"toeten worden uitgegeven, merkt hij op dat niet al die
berken direct noodig zijn. Hij wil ook daarom thans
Jtone beslissing omtrent het voorstel aanhouden en de
"togrooting te dien aanzien dit jaar onveranderd laten.
De heer N. J. C. Snouck Hurgronje verklaart dat hij
°°k het punt betreffende de publieke werken, in het
Voorstel van den heer Lantsheer mede begrepen, weuscht
Hit te stellen, daar dit thans tot zeer uitvoerige discus-
s'ën aanleiding zou geveu. Hij wil den overgelegden
8'aat der uit te voeren werken voorat aan het oordeel
^r commissie van fabricage onderwerpen. Hoezeer hij
trkent dat niet alles wat daarop voorkomt, evenveel spoed
«tocht, meent hij toch dat een groot aantal dier werken
dingend op uitvoering wachten. Hij stelt daarom voor,
"ene beslissing op het voorstel van den heer Lantsheer
4°t later uit te stellen. Hij geeft ten slotte echter de ver
kering dat het zijn doei niet is meer geld van de
ingezetenen voor de uitvoering dier werken te vragen,
®>aar alleen de tot dusver betaalde gelden te behouden.
In antwoord op eene vraag van den heer Sifflé zegt de
Voorzitter. dat, afgescheiden van het uitstellen der
beslissing op het voorstel van den heer Lantsheer, het
^riet' van den hoofdelijken omslag toch overeenkomstig
de verordening zal worden herzien.
„Ten slotte verklaart, de heer Lantsheer dat bij eigen
lijk tegen het aanhouden van zijn voorstel is, doch dat
bij zal stemmeu vóór het daartoe strekkende voorstel
v»n den heer Snouck Hurgronje,omdat deleden meenen
ttat zij den noodigen tijd ter overweging van zijn voorstel
"iet hebben gehad.
Vervolgens is het voorstel van den heer N. J. C. Snouck
Hurgronje in omvraag gebracht en met algemeene stern-
toen aangenomen. Dientengevolge is dat van den heer
Hantsheer thans buiten behandeling gebleven, ten einde
to het volgende jaar nader te worden onderzocht, in
Verband met den overgelegden staat der uit te voeren
Verken.
De voorzitter deelt mede dat de secretaris een resumé
"an de geschiedenis betrekkelijk de redintegratie heelt
"Pgemaakt, hetwelk aan de leden zal worden rondgezon
den, ten einde diegenen welke eerst in lateren tijd lid
Van den raad zijn geworden en daarmede dus onbekend
"Uilen zijn, er kennis van te doen nemen.
De vergadering wordt voor eenigen tijd geschorst.
(Na de hervatting der werkzaamheden blijkt dat de
beer A. W. Snouck Hurgronje inmiddels ter vergadering
to verschenen).
Achtereenvolgens worden goedgekeurda. de rekening
Van het burgerlijk armbestuur over 1865, in ontvang
ƒ53,196.51), in uitgaaf 53,241.52 j, kwaad slot ƒ45.01,
zijnde nog 1380.27 invorderbaar, welke in ontvang op
de rekening der administratie van het volgende jaar
zullen moeten worden verantwoord; b. de begrooting der
dienstdoende schutterij voor 1867,geraamd op 2,986.27j,
toet een subsidie van 2,850 op de gemeentebegrooting
"oor 1867 uitgetrokken; c. de begrooting van het bestuur
der godshuizen, tot een bedrag van 50,821.50 j; d. de
begrooting van bet burgerlijk armbestuur, ten bedrage
"an ƒ51,407.50; e. het aan laatstgenoemd armbestuur in
1867 te verleenen subsidio, hetwelk wordt vastgesteld op
35,702.40.
De twee laatstgenoemde begrootingen waren, overeen
komstig bet vroeger door ons medegedeelde besluit van
den raad, door de betrokken besturen gewijzigd. De heer
erbrugge, voorzitter van bet burgerlijk armbestuur,
deelde ter voorkoming van verkeerde beoordeeling mede,
dat de begrooting was gegrond op de bestaande tarieven
®U er slechts een verschil in de opvatting der verordening
beeft bestaan, waaraan echter door de wijziging der
begrooting, in overeenstemming met bet door den raad
Senomen besluit, thans is tegemoetgekomen. Ten
gevolge van de goedkeuring der genoemde begrootingen
tooest het subsidie aan het burgerlijk armbestuur, op de
gemeentebegrooting voor 1867 tot eeu bedrag van
ƒ33,402.90 voorgedragen, worden verhoogd tot ƒ35,702.40.
Nog wordt goedgekeurd een overgelegde staat van
Ie roeien en te verkoopeu boouoeu, ten bedrage van 40
stuks, waarvan de opbrengst op 300 is geraamd.
