fabriek te Utrecht, waar de gasprijs als gasrecht wordt
geïnd tot een bedrag in verband met art. 254 der gemeen
tewet, terwijl onmiddellijk daarna door de gemeenten
Groningen, Deventer enz. de prijs van het gas, met het
oog op de goedkeuring dier verordening, is verminderd
en met genoemd artikel in overeenstemming gebracht.
Wel is waar worden in de nos. 585, 616 en 785 der
Gemeentestem beschouwingen aangetroffen, volgens
welke de heffing der gasprijzen niet als belasting moet
worden aangemerkt, doch de in de beoordeeling van
rechtsqnaestiën zoo gunstig bekende redactie heeft in
eene noot onder die stukken verklaard, dat zij zich met
den inzender niet kan vereenigen. Ook in de Bijdragen
tot de kennis van het staats-, provinciaal en gemeente
bestuur in Nederland, door vele kundige mannen ge
schreven, komen stukken voor, waarin men de gelden
voor gasverbruik als belasting beschouwt, ai zij het ook
dat andereu weder een tegenovergesteld gevoelen kenbaar
maken. Ten aanzien van dit punt raadt spreker ieder
liefhebber van onderzoek de nalezing van het door hem
aangehaalde aan en daarbij vooral niet te vergeten het
gezegde door den heer Thorbecke, die als ontwerper der
wet wel het best hare bedoeling zal kennen, om na die
lezing een en ander aan den geest der wet te toetsen.
Een vierde punt van bespreking door den heerVerkuyl
Quakkelaar is de winst- en verliesrekening. Hij deelt
mede dat hij, ten einde te doen zien waaruit hij de winst
der gasfabriek tot een bedrag van 13,057.61 i, in de
vorige vergadering door hem besproken, geput heeft,
aan de leden van den raad, die geen deel der commissie
voor de gasfabriek uitmaken, heeft doen rondzenden de
winstrekening met de rekening der gemeente en van
genoemde fabriek, met aanduiding tevens aan de achter
zijde van de zich daarin bevindende onjuistheid, zoo
straks reeds uitgelegd. Verder heeft hij zich teu taak
gesteld om volgens de cijfers der gemeenterekening
over 1865 en de bescheiden der gasfabriek, op eene zijns
inziens voor ieder duidelijke manier uit te rekenen
hoeveel de winst over 1865 heeft bedragen, waarbij hij
in het oog heeft gehouden dat de fabriek, evenals ieder
ander gebouw, niettegenstaande het beste onderhoud,
jaarlijks achteruitgaat. Volgens die berekening, mede
door hem voorgelezen, blijft er eene winst over 1865 van
12,924.77^. Blijkens bl. 69 van het verslag van burge
meester en wethouders over 1865 zou er bij de winst
nog 15,330 kub. ellen gas, aan de werf gebruikt, bij de
winst moeten wezen, doch het is hem gebleken dat die
post daar abusievelijk te veel is gebracht en reeds begre
pen is in bet verbruik door particulieren ad 132,935 kub.
el, alsmede dat 18x^9q- zuivere kub. ellen gas uit een mud
steenkolen wel wat ruim genomen is. De commissie
daarentegen zou, zonder abuis, volgens hare rekening
13,884.73a. winst krijgen, doch zij heeft alleen voor gas
houders en inventaris achteruitgang gerekend, hetgeen
volgens spreker niet juist is.
Als redeu waarom hij alleen het laatste jaar heeft bere
kend, deelt bij mede, vooreerst dat de beer van Uiie
Pieterse hem bij de verdediging van zijn voorstel gezegd
beeft dat de winst zoo niet was als spreker ze opgaf,
waarom deze dan ook vooral de rekening der commissie
zelve aan de leden heeft rondgezonden, waaruit blijkt
dat de genoemde winst van 13,057.61^ door de com
missie zoo is opgemaakt en geteekend 5 ten anderen dut
hij de rekeningen al te onduidelijk acht, te meer daar
men zich niet moet verwonderen zoo men in vooraf
gaande rekeningen bij nauwkeurig onderzoek nog mis
stellingen aantrof. In 1862 is aan winst gemeld 846.67;
in 1863 als winst ƒ8,810.35; in 1864 aJs verlies ƒ755.05
en in 1865 als winst ƒ13,057.61-^. Spreker vraagt, hoe
zulks bestaanbaar is? Dat het over 1865 ongeveer zoo is,
heelt bij echter aangetoond.
