, Nobel, van der Lek de Clercq, Smit en van Swinderen. Wegens het vergevorderd uur werden de discussiën over de hoofdstukken I en Vila en de wet op de middelen en die over de credietwetten voor de hoofdstukken IIIV verdaagd tot Vrijdag te 11 uren, waarna tevens behandeld zullen worden de overige credietwetten, de begrooting voor de staatsspoorwegen en de wetten nopens de vee ziekte. Gemeenteraad van Vlissingen. Zittingvan Zaterdag 22 December. Vaststellingsuppletoir kohier hoofdelijken omslag; toelage gemeente-ambtenaren; beslissing verzoek P. Gasille; tolverpachting; schoollokaal voor meisjesrequest J. van Osvaststelling rekeningen benoeming hulponderwijzers; idem vaste eomrnissiën; goed keuring wijziging verordening zeehonden werf; ministerieel antwoord betreffende garnizoen; regeling jaarwedde bur gemeester en secretaris; interpellatie van den heer Verknyl Quakkelaar. Vervolg De commissie van fabricage brengt, bij monde van den heer Winkelman, rapport uit betreffende bet in de vorige zitting ingekomen verzoek van den beer P. Gasille tot het verkrijgen van een uitgang voor zijn kelder. Na uit eenzetting harer zienswijze adviseert de commissie, den adressant vergunning te verleenen tot vergrooting van bet dichtst bij de kerkdeur gelegen keldergat, en zulks onder nadere bepalingen met het oog op de openbare veiligheid. Nadat de heer van Uije Pieterse heeft opgemerkt, dat in dit voorstel der commissie zoowel de belangen der gemeente als van den adressant in het oog zijn gehouden, is met algemeene stemmen dienovereenkomstig besloten. Op voorstel des voorzitters worden de voorwaarden tot verpachting der tollen goedgekeurd. De tijd daar zijnde om te beslissen of het tegenwoordig gebruikte schoolgebouw voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes nog in huur zal worden gehouden, verlangt de voorzitter te weten of een der leden hieromtrent een voorstel wenscht te doen. De beer Winkelman deelt, als voorzitter der plaatselijke schoolcommissie, mede dat de beide lokalen op bedoelde school thans geheel bezet zijn dat er uitzicht bestaat tot het verkrijgen van drie nieuwe leerlingen, die echter, volgens de verklaring der hoofdonderwijzeres, zullen moeten worden afgewezen wegens gebrek aan ruimte; en dat hij aan die onderwijzeres de hoop heeft te kennen gegeven dat de raad door eene gunstige beslissing in het bezwaar zon voorzien. De heer de Kruijff zegt, dat hij heeft hooren spreken van een voornemen om het aan de gemeente behoorende gebouw, hetwelk thans door het departement der Maat schappij tot nut 't algemeen als bewaarschool voor onver- mogenden gebezigd wordt en waaraan dat departement groote kosten heeft besteed, tot school voor jongejuf- vronwen te bestemmen. Zulks zou hij echter ten zeerste betreuren, omdat alsdan die bewaarschool zou worden opgeheven en men een tachtigtal havelooze kinderen meer zonder onderwijs langs de straat zou zien loopen. Ook is dit gebouw wel geschikt voor bewaarschool, maar zijns inziens niet voor eene jongejufvrouwenschool, wegens gemis van voldoend licht en lncbtverversching en eene geschikte wonning voor de onderwijzeres. De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethou ders nog geen geschikt gebouw kunnen aanwijzen, en dat zij, na het gebeurde bij een vroeger door hen voorge steld plan, ook huiverig zijn geworden een voorstel daar toe te doen. De heer van der Hjjden vraagt, of het niet wenschelijk zou zijn bet thans gebruikte schoollokaal nog voor een jaar te huren en inmiddels naar een beter uit te zien. Naar zijne meening had de onderwijzeres het huis in het Beursstraatje behooren te betrekken, hetgeen ze van haar traktement wel zou kunnen doen. Ook moet men zijns inziens zorgen, dat men voor het vervolg geen te groot gebouw aansehaffe, omdat de jufvrouw dan ver plicht wordt eene tweede meid te houden. Dit