öuitmlanö. c. .s-i g 3 i 3 1 ITsT" Brieven uit België. Meteorologische waarnemingen, gedaan op 's rijks werf te Vlissingeu, des middags 2 uur. December 1866. i Wind. Thermometer, r±72. o S- S.-T3 CO =5 Aanmerkingen. 0J i K V j CS 1 i K iC 3 .2 P .2 Kracht. 1 Raroinete bij Oo. ~AZ' 4J to -E A* ifl 9 ZWest. 17 773. 1 3.8 5 52" 0.7 bewolkt betr. regen- 10 N West. 10 ,762. 7 9.0 0 79 7 20 1 0 licht bew bew. reg- 11 NWcst. 5 770. 3 68 0 77 6 23 1.0 bewolkt regen. 13 W NW. 11 '755. 6 S.9 0.96 8.80 2 0 dik betrokk. regen. 13 W. t. Z. 18 ;749. 0 11.1 0.93 9 51 8.41 betrokken regen. 14 N.t. W. 1-1 747. 2 5.4 (1.94 706 5 5 bewolkt betr. regen. 15 Z.t. W. 5 5 751.38 6.8 0.91 7 40 14.1 bewolkt. Staten-generaal. EERSTE KAMER. Zitting van Donderdag-avond. Al de laatst door de tweede kamer aangenomen wets ontwerpen zij" ingekomen. Van den minister van bnitenlandsche zaken is eene missive ingekomen, inededeelende dat de met Pruisen en Hanuover gesloten tractateu tot wering van den sluik handel tegen 1 Januari 1867 zijn opgezegd. TWEEDE KAMER. Zitting van 21 December. Ingekomen missive; eindver slagen; aanneming wetsontwerpen; 1. bekrachtiging pro vinciale belastingen; 2. vermindering hoofdstuk Vila staatsbegrooting 1866, na verwerping voorstel Fokker uitstel der discussiëu; 3. hoofdstukken I, VIIc en wet middelen 1867 4. credietwetten I l\6 aanvang beraadslagingen spoorwegbegrooting. Van den minister van buitenlandsche zaken is inge komen eene missive, houdende kennisgeving der opzeg ging tliet 1 Januaii 1867 der tractaten tot wering van den sluikhandel, met Pruisen en Hannover gesloten. De eindverslagen worden uitgebracht over de wets ontwerpen betreffende de veeziekte en tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1866. Do discussiëu worden bepaald na afloop der beraadslagingen over de credietwetten; terwijl de beraadslagingen ovef de begrooting der staatsspoorwegen voor 1867, waarover mede eindverslag wordt uitgebracht, bepaald worden vóór de behandeling der credietwet van hoofdstuk V. De wetsontwerpen tot bekrachtiging van provinciale belastingen in verschillende provinciën en dat betref fende Zeeland afzonderlijk, worden, na eenige discussie, met algeuieene stemmen aangenomen. Bij de opening der beraadslagingover het wetsontwerp tot vermindering van hoofdstuk A der staatsbegrooting voor 1866 (amortisatie), beeft de minister van financiën ten sterkste ontraden de verwerping dezer wet, daar hieruit voor hem de zedelijke verplichting zou geboren worden de gereserveerde 6.j millioeu voor amortisatie te besteden, betgeen bij, met het oog op 's lands finan- cieelen toestand,zeer onraadzaam zoujkeureu.Wordt thans over de 6j millióen beschikt, dan is later eene leeuing onvermijdelijk, hetgeen nadeeliger op ons crediet zou werken'dan amortisatie daarvoor gunstig zou zijn. Door den heer Fokker wordt hierop voorgesteld de discussie over dit ontwerp tot een nader te bepalen dag uit te stellen, op grond dat de vraag, ol de amortisatie achterwege moet blijven, samenhangt met orrzen gehee- len financiecleu toestand, die eerst bij de definitieve be handeling der ataatsbegiooting grondig kan worden besproken. Dit vuoistel, ondersteund door den heer Fransen van de Putte, werd herhaalde malen bestreden door den mi nister van financiën en de heeren van Nispen van Sevenaer, Pijnappel en Insinger,waarbij de heer Pijnappel bet gevoelen ontwikkelde dat de bekostiging der buiten gewone werken moet gaan vóór amortisatie, zoodat deze achterwege moet blijven, wanneer er geeu overvloed van geld is, om het geld te besteden voor openbare werken. Nadat de beer Fokker zijn voorstel nogmaals had ver dedigd, werd het verworpen met 33 tegen 32 stemmen. Vóór stemden de heeren: van Blom. Dnmbar, van Voorthuyzen, Stieltjes, Bots, Moens, Viruly, Zylker, van Delden, Dam, Storm van 's Gravesande, Dullert, van Limburg Brouwer, de lioo van Aldewerelt, van der Linden, Thorbecke, Heemskerk, van Beyma, Fokker, Wybunga, Hingst, Guljé, lleinders, de