In de laatste plaats bestrijdt de heer Verkuyl Quak
kelaar de meening der commissie, dat de winst over de
vier jaren sedert het bestaan der fabriek moet worden
omgeslagen, om daaruit de gemiddelde winst per jaar te
berekenen. Hij gelooft dat de commissie dit alleen
verlangt, omdat zij liever een schijnbaar verlies dan
eene winst zou willen. Men kon toch zijns inziens
het begin eener zaak niet stellen tegenover een vierde
sedert de oprichting verloopen jaar. Ook zal men in
18.66 vermoedelijk eer meer dan minder winst hebben,
daar de uitgaven niet zijn toegenomen en het gasver
bruik op 1 November reeds 12,238 kubiek ellen meer
bedroeg. Iemand die als arbeider begint, doch later een
groot man wordt, zal, naar hij meent, de winsten zijner
dan vooruitgaande zaak ook wel niet over al de vorige
jaren omslaan. Dat de commissie zegt dat de winst
verkeerd wordt beschouwd, daar zij niet in geld aan
wezig is, bewijst zijns inziens dat zij geen bandelaar is,
daar men toch bij de berekening van winst en verlies per
jaar evenzeer den voor- als achteruitgang van zijn kapi
taal in rekening moet brengen.- Bovendien, als de com
missie meent niet zooveel winst te trekken, waarom
brengt zij dan, vraagt hij, in de begrooting zonder de
10,000 van (1e straatverlichting en gebouwen terekenen,
ƒ31.,840.95 in ontvangst en 22,361.35 in uitgaaf, zijnde
een verschil van ƒ9,479.40? Na aftrek van den intrest
blijft meer ontvangen dan uitgegeven 4479.40, makende
met het te goed voor straatverlichting enz. (in ronde som
10,000), een winst van ƒ14,479.40. Ook kan hij niet
toegeven dat, zooals de rapporteur der commissie heeft,
aangevoerd, bij vermindering een te kort zou ontstaan.
Spreker meent ten slotte, dat ieder wel met hem zal
instemmen dat de vermindering van den gasprijs het
verbruik zeer zal doen toenemen, daar men dan niet
goedkooper olie of petroleum branden kan; daardoor
zullen de winsten, die als bet ware pas begonnen zijn
toen de prijs van 20 op 15 cent is gebracht, nog stijgen,
terwijl men hen die thans geen gas kunnen branden en
dat wel van eene fabriek waarvan zij zoo goed als ieder
ander mede-eigenaars zijn, daartoe dan in de gelegenheid
zal stellen; ook zal men tegemoet komen aan hen die
door vermindering van het personeel der marinewerf of
wellicht van een gedeelte van het garnizoen verliezen
lijden, daar men toch licht moet branden of men een
groot of klein debiet heeft; zoodoende nadert men, zijns
inziens, meer en meer tot de strekking van art. 254 dei-
gemeentewet en smaakt men de zelfvoldoening elk in
de gelegenheid gesteld te hebben gas van zijne fabriek
te branden. Ook herinnert bij dat het door de burgers
aan de leden van den raad gegeven mandaat eischt dat
de hun toevertrouwde belangen behartigd wordea, het
geen, zoo immer, dan nu zonder geldelijke opoffering
kan geschieden.