laatste is, zooals de heer van Uije Pieterse opmerkt, de zorg der onderwijzeres zelve. Die spreker deelt voorts mede, dat hij op de Groote markt een huis te huur weet, waarvan de localiteit nog al wel is. Hij zou het goedvinden indien de raad burgemeester en wethouders wilde machtigen om dit te onderzoeken, en als het geschikt is, te huren. Ook wijst bij er op, dat onder de tegenwoordige hoofd onderwijzeres, mejnfvrouw Bijlevelt, het aantal leerlin gen steeds toeneemt. De voorzitter zegt dat zijns inziens verandering bier verbetering behoort te zijn. Op grond dier zienswijze is hij tegen bet huren van een huis. De heer Verkuyl Quakkelaar geeft zijn leedwezen te kennen dat hij uit den mond des voorzitters heeft ge hoord, dat burgemeester en wethouders Diet verder naar een gebouw hebben uitgezien, en wel als een gevolg daarvan dat de meerderheid der leden van den raad bij een vorig overgelegd plan eene andere zienswijze dan het dagelijksch bestuur had. Het verheugt hem echter dat althans éen der wethouders een huis op het oog schijnt te hebben. Overigens verklaart hij zich voor het huren van een geschikt gebouw en vestigt de aandacht op een huis bij de Roode brug. De voorzitter releveert dat hij niet gezegd heeft, dat burgemeester en wethouders nog niet naar een huis hebben uitgezien, maar wel dat zij nog niet zijn geslaagd. Op grond van ondervinding meent de heer de Kmijff te mogen aannemen, dat een particulier huis nimmer goed tot schoolgebouw kau worden ingericht. Daarom zou hij liever een nieuw huis doen bouwen. Daar de raad wel f 1§,000 voor andere scholen heeft uitgegeven meent hij dat men zooveel te meer ook voor de jonge jufvrouvvenschool zich wel eens eene uitgave getroosten mag. Hij wenscht echter ook het tegenwoordige school gebouw nog voor éen jaar te huren en inmiddels eene definitieve beslissing te nemen. De heer Winkelman is het eens met den heer de Krnyff, dat particuliere gebouweD meestal voor school ongeschikt zijn. Het bedoelde huis bij de Roode brug komt hem mede ondoelmatig voor. De heer van Uije Pieterse merkt op dat men tot uitersten schijnt te willen overgaan, daar eerst korten tijd geleden een voorstel tot eene uitgaaf van f 3200 voor een geschikt gebouw werd afgestemd, terwijl men nu plus minus /"12,000 voor een uieuw gebouw zou willen uitgeven. Hij is er althans tegen. Volgens den heer de Kruijff geschiedde de afkeuring van het vroegere plan van het dagelijksch bestuur niet omdat men eene uitgaaf van f 3200 te hoog vond, maar omdat men uitging van het denkbeeld dat bet voorge stelde gebouw ongeschikt was en de daaraan te besteden kosten nutteloos zouden zijn verspild. De heer Ruijscb, die het bedoelde buis op de Markt zegt te kennen, gelooft dat dit voor bet doel geschikt is. Hij vraagt of men dit niet zou kunnen koopen. De beer van Uije Pieterse zegt dat, als er mocht besloten worden een huis te koopen, men wellicht wel een beter geboiiw zou kunnen vinden, onder anderen een in de Nieuwstraat, hetwelk veel breeder is en in eigendom aan den heer Hector behoort. Alsnu stelt de beer Ruijsch voor, om te bepalen dat het tegenwoordig schoolgebouw nog voor éen jaar zal worden gehuurd en voorts eene commissie van onderzoek te benoemen om, in overleg met den voorzitter der schoolcommissie, een ander gebouw te koopen. Dit voorstel wordt goedgekeurd. Geschiedt voorlezing van een ingekomen adres van den heer I. van Os, slachter,die tegemoetkoming verzoekt aan bezwaren tegen ongelijkmatigheid van betaling en teruggaaf van belasting bij in- en uitvoer van vleesch. Dit adres wordt gesteld in banden der commissie voor het belastingstelsel. Achtereenvolgens worden goedgekeurd de rekeningen van: de calicotsfabriek, tot een bedrag van f 127.04.^ in ontvang, f 139.68 in uitgaaf, kwaad slot f 12.63; de tee-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1