COURANT. l\° 205. 1866. Donderdag $imtenlatiiX 27 December. Editie van Woensdag avond 8 uren. puTDlioatie. 1 De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, Maken bekend, Dat het snppletoire kohier van den Hoofdelijken Omslag over het 2de en 3de kwartaal 1866 door den gemeente raad den 22 dezer maand is vastgesteld, en gedurende acht dagen, te rekenen van heden, ter gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage zal liggen. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort. Vlissingen, den 24 December 1866. De burgemeester en wethouders voornoemd, J. W. CALLENFELS. De secretaris, T. C. DOMMISSE, L. S. Middelburg 20 ESeceinber. Uit het verslag der commissie van rapportems over de hoofdstukken I en VII a der staatsbegrootiug voor 1867 blijkt, dat in de sectiën der eerste kamer de ver klaring is afgelegd, dat men de politieke beschouwingen wenschte uit te stellen tot bij de behandeling der overige definitieve begrootiugswetten. De wensehelijkheid eener stelselmatige verbetering van het belastingstelsel werd bij het onderzoek der wet op de middelen betoogd. De aanbieding der credietwetten werd door de eersto kamer, speciaal met het. oog op hare werkzaamheden met genoegen gezien. Evenwel achtte men spoedige behandeling en vaststelling der definitieve begrooting wenschelijk. Algemeen werd de wetsvoordracht goedgekeurd be trekkelijk het verleenen van accijns-vrijdom voor verseb vleesch, dat naar het buitenland wordt uitgevoerd. Hoewel men zich algemeen vereenigde met het ontwerp tot vermindering van hoofdstuk Vila der staatsbegrooting voor 1866, heeft men in de sectiën toch de wensehelijk heid van schulddelging in het algemeen, wanneer daar toe de gelegenheid bestaat, op nieuw doen uitkomen. De noodzakelijkheid van het verleenen van een voor schot van 2 j inillioen aan de maatschappij tot exploitatie van staatspoorwegeu werd èn voor den staat èn voor de maatschappij erkend. Evenwel verlaugde men voor het vervolg, indeu geest der tegenwoordige regeering, betere waarborgen bij bet verleenen van concessiën, opdat een toestand als waarin de exploitatie-maatschappij thans verkeert, zich niet herbale. Zaterdag is, gelijk wij in ons nommev van jl. Zondag mededeelden, de quaestie betreffende de afdamming der Ooster Schelde ook in den Belgischen senaat ter sprake gebracht. Thans wordt daaromtrent het volgende gemeld De heer d'Hoffscbmidt was van gevoelen, dat België het recht heeft zich tegeu de uitvoering te verzetten dei- werken, die aan de bevaarbaarheid der Schelde nadeel kunnen toebrengen, en dat de Nederlandsehe regeering niet alléén het recht heeft om uit te maken, of deze wer ken al dan niet nadeelig zijn voor de bevaarbaarheid van genoemde rivier. Hij hoopte intusscben dat de on- eenigheden tusschen beide regeeringen uit den weg zul len worden geruimd en geloofde dat men het middel om die quaestie in der minne ten einde te brengen, kou vinden door de afdamming te vervangen door eeuegroote brug, zooals men die over de groote Amerikaansche rivieren legt. De heer de Naeyer gaf te kennen dat de Belgische regeering, dooi- het advies in te roepen van vreemde ingenieurs, allerverstandigst heeft gehandeld. Deze verzoenende staatkunde zou, zoo hij hoopte, goede vruchten dragen voor de duurzame goede verstandhou ding tnsschen twee mogendheden, wier belang het zoo zeer is om met elkander in vriendschap te leven. De heer Rogier, minister van bnitenlandsehe zaken, ver klaarde, in antwoord daarop, dat het smartelijk voor België is geschillen met een land te hebben, hetwelk het onder zijne intieme vrienden rangschikt; maar dit is geene reden voor België om van zijne reehten af te zien, of om te transigeeren. Do regeering nu gelooft zeer ge matigd te zijn gebleven. De minister verklaarde verder, dat de quaestie dag- teekent van 1846. Toen had de regeering reeds vertoogeu tot het Nederlandsehe gouvernement gericht en sedert dat jaar daarmede niet opgehouden. Er werden commis- siën benoemd, die eenparig verklaarden, dat de ontworpen werken nadeelig moesten zijn voor dien tak der Schelde, waarvan België zich bediende. Nederland ging evenwel met zijne werken voort en heeft die thans bijna voltooid. Ten laatste beeft het echter toegestemd in het benoemen eener gemengde commissie. De Nederlandsehe staten- generaal hebben over het