De heer van Uije Pieterse zegt dat het onmogelijk is
al het door den heer Verkuyl Quakkelaar aangevoerde
geregeld te bespreken. Hij heeft echter éene opmerking,
namelijk dat de heer Quakkelaar hem persoonlijk en bij
name heeft genoemd. Hij acht dit verkeerd, daar die heer
moest spreken van de commissie, als zijnde het rap
port baar werk. Gulweg verklaart hij dan ook dat hij
het niet aangenaam vond toen speciaal zijn naam genoemd
werd, daar al de leden bij alles wat zij doen slechts éen
doel hebben: bevordering namelijk van de welvaart der
gemeente door hare financiën in evenwicht te houden.
Daar de heer Verkuyl Quakkelaar de rekening onnauw
keurig heeft genoemd, wil hij hieromtrent antwoorden
dat hij persoonlijk die winst- en verliesrekening heeft
opgemaakt overeenkomstig de hem door den directeur
der gasfabriek verstrekte bescheiden, welke niet gemak
kelijk te becijferen waren, als voorbeeld waarvan onder
anderen dient dat er eene opgaaf was van ƒ25,000 winst
bij eene uitgaaf van slechts ƒ20,000. Die rekening heeft
spreker vele dagen studie en besprekingen met de leden
der commissie gekost, doch hoezeer bij gaarne zijne
tekortkoming in het tot stand brengen van goede werken
erkent, even als hij onderstelt dat ieder lid die zijnerzijds
wel zal willen erkennen hij heeft die rekening niet
als onfeilbaar voorgestelddat zij echter niet zoo heel
onjuist is, wordt bewezen door de berekening van den
vorigen spreker, die als het ware de krooa op het werk
zet, daar er slechts een klein verschil in beider slot
som blijkt te bestaan. Ook deelt hij mede dat het punt
van verschil betreffende de teerput in de vergadering
van burgemeester en wethouders is ter sprake ge
bracht, waarbij bet gevoelen van twee leden aan het
zijne tegenovergesteld was, daar hij de zienswijze van
den heer Verkuyl Quakkelaar deelt, dat het bedrag
van 827.12van de lasten behoorde te worden
afgetrokken. Overigens verklaart hij, dat hij ook
gaarne den prijs van het gas verminderd zou wensehen
te zien als zulks maar kon. Ook hij zou daarvan zelfs
voordeel hebben. Maar zijns inziens is de gasfabriek
eene indostrieele zaak, bij welker beoordeeling bet ver
derfelijk zou zijn den uitslag van éen jaar tot maatstaf
te nemen; zooals in het rapport is aangegeven moet de
winst over de verschillende jaren worden omgeslagen;
de vrijgevige gemeentekas mag niet beschouwd worden
als de kassier der gasfabriek. De winst is ecbter nog te
hoog opgegeven, daar niets is berekend voor amortisatie
ten aanzien der buizenleiding, en wanneer binnen kort
„eene nieuwe buizenleiding noodig blijkt te zijn, hetgeen
eene zeer groote uitgaaf vordert, is de winst in eeDS ge
heel weg. Ook heeft men, naar hij meent, over den
tegen woord igeu prijs niet te klagen als men let op andere
naburige gemeenten, zooals Middelburg, Goes enz.; wel
is waar zijn er plaatsen waar de prijs goedkooper ia, doch
men moet in het oog houden dat de fabriek te Vlis-
singen nog slechts sedert vier jaren bestaat. Betref
fende de klimming van uitgaven merkt hij nog op, dat,
als men zich niet had verzet tegen dit verlangen van
den directeur, die eene afzonderlijke buizenleiding uit
de fabriek naar het meer afgelegen gedeelte der stad
wilde maken, ten einde de verlichting te verbeteren,
men zeker weder een aanmerkelijke som daaraan ten
koste had moeten leggen. Zijns inziens geldt ook hier
het spreekwoord: „Onder in den zak vindt men de
rekening." In gemoede mag hij dan ook niet mede
werken tot vermindering van den tegenwoordigen gas
prijs. De toestand der gemeente is zeer precair. Het
is onzeker of de toekomst voor- of achteruitgang bren
gen zal. Ware er verlies op de gasfabriek, dan zou
daarvan het gevolg zijn dat de aangeslagenen in de
belasting op de inkomsten moeten verhoogd worden. In
deze zitting is zelfs nog een besluit genomen tot voort
durende heffing van verbruiksbelasting, maar de ver
gunning daartoe loopt slechts tot 1871 en het is hoogst
ODzeker of zij dan nog zal mogen voortduren. Zoo niet,
dan zal bij den boofdelijken omslag nog gevoegd moeten
worden bet bedrag der te verliezen verbruiksbelastingen,
welke iu de laatste jaren ongeveer ƒ80,000 hebben opge
bracht. Hij beveelt mitsdien de motieven van het rapport
der commissie ten zeerste ter overweging aan.