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling der ge-
toeentebegrooting voor 1867, welke wij in het bijvoegsel
Van het nommer dezer courant van 8 September jl. in
baar geheel mededeelden. Vooraf betuigt de voorzit
ter zijn spijt dat er door de ingezetenen zoo weinig gebruik
is gemaakt van de bestaande gelegenheid om zich een
exemplaar daarvan met de gedrukte memorie van toe
lichting en bijlagen aan te schaffen, zijnde er slechts éen
exemplaar verkocht.
De artikelsgewijze behandeling, in verband met bet
door de fiuancieele commissie in de vorige zitting uit
gebracht en in ons verslag in het nommer dezer courant,
Van jl. Zondag medegedeeld rapport, vangt aan met de
Uitgaven.
Hoofdst. I, afd. 2, art. 1; jaarwedden ambtenaren en
bedienden gemeente-secretarie, ƒ6150. Dit artikel
Wordt met ƒ550 verminderd, ten gevolge van het besluit om
Hen commies ter gemeente-secretarie C. J. van de Kreke
Wegens zijne hooge jaren eervol ontslag met genot van
Pensioen te verleenen, en diens werkzaamheden te doen
Waarnemen door den tegenwoordigeu tweeden sub ontvan
ger bij de plaatselijke belastingen G. W. Vroone die
tevens zal belast zijn om, nadat het kantoor der plaatselijke
belastingen van den Dam naar een der lokalen van het
faadhuis overgebracht en de inning der directe en
'Qdirecte belastingen beide aan éen sub-ontvanger, den
heer J. G. de Zeeuw, zal zijn opgedragen, dien sub
ontvanger bij groote drukte bij te staan of bij ziekte te
vervangen wie» daarvoor eene jaarwedde zal worden
toegekend, van 350 met hetgeen de gemeente ontvanger
aan hem uitkeert. Het artikel bedraagt thans alzoo ƒ5600.
Idem, art. 3: jaarwedden van genees- en verloskun
digen, ƒ2450. Bij dit artikel is aan de orde de beslis
sing op het verzoek der heeren dr. IJ. Keijzer en V. van
Lissa, tot verhooging hunner jaarwedden als gemeente
geneesheer en heelmeester, en de toevoeging aan laatst
genoemden van een hnlpheelmeester, een en ander in
verband met hunne vermeerderde en te vermeerderen
werkzaamheden. Op grond dat tot heden eeti deel der
praktijk in het gasthuis door de lectoren der clinische
schooi werd waargenomen en bij de opheffing dier school
op 1 Januari a. de werkkring van beide adressanten, en
vooral van laatstgenoemde, aanmerkelijk zal worden
uitgebreid, stelt de financieele commissie voor: de jaar
wedde van den heer Keijzer te verboogen met ƒ100 en
alzoo te brengen van 500 op 600, en die van den heer
vau Lissa met ƒ150, waardoor die van ƒ250 op ƒ400 zal
zijn gebracht; voorts om, tot bijstand van laatstgenoem
den in de heelkundige praktijk bij het gasthuis, 100
beschikbaar te stellen, met bestemming om te worden
toegekend als jaarwedde aan een heelkundige, tot het
verleenen dier assistentie later te benoemen, onder zoo-
danigeu ambtstitel als, in verband met de bestaande
reglementen betreffende den genees- en heelkundigen
dienst alhier, het meest geschikt zal voorkomen, eu bur
gemeester en wethouders uit te noodigen ter gelegener
tijd hieromtrent de noodige voordracht te doen.
Uit eene nadere voorlezing der adressen blijkt dat
de heer Keijzer eene verhooging van zijn tractement
met 200 a ƒ300 heeft verzocht, en dat de beer van Lissa
eene verdubbeling van zijne tegenwoordige bezoldiging
heeft aangevraagd, alsmede de toevoeging van eeu hulp
heelmeester voor het gasthuis.
De heer Damme stelt op het voorstel der financieele
commissie een amendement voor, strekkende om het
minimum der door de adressanten gedane verzoeken
toe te staan en mitsdien het tractement van den heer
Keyzer ƒ200 en van den heer van Lissa 250 te ver
boogen. Vooral voor laatstgenoemde acht spreker die
verhooging billijk, omdat hij ais heelkundige steeds zeer
laag is bezoldigd geweest en met de inrichting van het
nieuwe gasthuis de werkzaamheden nog zeer zullen
vermeerderen.
Nadat de hoeren Rekker en de Jonge dit amendement
hebben ondersteund, heeft daarover eene discussie plaats.