Raadt, Joncbloet, Berstens, Keuchenius, Westerhoff, Gcertsema, Blom, Fransen van de Putte en Pijpers. B j de hervatting der beraadslagingeu, verklaarde de heer Fransen van de Putte zich, bij de definitieve behan deling der staatsbegrooting, voor te behouden de be schouwingen des ministers van financiën over den finan- cieelen toestand te beantwoorden, waarna het ontwerp wordt aangenomen met 45 tegen 19 stemmen. De hoofdstukken I (huis des koniugs) cn VII« (natio nale schuld) de staatsbegrooting voor 1867, zijn hierop met algemeene stemmen aangenomen, nadat, op voorstel des voorzitters was besloten, tliaus in geeae algemeene politieke of financieel" beschouwingen te treden. Bij de behandeling der wet op de middelen zijn drie punten ter sprake gebracht. In de eerste plaats werd door den heer van Wassenaer Catwijck aangedrongen op herziening der wet op het personeel, in zoover daarbij is bepaald dat voor vrouwe lijke dienstboden boven de 18 jaren belasting moet worden betaald. Re minister van financiën verklaarde dit punt in overweging te zullen nemen. d en tweede weid door den heer Rocbussen de wensch te kennen gegeven dat de minister van koloniën een voorstel indiene tot verbooging der tractementen van de iulandsebe hoofden, in welken weuseh door den heer Kettchenius werd gedeeld, die echter tevens verlangde gelijktijdige afschaffing der heerendiensten voor die 1 hoofden. De minister van koloniën gaf de door den heer Rocbussen verlangde toezegging. In de derde plaats verklaarde de heer Hingst dat hij verlangde dat de post van de staatsloterij zoo spoedig mogelijk uit de rij onzer middelen verdwijne. De wet op de middelen is hierop met algemeene stem men aangenomen. Vervolgens zijn aangenomen de credietwetten voor hoofdstukken II, III, IVa en b, nadat door den minister van buitenlandsche zaken was verklaard dat hij zich vooralsnog zal onthouden van alle definitieve ver andering1 in de standplaatsen derNed rlaudsche missiën; en de minister van justitie zijne credietwet had gewijzigd in den geest van het eindverslag. De diaeussiën zijn hierop aangevangen over de be grooting van uitgaven voor den aanleg der staatsspoor wegen, dienst 1867. i Door de commissie van rapporteurs was in haar eind verslag voorgesteld, met het oog op den korten tijd die de kamer ter behandeling overblijft, deze begrooting als credietwet vast te stellen voor den tijd van vier maanden en den post voor de overbrugging van het Hollandsch Diep geheel van de begrooting weg te laten. De minister van binnenlandsche zaken heeft zich, in den boezem der commissie, tegen beide voorstellen verklaard. De redenen waarom de commissie het voorstel tot eene credietwet had gedaan, werden door baar voorzitter den heer Goertsema, ontwikkeld. Zij meende dat hot de wenseh der meerderheid was zich nu niet te begeven ia financieelo beschouwingen, terwijl de zaak der overbrug ging haar nog niet rijp voor beslissing voorkwam. De minister van binnenlandsche zaken deed uitkomen dat, bij eene spoorwegbegrooting, van geene credietwet sprake kon zijn, omdat, wanneer eenmaal met een werk was aangevangen, dit niet kon worden gestaakt als de termijn van liet crediet was verstreken, zoodat de geheele j maatregel tocli illusoir zou zijn. Wat de quaestie der overbrugging betreft, deze is reeds zoo dikwijls bespro ken, dat zij thans rijp voor beslissing kan worden geacht. Na verdediging der wederzijdsche gevoelens verklaarde de minister zich tot eene commissie bereid, mits de com missie van hare zijde ook tot toegeven geneigd was. Hij wilde namelijk den post der overbrugging van den Moer dijk van de begrooting afnemen en daarvoor in het vol gend jaar een afzonderlijk voorstel indienen, zoo de commissie afzag van haar voorstel om de begrooting als I credietwet te beschouwen. De commissie gaf aan die uitnoodiging gehoor, zoodat de begrooting als definitief zal worden behandeld in de j op heden avond te 7j uren bepaalde avondzitting. Op voorstel van den heer Fokker werd nog besloten het rapport der gemengde commissie