De heer Verkuyl Quakkelaar herhaalt dat hij niet
inziet dat van de vermindering van den prijs van het gas
verhooging van den hoofdelijken omslag het gevolg zal
behoeven te zijn. Het leggen eener buizenleiding acht
hij niets anders dan een noodzakelijk vereischte, daar
men ieder voor zijn geld gas moet geven. Voorts ver
klaart hij dat bet bem aangenaam is dat de heer van
Uije Pieterse heeft erkend de maker der rekening te
zijn, daar hij zich hierin dus niet vergist blijkt te heb
ben. Nogmaals merkt hij op dat zijn brief aan de com
missie onbeantwoord is gebleven, en volhardt overigens
bij zijn voorstel.
De heer van Uije Pieterse antwoordt, dat bedoelde
brief onbeantwoord is gebleven, omdat de leden der
commissie meenden dat de heer Verkuyl Quakkelaar
als lid der commissie in de volgende zitting zelf wel
tegenwoordig zou zijn en men dan onderling die zaak
zou kunnen bespreken.
De voorzitter zegt, dat ook hij al het door den heer
Verkuyl Quakkelaar gesprokenenu niet kan beoordeelen,
doch dat de beschouwingen van dien heer hem niet in
zijne overtuiging hebben doen wankelen, dat de aanne
ming van het voorstel tot prijsvermindering thans niet
wenschelijk is.
De heer Ruysch meent dat in het rapport der com
missie waarvan zijns inziens de beer van Uije Pieterse
de steller is een toon van superioriteit heerscht, dien
bij bejammert. Ook zou hij wel eens willen weten van
waar de heer van Uije Pieterse de bevoegdheid ont
leent om een lid van den raad het recht te betwisten tot
het doen van eeuig voorstel, en den raad tot behandeling
daarvan als de bij het reglement van orde voorgeschreven
vormen zijn in acht genomen.
De heer van Uije Pieterse antwoordt dat hij zich niet
bewust is in eenig opzicht een toon van superioriteit aan
te slaan. Ook verklaart hij een tegenstander te zijn van
het gevoelen dat een lid van den raad het recht niet
zou hebben een voorstel te doen als hij dit verlangt.
Hij gelooft dat de heer Ruysch de zaaic verkeerd be
schouwt en verzekert dat hij de steller van het rapport
niet is. Hij beroept zich hierbij op de uitspraak des voor
zitters, die deze verzekering bevestigt ouder bijvoeging
dat, waar er sprake is van de verdediging der rechten
van de leden van den raad, de heer van Uije Pieterse deze
steeds inet warmte voorstaat.
Laatstgenoemde heer herhaalt, dat hij geen toon van
superioriteit voert of voeren wil, en zegt dat hij de
door den heer Ruysch gedane uitdrukking wellicht zou
behooren terug te werpen.