De heer Lantsheer verklaart zich er tegen, omdat men
zijns inziens hij de inrichting van het nieuwe gasthuis
alhier moet zorgen dat daardoor de uitgaven niet te veel
stijgen, daar dat gasthuis anders wel eens zee r d u u r
voor de gemeente zou kunnen worden. Hij erkent echter
de verdiensten van den heer van Lissa en verklaart zelfs
overtuigd te zijn dat als men dien heer overeenkomstig
die verdiensten wilde bezoldigen, men dit met geen ƒ500
zou kunnen doen. Spreker zou het bestuur der godshuizen
in overweging willen geven of het niet doenlijk zou zijn
om de particulieren die voor eigen rekening in het
nieuwe gesticht ter verpleging worden opgenomen, wan
neer zij eenige operatie moeten ondergaan, te doeu bij
dragen in de kosten daarvoor en een deel daarvan te
doen toekomen aan den operateur. Hij acht zoodanige
bepaling zeer wenschelijk, omdat, nu voor particulieren
eene zeer gunstige gelegenheid is geopend om tegen eeu
tarief van ƒ2 daags in bet gasthuis te worden verpleegd,
van die gelegenheid wel eens door sommigen slechts voor
enkele dagen gebruik zon kunnen worden gemaakt als
zij eene operatie moesten ondergaan en het beuend was
dat daarvoor geene afzonderlijke kosten worden berekend,
terwijl zoodanige operatie buiten het gasthuis bun anders
allicht 50 of meer zou kosten.
De heer van Visvliet wijst er op, dat het voornaamste
motief van het verzoek van den heer Keyzer is: te ver
wachten meerdere zieken in het gasthuis. Spreker be
schouwt dit als eene zaak der toekomst; mocht die
verwachting later echter blijken verwezenlijkt te zijn,
dan zou ook hij er voor wezen om verhooging van trac
tement boven het nu door de commissie voorgestelde
bedrag toe te staan.
Den heer N. J. C. Snouck Hurgronje bevreemdt het,
dat men aan den heer van Lissa slechts 400 en aan den
heer Keyzer ƒ600 tractement wil toekennen. Zijns in
ziens zijn de werkzaamheden van een clnrurg veelgrooter
dan van een medicus. Als laatstgenoemde eene ziekenzaal
bezoekt geeft het hem betrekkelijk weinig meer moeite
en tijdverlies of er eenige zieken meer of minder zijn,
maar voor een chirurg beteekent dit veel, daar hij niet
alleen de wonden moet onderzoeken, maar ook verbanden
af- en aanleggen enz. De tractementsverbooging van den
heer Keyzer acht hij op dit oogenblik ontijdig. Bij het
einde van het volgende jaar zal het kunnen blijken of
de verwachte vermeerdering van werkzaamheden wer
kelijk in zoodanige mate heeft plaats gehad, dat die heer
aanspraak heeft op eene verhooging zooals hij die heelt
aangevraagd. Mocht die verwachting dan bewaarheid
blijken te zijn, dan zou hij de verhooging in evenredig
heid daarvan willen toestaan niet alleen, maar die zelfs
beschouwen als reeds met den aanvang van 1867 te zijn
ingegaan. Hij geeft dit denkbeeld in overweging, omdat
de omvang der werkzaamheden thans nog niet te beoor-
deelen is en het voor den raad later even moeilijk zou
wezen om de eens toegestane verbooging te beperken
zoo het blijken mocht dat zij te hoog ware geweest, als
het voor den heer Keyzer onaangenaam zou wezen om
zich een volgend jaar andermaal om verhooging tot den
raad te wenden, wanneer zijn tractement nu werd bepaald
op het door de commissie voorgestelde bedrag en dit
niet in overeenstemming met zijne meerdere werkzaam
heden was gebleken te zijn. Met het voorstel van den
heer Damme, om den heer van Lissa iets meer toe te
kennen, kan spreker zich verecnigen.
De heer van Visvliet acht het wenschelijk om de door
de commissie voorgestelde verhooging van 100 aan den
heer Keyzer toe te staan, daar die verhooging wel kan
gerekend worden in verband te staan tot de vermeer-
doring van werkzaamheden bij het vervallen der clini
sche school. Hij merkt tevens op, dat de heer Keyzer
zijne jaarwedde niet uitsluitend als dokter van het gast
huis maar tevens voor de hem opgedragen wijken geniet.
Volgens den voorzitter zijn de tractementen van de
gemeente-geneesheeren hooger dan die van de heel
meesters, omdat er in den regel veel meer zieken zijn
dan menschen die heelkundige hulp noodig hebben.
Overigens vereenigt hij zich met de zienswijze van den
heer van Visvliet.