betreffende de zaak j der afdamming van de Ooster Schelde, te doen drukken en aan de leden ronddeelen. In de avondzitting is de begrooting voor de staats- I spoorwegen aangenomen met 58 tegen 6 eu de crediet- j wet voor binnenlandsche zaken met algemeene stemmen. Algenseeja OTCrKScüsf. Zij die vreesden of hoopten dat de ontruiming van Rome door de Fransche troepen de omverwerping van den paltselijken troon ten gevolge zou hebben, zien tot dusverre die vrees of hoop onvervuld. Met de meeste kalmte wacht de bevolking van Rome op de dingen die komen zullen, ondanks de pogingen van eenige ongedul- j digeri om ongeregeldheden uit te lokken, welke pogin gen zells door een gedeelte der clericale partij met een geheel ander doel natuurlijk worden ondersteund. De zeer uitgebreide invloed van het zoogenaamd Romeiuscb comité is voortdurend werkzaam om alle uit- j barstingen eu volksmanifestatiën tegen te gaart; zijn wachtwoord is: Silencio! terwijl de regeering te Florence tot dusverre zeer ernstige blijken blijft geven om de September-conventie in hare volle uitgestrektheid te handhaven. Zoo heeft zij nog dezer dagen een dagblad in beslag doen nemen, waarin een brief van Mazzini aan de bevolking te Rome was opgenomen, strekkende om haar tot bandelen aan te sporen. Een telegram uit Triest van gisteren meldt, dat de Titrksche troepen op Kandia eene vergeefsclie poging hebbben gedaan om de in handen der opstandelingen zijude vesting Kissamos te bemachtigen. Overigens wordt daarbij medegedeeld, dat de opstand zich uitbreidt en door den Engelseheu gezant te Athene, alsmede door de Engelsche vice-consuls wordt ondersteund. Volgens deze medcdeeling zonden zelfs deze beide laatstee, met toestemming van den Eugelschon gezant, hunne benoe ming tot leden der vereeniging tot ondersteuning der opstandelingen op Kandia hebben aangenomen. De Amerikaansche dagbladen deelen verschillende depêches en nota's mede betrekkelijk het Mexicaansch vraagstuk. Daaronder vindeu wij er eene van 8 Novem ber 1866 door den Amerikaanschen vertegenwoordiger te Parijs, den heer Bigelow, aan den heer Seward gericht. Daarbij wordt verslag gegeven vau eon onderhoud met j keizer Napoleon, waaruit blijkt dat uit een militair I oogpunt het vertrek van alle Fransche troepen op het-/ zelfde oogeublik den keizer weuschelijk voorkwam, daar/; eene ontruiming van Mexico op eene andere wijze zeer gevaarlijk zou kunnen zijn voor de laatst achterblij vender i legorafdeelingen. „Zijno majesteit (keizer Napoleon) deelde mij wij citeeren voorts mede, dat zij schier terzelfder tijd den generaal Castelnaunaar Mexico had ge zonden om aan Maximiliaan te kennen te geven datFrank- rijk hem geen dollar noch soldaat meer kon zenden. Meende hij zich zonder hulp te kunnen staande bonden, dan zou Frankrijk, indien dit verlangd werd, zijne troepeu niet vroeger terugroepen dan bij de overeenkomst met den heer Drouyn de Lbuys bepaald was, docb als hij genegen was om 'afstand te doen van de kroon, hetgeen zijne majesteit hem aanraadde, dan was de generaal Castelnau in dat geval belast om eenibestuur te vinden, waarmede over de belangen van Frankrijk en den terugkeer vau geheel het leger in de aanstaande lente zou kunnen onderhandeld worden." In het door den heer Seward op 23 November te Wash ington gesteld antwoord aan den vertegenwoordiger Bigelow wordt gezegd dat de regeering der Vcreenigde Staten zeer tot haar leedwezen verneemt dat het vertrek der Fransche troepen nu weder tot in de lente zon worden uitgesteld, zonder dat daaromtrent vroeger eenige rnede- deeiing of gedaehtenwisseling had plaats gehad. „Daar gelaten in hoeverre de president dit, als het hem ware voorgesteld, had kannen toestaan, kunnen wij thans daarin niet toestemmen 1 omdat de uitdrukking „aan staande lente" eene zeer onbepaalde is; 2. omdat wij thans niet aan bet congres en de Amerikaansche natie zouden kunnen zeggen dat wij een beteren waarborg bezitten voor de terugroeping van al de expeditie-troepen in de lente, dan wij vroeger