Na beantwoording eener opmerking van den heer van
der Os door den heer Verkuyl Quakkelaar, betreffende
een punt der gemaakte berekening, verklaart de heer
Pot, dat hij zijne adhaesie schenkt aan het door den heer
Quakkelaar aangevoerde, zonder daardoor evenwel de
commissie te willen compromitteeren, daar dwaling
menschelijk is. Hij is er voor dat de prijs van het gas tot
12 cent per kub. el verminderd worde.
De beer Hector merkt op, dat men na de gemaakte
berekeningen door de heeren van Uije Pieterse en Ver
kuyl Quakkelaar, moet aannemen dat er eene winst van
13,000 over 1865 is afgeworpen; aan den anderen kant
moet men er echter zijns inziens op letten dat eene tweede
buizenleiding, zoo die noodig is, eene uitgaaf van ƒ21,000
vordert; op grond van een en ander geeft hij in overwe
ging om den prijs wel te verminderen, doch niet met drie
cent, maar met anderhalve of twee cent.
De heer de Kruyff motiveert zijne stem ten gunste
van het voorstel tot prijsvermindering. Na de inlich
tingen van den heer Verkuyl Quakkelaar en bij de over
weging, dat bij vermindering van prijs zeker bet verbruik
van gas vermeerdert, is hij er voor eene tweede buizen
leiding aan te leggen en den prijs van het gas op 12 cent
te bepalen.
Volgens eene opmerking van den voorzitter vermeer
dereu bij de toeneming van verbruikers, die dan toch
meerendeels kleine verbruikers zijn, ook de kosten van
aanleg. De heer de'Kruyff antwoordt hierop dat in allen
gevalle het verbruik vermeerdert en hoe meer verbrui
kers er zijn hoe minder gevaar voor verlies er bestaat.
Ook wijst de voorzitter nog op de vermindering van het
gasverbruik door marine en garnizoen, doch daartegen
over staat, volgens den heer Verkuyl Quakkelaar, dat
ook minder kosten behoeven gemaakt te worden.
Alsnu wordt het voorstel om den prijs van het gas
voor particulieren van 15 tot 12 cent te verminderen'in
omvraag gebracht en met 7 tegen 6 stemmen aange
nomen. Tegen stemden de heeren van Uije Pieterse,
van der Os, Laernoes, Winkelman, Mestdagh en de
voorzitter. Daarna is bij meerderheid van stemmen
beslist, dat die prijsvermindering zal ingaan met
1 Januari a.
Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende
door den voorzitter gedane mededeelingen: a. dat van den
minister van marine bij burgemeester en wethouders
antwoord is ontvangen op de vraag naar de mogelijkheid
tot eventneele verplaatsing van het instituut voor adel
borsten bij de marine van Nieuwediep naar Vlissingen,
welk antwoord aan de leden is rondgezonden en mitsdien
niet wordt voorgelezen; b. dat gedeputeerde staten
verschillende raadsbeslniten hebben goedgekeurd;
c. dat de opneming der boeken en kas van den gemeente
ontvanger heeft plaats gehad en daarbij alles in orde is
bevonden; d. dat burgemeester en wethouders een
adres aan den minister van oorlog hebben ingediend,
waarvan voorlezing geschiedt en waaruit blijkt dat de
strekking is om, naar aanleiding van het gerucht eener
voorgenomen garnizoeus-vermindering, de belangen der
gemeente Vlissingen bij den minister aan te dringen en
te verzoeken dat die vermindering niet of anders in ge
ringe mate moge plaats hebben.
Ten slotte wordt door den heer Hector een voorstel
gedaan om, aangezien vooralsnog eene algemeene her
zieningvan de traktementen der kommiezen is uitgesteld
moeten worden, thans ter gemoetkoming aan de lagere
gemeente-ambtenaren, die eene bezoldiging genieten tot
ƒ500 ingesloten, eene gratificatie toe te staan tot een
bedrag van vijf percent van hun inkomen. Dit voorstel,
behoorlijk ondersteund, wordt tot eene volgende zitting
aangehouden en de tegenwoordige gesloten.
snelpersdrukkemj va» de gebroeders abrahams.