De heer Verbrugge betoogt dat de reden, waarom de
heer van Lissa minder tractement geniet dan de heer
Keijzer, gelegen is in het voorschrift der verordening
voor de genees en heelkundigen. Overigens treedt hij
in eene beschouwing over den aard der betrekking van
den heer van Lissa. Zijne zienswijze wijkt af van die,
door de heeren Damme en van Diggelen kenbaar gemaakt.
Met het denkbeeld van den beer Lantsheer betreffende
de verplichting, aan particulieren op te leggen, tot beta
ling voor in liet gasthuis te ondergane operatiën, ver
klaart de voorzitter zich te kunnen vereenigen. Ook hij
acht het niet ongewenscht dat dit bij bet bestuur der
godshuizen een punt van nadere overweging mocht uit
maken. Hij is echter gezind om de door de financieele
commissie voorgestelde tractements verhooging aan de
heeren Keijzer en van Lissa te verleenen.
De heer Damme heiinnert dat de heer Lantsheer ge
zegd heeft, dat do diensten van den heer van Lissa met
ƒ500 nog niet genoeg zouden zijn betaald. Als dit erkend
wordt moet men, volgens spreker, ten minste trachten
de bezoldiging zoo na mogelijk in overeenstemming
met die diensten te brengen, als de financiën niet toe
laten ze geheel te beloonen.
De voorzitter merkt nog op, dat de werkzaamheden
van den heer Keijzer reeds zijn vermeerderd, tengevolge
van de aanstaande opheffing der geneeskundige schooi.
Dit wordt ook door den heer N. J. C. Snouck Hurgronje
beaamd, onder bijvoeging echter dat de heer Keijzer
meent dat zijne werkzaamheden in het volgende jaar
nog zullen toenemen, hetgeen volgens sprekor op dit
oogenblik dus eene bepaling der verhooging van trac
tement bemoeilijkt. Volgens den heer Verbrugge verkeert
men ten aanzien vau den beer van Lissa in hetzellde
geval, daar ook diens werkzaamheden in het gasthuis
bij de aanstaande groote werken alhier, waarbij meer
malen ongelukken plaats hebben, nog zeer veel kannen
vermeerderen. Do lieer Sifiió uieent dat het een noch het
ander bezwaar kan opleveren, als men thans de door de
commissie voorgedragen tractementscijfers op de begroo
ting brengt, om die, zoo noodig, in don loop van het
jaar te wijzigen. Dit is ook bet verlangen van den
voorzitter.
Nadat de heer van Visvliet nog heeft opgemerkt, dat
bij het voorstel der financieele commissie is gelet op
de adviesen van liet burgerlijk armbestuur eu het be
stuur der godshuizen herhaalt de heer Datnme zijn
voorstel, om de bezoldiging der heeren Keijzer en
van Lissa boven het door de commissie voorgestelde
bedrag, voor ieder nog met 100 te verboogen.
Alsnu wordt dit voorstel in omvraag gebracht, eerst
wat betrelt den heer Keyzer en daarna ten aanzien van
den heer van Lissa.
Het eerste gedeelte wordt met 11 tegen 4 stemmen
ver worpen. Voor stemden de heeren Damme, Rekker,
van Diggelen en de Jonge.
Het tweede gedeelte wordt aangenomen met 8 tegen
7 stemmen. Tegen stemden de heeren Lantsheer, A. W.
Snouck Hurgronje, Fokker, Verbrugge, van Visvliet, van
Deinse en de voorzitter. Dientengevolge is het trakte
ment van den heer vau Lissa van 250 tot ƒ500 verhoogd.
Vervolgens wordt het voorstel vau den heer N. J. C.
Snouck Hurgronje, om de verhooging der jaarwedde van
den heer Keyzer tot het volgende jaar uit te stellen, door
verschillende leden ondersteund zijnde, mede in omvraag
gebracht en aangenomen met 10 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Lantsheer, Rekker, A. W.
Snouck Hurgronje, Sifflé en de voorzitter. Door de
aanneming van dit voorstel ia alzoo het voorstel der finan
cieele commissie ten aanzien van den heer Keyzer ver
vallen, zoodat diens tractement thans onveranderd blijft.
Het voorstel der commissie betreffende de beschikbaar
stelling eener som van ƒ100, met bestemming als jaar
wedde voor een later te benoemen assistent voor de
heelkundige werkzaamheden in het gasthuis, is met alge
meene stemmen goedgekeuid.
Ten gevolge dezer besluiten is het bedrag van art. 3
met 350 verhoogd en alzoo gebracht op 2800.
Art. 7 derzelfde afdeeling: jaarwedde klokluider ƒ100.
Dit artikel vervalt, daar met 1 Januari het luiden der
poorr^Tok zaLophoudeii.
Ai t-, 8jaaTVvcdden van sluis- en brugwachters ƒ778.24.
Uët bedrag vag L artikel is met ƒ110 verminderd, ten-