töuitenlanö. Renheidsgedichten van 16161820, ongeveer 2000 stuks in 50 deelen; de verzameling was verdeeld in huwelijks dichten, lijkdichten en gedichten van allerlei aard. Zaturdag avond is die verzameling voor f 126 door de koninklijke bibliotheek te 'sHage aangekocht. In de Delftsche courant leest men het volgende: »Dat er eene inspectie van militaire troepen plaats heeft Voor eeu generaal of voor andere hoofd officieren is geene Zeldzaamheid, mdar dat zoodanige troepen worden geïn specteerd door een particulier burger en zijne huisvrouw, behoort zeker tot de uitzonderingen. Dit nu had jl. Zater dag morgen, te half negen uren, te Delft plaats op de Paardenmarkt. De aanleiding daartoe was deze. Donder dag avond vervoegde een soldaat van het aldaar in garni zoen liggende bataljon infanterie, zich bij een koopman G. W. en kocht aldaar eenige eieren, waarvoor hij twee Verzilverde penningen in betaling gaf, in plaats van twee tiencentstukjes. De koopman en zijne vrouw ontdekten bet bedrog pas toen de vogel gevlogen was, die, in strijd tnet hetgeen vogels anders plegen te doen, zijne eieren hiet had ueêrgelegd, maar meêgenomen. Verstoord over de wijze waarop zij waren beet genomen en meenende, dat zij den schalk wel zouden herkennen wanneer zij hem onder de oogen kregen, beklaagden zij zich zeerover het gebeurde bij de chefs van den delinquent. Het gevolg daarvan was, dat onmiddellijk order werd gegeven, om W. den volgenden morgen toegang te verleenen tot de zalen in de kazerne, waarin met de manschappen theorie Wordt gehouden. En zoo geschiedde het, dat W., Vrijdag morgen, te half elf uren, al de daar aanwezige soldaten- trouiën, stuk voor stuk, met argusblikken onderzocht, Om, ware het mogelijk, den man te ontdekken, die zich zoo zwaar aan hem en aan zijne wederhelft vergrepen had. Maar, eilacy! hoe W. ook rondzag, 't mocht hem hiet gelukken den man te vindon dien hij zocht. Onte vreden over den onvruchtbaren afloop van dat examen, Verkreeg W. op zijn verzoek, de vergunning om een tweede onderzoek in te stellen, thans vergezeld door zijne huisvrouw, die zich, naar bet scheen, op het stuk der gelaatkennis sterker waande. Van daar Zaterdag morgen, te half negen uren, generaal appèl op de Paar denmarkt, waar al de manschappen, tot zelts zij die in arrest zaten, de koks enz., moesten verschijnen. Weldra verscheen ook het bedrogen echtpaar en had er door hen, onder een vrij hevige regenbui, waartegen de vrouw zich trachtte te besehutten door haar schoudermantel over het hoofd te slaan, eene wandeling langs de geopende gelederen plaats, waarbij op nieuw naar den verborgen zondaar scherp werd uitgezien. Maar, hetzij dat het ge heugen van W. en van zijne echtgenoote hun booze parten speelde, hetzij dat de schuldige iets van de kunst van Eduard Bamberg verstond, èn zijn gelaat plooien wist te geven, waardoor het, zelfs voor zijne beste be kenden, onkenbaar werd, dit tweede onderzoek leverde geen gunstiger uitkomst dan het eerste, en de bedro genen moesten dus troosteloos huiswaarts keeren, met de Overtuiging nogtans, dat door den chef van het bataljon, met de meeste bereidwilligheid al datgene was gedaan, wat kon strekken om eeu verongelijkt burger genoeg doening te geven en om tot de ontdekking te komen van hem, die zich had schuldig gemaakt aan een vergrijp, Waarvoor hij alsdan zeker naar behooren zou zijn gestraft geworden. Men zegt, maar voor de juistheid van dit bericht durven wij niet instaan, dat de soldaten, bij het Vertrek van W. en zijne huisvrouw, een luid hoerab ter hunuer eere aanhieven, en dat zij, op hnnne terugrfeize, Van vele