benoemen dier commissie zeer levendige debatten gevoerd. Deze commissie nu was het niet eons in haar oordeel. De Belgische regeeritig heeft zich Dog niet met het gevoelen der Belgische ingenieurs vereenigd en maar een beroep gedaan op vreemde ingenieurs. De minister hoopte intusscben, dat de Nederlandsehe regeering in haar verzet niet zon volharden. Doch zoo dit, tegen des ministers verwachting, wel plaats had, dan zou voor België niets ander3 overschieten, dan de zaak aanhangig te maken bij de mogendheden, die de tiactaten ge waarborgd hebben. België kan niet anders handelen. Doch indien, gelijk de minister hoopt, do vreemde ingenieurs benoemd worden en die aan de Nederland sehe gelijk geven, dan kan België slechts reserves maken. De minister verklaarde ten slotte dat de regeoring deze zaak geen enkelen dag uit het oog verliest en dat zij de daarover gewisselde diplomatieke stukken bij de kamers zal overleggen; maar het tijdstip daarvoor wenscht zij zelve te kiezen. Uit Breda wordt aan het Handelsblad gemeld: „Ruim een 30tal sergeants en korporaals cadetten van het 4e studiejaar der koninklijke militaire academie alhier, zijn op hooger last allen gedegradeerd. Men spreekt er van dat het geheele vaste kader dier inrichting ontbonden zal worden." De Staatscourant bevat een koninklijk besluit van 21 December, waarbij do minister van binnenlandsche zaken wordt gemachtigd, tiaar gelang van plaatselijke omstandigheden, afwijking toe te laten of te gelasten van de bepalingen van het besluit omtrent bet begraven van rundvee, ton gevolge van veetyphus gestorven of afgemaakt. Bij ministerieele beschikking zijn de telegrafisten 2e kl. F. lioksraa en J. W. de Wolf, op hun verzoek,met ingang van 1 Januari 1867, eervol uit'srijks dienst ontslagen. De Staatscourant van jl. Zaterdag deelt opgaven be treffende de cholera mede over de week van 9 tot 15 dezer: Noord-Holland: Aangetast 1 (te Egmond binnen), overleden 1 (te Egmond aan zee). Sedert het begin der ziekte aangetast 3592, overleden 2591. Groningen: Aangetast 1 (te Groningen), overleden 0. Sedert het begin der ziekte aangetast 2538, over leden 1483. In het geheele rijk: Aangetast2, overleden 1. Sedert het begin der ziekte aangetast 31,668, overleden 19,495. Benoemingen en besluiten. bidderorden. Benoemd tot ridder der orde van den Ned< rlandschen leeuw de hoofdingenieur van den water staat. W. Badon Ghyben. hoogeschoi.en. Bevorderd dr. D. Bierens de Haan, buitengewoon hoogleeraar in de wis en natuurkundige faculteit aan de hoogeschool tc Leiden, tot gewoon hoog leeraar in die faculteit. Sierknieiiws. De kerkeraad der hervormde gemeente te Kattendijke heeft tot predikant beroepen den candidaatTatnm Zuhli. Bij den kerkeraad van 'sHeer Ileudrikskinderen is bericht ontvangen dat de heer van Strien, predikant te Bennekom, voor het beroep derwaarts heeft bedankt. Veeziekte. Bij de Staatscourant van gisteren is gevoegd het laatste gedeelte van het bij het vorige Dommer dier courant behoorende bijvoegsel, bevattende opgaven be treffende den stand der ziekte. Daaruit blijkt dat de ziekte in de week van 9 —15 December is afgenomen, niettegenstaande thans ook Gelderland onder de besmette provinciën wordt vermeld. Er zijn namelijk aangetast: van 25 November tot 1 December in Noord- en Zuid- Ilollaud en Utrecht 7266 runderenvan 2 tot 8 December 7705 en van 9 tot 15 December 6173, waarvan 2334 in Zuid-Holland, 3454 in Utrecht, 324 in Noord-Holland en 61 in Gelderland. Rechtszaken. Behalve de reeds gemelde, heeft de rechtbank alhier in de vorige week nog de volgende vonnissen uitge sproken Izaak Beckers, oud 17 jaren, timmerman alhier, beklaagd dat hij S. H. Cornelissen moedwillig zou hebben mishandeld, is van die aanklacht vrijgesproken. Elisabetb Louwerse, vrouw van M. Baak,oud 30jaren, zonder beroep alhier, is schuldig verklaard aan laster en veroordeeld tot eene geldboete van f 20, alsmede in de kosten, of subsidiair tot drie dagen gevangenisstraf. Den 26 November heeft zij namelijk in de voor eenieder toegankelijke vestibule van het raadhuis alhier, na eene woordenwisseling met J. Malgo, metselaar en adsis- teut nachtwaker, dezen bfleedigend toegevoegd dat hij een valschen eed had afgelegd. Jan Abraham Audriessen, oud 69 jaren, koopman alhier, kwam den 19 September 11. in den winkel van den apotheker