bezaten voor de terugroeping eener legeraldeeling in November; 3. omdat wij, ten volle vertrouwende op de uitvoering der met den keizer gesloten overeenkomst, reeds maatregelen hebben ge nomen om do verwachte ontruiming der Franschen gemakkelijk te maken en met de repnblikeinsche regee ring in Mexico samen te werken tot herstel van het wettig constitutioneel gezag dier regeering. Voorts uordt in deze depêche gezegd nat onder deze maatregelen ook de zending vau den heer Campbell, bijgestaan door den luitenant-generaal Sie rman, naar Mexico behoort, terwijl de heer Campbell op dit oogen- blik misschien reeds met de republikeinsche regeering de onderhandelingen heeft aangevangen.„Gij zult derhalve aan de regeering des keizers doen weten, dat de president ernstig verwacht dat de ontruiming van México zal plaats hebben volgens de daaromtrent bestaande overeei. komst, voorzooverre zulks kangeschie- den ten gevolge van de onverwachte verwikkeling, waar op deze depeche betrekking heeft. De hoer Campbell zal hiervan verwittigd worden. Aan alle legerkorpsen der Vereenigdestaten, tot observatiebijeengetiokken,zullen overigens de noodige iustructiën worden toegezonden, om in allen gevalle de bijzondere bevelen van den pre sident af te wachten. Dit alles zal geschieden in bet vertrouwen dat de telegraaf of de mail een bevredigend antwoord van den keizer op deze nota zal aanbrengen." Men ziet dat de regeering te Washington bet keizerlijk gouvernement volstrekt niet spaart, en bovenstaand stuk zal dan ook, indien de Fransche dagbladen vergunning erlangen om het op te nemen, te Parijs niet weinig ergernis teweegbrengen. Brussel20 December. God en de heiligen zijn geprezenEindelijk hebben wij ook eene militaire commissie, gelieel a Vinstar de Paris. De Moniteur beige heeft ons heden morgen deze goede tijding aangebracht. Zij bestaat uit veertien generaals eu veertien afgevaardigden en senatoren. Dit is de eerste daad van den baron deGoethals, de nieuwe minister van oorlog. Ik zal mij nog niet veroorloven hem te taxeeren, maar liever het voorbeeld volgen van de door Antwerpen afgevaardigde leden der kamer, die heden geen deel hebben genomen aan het debat, ontstaan door i ene inter pellatie van den heerCouvreur,overgenoemdecommissie. Maar waaroyer ik oordeelen mag, is het debut van onzen nieuwen minister van oorlog in de kamer. Toen de heer Goethals den heer Couvreur beantwoordde, was hij zoowel physisch als intellectueel onverstaanbaar. De heer Frère Orban moest het woord opnemen en aan de Kamer uitleggen, dat de gemengde militaire commissie alle militaire aangelegenheden, zelfs die van de garde civique zal onderzoekeu en er rapport over uitbrengen, hetwelk tot grondslag zal dienen van de nieuwe voor- stellen, die het gouvernement ter gelegener lijd doen zul. Alleen voegde de minister er nog bij, dat de commissie noodzakelijk het nieuwe te Antwerpen aangenomen verdedigingstelsel des lands, tot uitgangspunt voorharo werkzaamheden moet nemen. Een Antwerpsch afgevaardigde, met wion ik mij zoo even onderhield, zeide mij op dit zelfde oogenblik: mijne collega's eu ik wilden ons uiet in de discussie mengen. De commissie kan twee beteekeni-sen hebben de eene zou zijn, dat het eenvondig een middel is tot uitstellen,len einde na drie maanden zonder discussie het budget van oorlog te doen voteeren; de andere ziet men hierin, dat de commissie slechts benoemd is om eindelijk een bevre digende oplossing te geven aan de Autwerpscbe quaestie. Mea verzekert mij' zelfs, dat de heer Goethalshet ontwerp van slooping der zuidelijke citadel reeds in den zak heeft; Tn ieder geval lu b ik gemeend te moeten afwach tten, aivoron^eene bepaalde positie aan te nemen. Later uosfitet een derafgevaardigduM^^tojincident betrekkelijk de afdamming der waarvan gij tfóor mijn telegrafisch!! ïmriehtverjj%tigd zijt, beweerde Wj nogmaals, dat hi/jjjgéonszibs een gevoel vaa jalousie of concurrentie was, dj#-tot de oppositie van.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 3