burgers blijken van deelneming ontvingen." In het Engelsche lagerhuis doet zich het opmerkelijk verschijnsel voor, dat een der leden dezer vergadering noch armen noch beenen heeft. Deze afgevaardigde is de heer Kavanagh.die aldaar zitting heeft als vertegen woordiger van het graafschap Wexford. In plaats van beenen, heeft hij slechts een paar korte stompen, onge veer ter dikte van 6 duim, de eene circa een duim langer dan de andere. Evenzoo heeft hij, in plaats van armen, slechts een paar korte wanstaltige figuren van ledemate^ zonder dat daaraan iets te vinden is wat eenigszins naar eene hand zou gelijken. En niettegenstaande dat gemis, schrijft hij een fraai schrift, is hij een behendig jager, een ervaren teekenaar, een geoefend schutter en weet op flinke manier een vaartuig te besturen. Als letter kundige heeft hij zich doen kennen dooreen werk, ge titeld Cruise of the Eva, hetwelk onlangs in het licht is verschenen, opgeluisterd met illustratiën, die hij zelf ver vaardigd heeft. Om te schrijven, neemt hij de pen in den mond en bestuurt haar met de beide arm-stompen zoo vast, dat hij duidelijke, zelfs sierlijke letters op het papier te voorschijn brengt. Op de jacht zit hij in een zadel van een bijzonder maaksel, die alleen voor hem geschikt is en waarin hij zich vlug weet te bewegen, waarbij hij toont, buiteugewoon los en bewegelijk in de lendenen te zijn. Even vreemd als dit alles is de vlugheid, waarmede hij onder het rijden soms de zweep laat klappen. Kortom, hij is iemand, die het zoowel door geduld als door in spanning en oefening des lichaams in sommige zaken verder heeft gebracht dan menigeen, die gezonde lede maten heeft. Uit een hoofdartikel van the Times blijkt, dat het denkbeeld van onteigening der spoorwegen in Engeland een onderwerp van ernstige overweging uitmaakt. Bij eene wet van 1845 is aan het gouvernement de bevoegd heid voorbehouden, om zich thans in het bezit van eiken door particulieren aangelegden spoorweg te stellen tegen betaling eener geldsom, die volgens de voor schriften der zelfde wet bepaald zou moeten worden. Eene staatscommissie overweegt sedert eenigen tijd, nevens andere vragen betrekkelijk de apoorweg-com- municatiën, ook de vraag, of en in hoever thans gebruik van die bevoegdheid zou dienen te worden gemaakt. Daarbij komt de thans in Engeland algemeene klacht, dat de spoorweg ondernemingen in de handen van particu lieren niet zoo veel voordeel voor de deelhebbers noch voor het publiek opleveren, als zij bij een eerlijk en oordeelkundig beheer zouden kunnen doen, hetgeen ten gevolge heeft dat spoorweg-aandeelen in Engeland in discrediet zijn. The Times zelf is met het denkbeeld van onteigening der spoorwegen niet ingenomen, doch ver langt dat er in allen gevalle een einde worde gemaakt aan de onzekerheid, die thans in Engeland ten aanzien der spoorweg-communicatie bestaat. Den 20 November is te Keulen een jongeling van 19 jaren, geëmploieerde op het postkantoor, in hechtenis genomen, op het oogenblik, dat hij naar Parijs wilde vertrekken. Het trok de aandacht van een politie beambte, dat een valsche knevelbaard, waarmede hij zich scheen te willen vermommen, afviel, kort nadat hij aan het spoorweg-station een biljet had genomen. Onder weg naar het politie bureau loste hij, zonder ernstig gevolg, twee schoten uit een revolver op den agent, die hem begeleidde. Men vond hem in het bezit van circa 5000 thalers. Het schijnt overigens, dat de politie tevens eene bende valsche munters op het spoor is. Vele personen te Deutz zijn gearresteerd, onder anderen een niet onaan zienlijk koopman, bij wien