W. P. van de Kamer, destijds uitlandig. Hij vroeg den bediende om ledige flesclijes, welke laatst genoemde hoven halen moest. Van die afwezigheid gebruik makende, reikte Audriessen over de toonbank en trachtte de lade te openen. De lade wilde op die wijze echter niet geopend worden. Toen begaf Andriessen zich om de toonbank heen naar de lade, greep den sleu tel en was gereed nu de lade open te trekken, toen on verwacht de jufvrouw die van binnen bet gebeurde had gezien to voorschijn trad en vroeg wat hij daar deed. Hij antwoordde, dat hij een gevallen stuk drop opraapte. Na door den bediende vervolgens geholpen te ziju vertrok hij. In den avond van dien dag vermiste de bediende een koperen vijf ons gewicht. Een later tegen Audriessen gerezen vermoeden van diefstal werd bewaar heid: hij had een dergelijk gewicht bij een uitdrager verkocht. Hij ontkende, voor de rechtbank gedagvaard, het hem ten laste gelegde feit, zeggende dat dit gewicht van zijn broeder afkomstig was, doch de identiteit van het voorwerp werd geconstateerd en de beklaagde schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal eri veioor- deeld tot drie maanden gevangenisstraf en in de kosten. Abraham Thennisse, oud 21 jaren, arbeider te Arnenmiden, beklaagd van Catharina Sturm, huisvrouw van S. Hillebrand, wonende buiten de Havenbarrière alhier, moedwillig te hebben vastgegrepen, zoodat zij er van ontsteld is, is schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van slagen en stooten, zonder dat daardoor ziekte of beletsel om te werken is ontstaan, en ver oordeeld tot eene geldboete van /10, hij niet betaling te vervangen door drie dagen gevangenisstraf, alsmede in de kosten. Aan het moedwillig toebrengen van slagen, stoo ten en kwetsurenzonder ziekte of beletsel om te werken te hebben veroorzaakt, gepleegd met oordeel des ondersebeids, is schuldig verklaard de twaalfjarige Jacobns de Hamer, zonder beroep, wonende te Nicuw- lend, en veroordeeld tot twee geldboeten elk van f 8, of subsidair drie dagen gevangenisstraf voor elke boete. - Johanna Maria Weber, oud 10, en Maria Goote, oud 11 jaren, heiden alhier wonende, haalden in de maand September jl. bij de winkeliers L. P. Tismeer, A. L. Wijnne en mejnfvronw Grauss staalkaarten van knoopeu ter bezichtiging, zoogenaamd voor inejufvrouw de Bruin in de Bellingstraat woonachtig. Van die staalkaarten, welke werden teruggebracht met de bood schap dat de knoopen niet dienen kouden, waren er eenige afgenomen. Bij een door Tiscueer ingesteld onderzoek bleek het dat de beide meisjes dit hadden gedaan en ze onderling verdeeld hadden. Hij kreeg den volgenden dag evenwel de vermiste knoopen terug; daar hij toen echter ook andere niet van hem afkom stige ontving, meende hij daaromtrent den commissaris van politie te moeten spreken, hetgeen een onderzoek ten gevolge had, waarbij bleek dat ook in de andere bovengenoemde winkels knoopen vermist waren. Voor de rechtbauk terechtstaande, bekenden de beide meisjes het gebeurde en bloek het dat de eerste beklaagde op raad der tweede heeft gehandeld. Zij zijn schuldig ver klaard aan oplichting, gepleegd met oordeel des onder- scheids. Met aanneming van de geringe waarde van het ontvreemde, alsmede de bekentenis, als verzachtende omstandigheden, zijn zij veroordeeld, de eerste tot drie geldboeten elk van f 5, of hij niet-betaling twee dagen gevangenisstraf voor iedere boete, en de tweede tot ge vangenisstraf van eene maand, alsmede beide solidair in de kosten» Maria Goote wachtte echter nog een ander vonnis. Zij is namelijk denzelfden dag ter zake van eenvoudigen diefstal, gepleegd met oordeel des onderscheids, tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. In den namiddag van den 15 November tnsschen vier en vijl' uren, lokte zij een vijfjarig kind dat uit school kwam, T. A. F. van Koten, met zich naar de Bree en ontvreemdde zeventien of acht tien bloedkoralen van een snoer, hetwelk dat kind rond don hals had, na te voren gezegd te hebben„wat zijt gij mooi en lief; als ik ook zoo rijk was als gij, kon ik ook zoo'u halssnoer koopen Vervolgens dreel zij de brutaliteit zoo ver, om naar de ouders van bot kind te gaan en tegen de moeder to zeggen: „ge zult wel naar uw kind zoeken, doch daar komen twee meisjes er mede

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1