men voor omstreeks 10,000 thalers aan valsche Kasschenscheine gevonden heeft. Ook schijnt er valach goudgeld in omloop te zijn. Een mars kramer heeft gepoogd stukken van twee Friedrich's d'or uit te geven. Toen men de echtheid in twijfel trok, maakte hij zich uit de voeten. Te Mirepoix, in het departement der Arriège, is onlangs overleden een landman, Jean Joseph Jalabert geheeten, die den hoogen ouderdom van honderd zeven jaren en acht maanden bereikt had. Hij had in 1789 de Bastille helpen veroveren en in 1794 de Vendeërs bevoch ten; sedert had hij den krijgsdienst vaarwel gezegd en het landbouwbedrijf uitgeoefend, terwijl hij tot aan zijn dood van de gebreken des ouderdoms verschoond was gebleven. In den loop van dit jaar zijn in Frankrijk niet minder dan 135 personen overleden boven de honderd jaren oud. TliermomcterstaiHl. 30 Nov.'s av. 11 u. 31 gr. 1 Dec.'smorg.7 u.30 „'smidd. 1 u.35 gr. Algemeen «verzicht. In Duitschland, Frankrijk en Engeland blijft de aan dacht gevestigd op de reorganisatie van bet krijgswezen, zij het ook dat sterk sprekende gebeurtenissen van den dag die aandacht voor een oogenblik afleiden. Twee hoofddenkbeelden staan te dien opzichte op den voor grond. Terwijl aan de eene zijde het systeem der staande legers met warmte verdedigd wordt, ijvert men aan de andere zijde voor de zoogenaamde volkswapeningen, beide stelsels natuurlijk toegepast naar de eischen van den tegenwoordigen tijd. Niet onbelangrijk is het plei dooi voor laatstgenoemd systeem, hetwelk wij dezer dagen aantroffen en waarbij men met het oog op de geschiedenis vooral dat systeem verdedigt. Zonder daarbij te willen opklimmen tot de oudheid, tot Athene, hetwelk ten tijde van Themistocles er» Pericles slechts in zijne burgers verdedigers had of tot Rome, wiens burgers-soldaten de wereld overwonnen, terwijl in het Romeinsch stelsel eerst later wijziging werd gebracht; zonder daarbij de geschiedenis van Zwitserland te willen opslaan in den strijd tegen de ridderschap, wilde schrij ver alleen zijne voorbeelden kiezen uit de geschiedenis van den uienweren tijd. Welnu, zijn dan de beroemde legers van Frederik en Napoleon niet juist overwonnen door volksopstanden. Toen de Pruisen bij den aanvang der Fransche revolutie in Champagne vielen, waren zij bekend als de eerste soldaten der wereld, terwijl de Franschenhunne overwinnaarsslechts eenvoudige- vrijwilligers waren, toegesneld op de kreet dat het vader land in gevaar was. De drie honderd duizend soldaten door Napoleon naar Spanje gezonden, behoorden tot de kern van het groote leger. Zij hadden meer te strijden tegen guerilla's dan tegen geregelde troepen en delfden het onderspit. In de Oostenrijksche oorlogen boden de Tyroolsche vrijwilligers langer tegenstand aan de Fransche troepen dan het Oostenrijksche leger zelf. En is er sprekender voorbeeld dan dat van Pruisen in 1813? Toen aan deze mogendheid na de nederlaag te Jena slechts veroorloofd was om een leger van twee en veertig duizend man op de been te houden, snelde later het geheele volk te wapen en de krijgskans keerde eerst ten gunste van Pruisen toen de landwehr in het veld kwam. Voorts citeert deze schrijver den Hongaarschen opstand onder Kossutb toen het Hongaarseh leger, in haast uit het volk samengesteld, overwinningen behaalde op de keizerlijke troepen in Zevenbergen en in de Kar- pathen. Zelfs Sadowa wordt als bewijs voor de stelling van dezen schrijver aangehaald. Volgens hem blijkt toch uit officieele documenten dat een derde gedeelte van het leger der Pruisen uit soldaten der landwehr bestond. En toch, met hoeveel voorliefde beschouwde men bij den aanvang des oorlogs niet de Oostenrijksche troepen, als type van het staande leger, waarbij de mauschappen acht jaren dienst telden en gehard waren door veldtochten. Met welk wantrouwen daarentegen sloegen sommige krijgskundigen het Pruisische leger gade, juist omdat daar het burgerlijk element vermengd was met het mili tair element. De schrijver eindigt met een citaat van den beroemden Oostenrijkscheu generaal Radetzky, die in een zijner geschriften verklaart dat staande legers slechts in zekere tijden en onder zekere omstandigheden zijn aan te bevelen. „De kracht van een rijk rust echter juist op de goede samenstelling van zijn landwehr. De burgerwape ning levert den staat verdedigers in verhouding tot zijne bevolking; zij houdt den krijgsmansgeest levendig, welke echter niet gemakkelijk ontaarden kan, omdat de man schappen der landwehr toch burgers blijven. Zoo is een volk onoverwinnelijk, zoo zal het zich nimmer buigen onder vreemde heerschappij en nooit vernietigd kunnen worden." Bovenbedoelde schrijver stelt zich alleen op het stand punt van verdediging naar buiten, maar ook met het oog op binnenlandsche rust en vrede is het systeem der burgerwapening dikwijls met krachtige argumenten verdedigd. Bij dit laatste toch is niet te vreezen voor eene pretorianen heerschappij, noch voor een staand leger als werktuig in handen van den vorst, om aan de natie door een coup d'état hare rechten en vrijheden te ontnemen. In de tweede editie van ons vorig nommer deelden wij een telegram uit Berlijn mede, volgens hetwelk de minister van financiën von der Heydt een beroerte had gehad en in levensgevaar verkeerde. Een later telegram meldt echter dat de geappliceerde aderlatingen een zeer gunstig resultaat hebben uitgeoefend, zoodat alle gevaar thans als geweken kan beschouwd worden. De mogendheden, welke het tractaat van Parijs hebben onderteekend, zijn zoo wordt uit-Weenen gemeld toegetreden tot het voorstel van Oostenrijk, om prins Karei von Hohenzollern als hospodar van Rumanië te erkennen. Waarschijnlijk zullen deze mogendheden, en daaronder Oostenrijk in de eerste plaats,hebben begrepen dat haar thans niets anders overbleef dan zich tegen het fait accompli niet te verzetten, ofschoon zij zeer ongaarne vorst Karei den troon te Bucharest hebben zien bestijgen. In den Hongaarschen landdag zijn tegen heden de discussiën aan de orde gestold over de beide ontwerp- adressen, ingediend door de Deak partij en de linkerzijde. Daar de Deak-partij de meerderheid bezit, is aan geen twijfel onderhevig, dat haar ontwerp adres van antwoord op de namens keizer Frans Jozef uitgesproken openings rede zal worden aangenomen, welk adres in toenaderings- gezinden geest gesteld is, terwijl bet ontwerp-adres door den heer Tisza, namens de linkerzijde ingediend, eene openlijke oorlogsverklaring tegen Weenen inhoudt. Tijdingen uit Athene melden dat de opstandelingen op Kandia, na hunne laatste overwinningen op de Tur ken, steeds meer en meer aanvalleuderwijze te werk. gaan. Aanhoudend worden overigens uitKonstantinopel nieuwe versterkingstroepen naar Mustapha-pacha ge zonden. Bij het stelselmatig stilzwijgen van den Franschen Moniteur omtrent keizer Maximiliaan van Mexico, levert elke dag aan de Parijsche dagbladpers nieuwe geruchten. Terwijl thans van de eene zijde wordt verhaald dat dat keizer—Maximiliaan te Vera Cruz met geweld naar je MexicaanSe.be hoofdstad is teruggevoerd op last van den maarschalk Bazaine, wordt v§»^fte andere zijde i verzekerd, dat de keizer reeds op^SfflB^bi^Iavanna.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 3