Voorts is Johannes Goedland, oud 53 jaren, werkman te Aardenburg, schuldig verklaard aan diefstal van oogst j op den akker (hooi, ten nadeele van J. Sanders) en eenvoudigen diefstal (takkebossen, ten nadeele van A. Rinders te Breskens). De rechtbank heeft het geringe der toegebrachte schade en de armoede van den beklaagde als verzachtende omstandigheden aangenomen en hem veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en in de kosten. De veroordeelde is reeds in de jaren 1855, '61, '62 en '65 zes malen wegens diefstal en bedelarij veroordeeld, waarvan eens tot zes maanden en twee malen tot drie maanden gevangenisstraf. Pieter Johannes Lippens, arbeider te Aardenbnrg, nam in de maand Mei dezes jaars uit de schuur van den geneesheer P. L. Verheeke aldaar bij wien hij tegen loon van f 6 's raaauds, benevens kosten inwoning, in dienst was arglistig eenige zakken aardappelen ten nadeele van zijn meester weg, welke hij vervolgens aan verschillende personen heeft verkocht. De heer Verheeke had zich reeds eenigen tijd verwonderd over de snelheid waarmede zijn aardappelen voorraad verminderde, doch aanvankelijk geen vermoeden op zijn knecht gehad. Deze is echter thans door de rechtbank alhier te dier zake schuldig verklaard aan diefstal door een loon bediende ten nadeele van zijn meester en, onder aan neming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf en in de kosten. Wegens het moedwillig toebrengen van slagen zijn veroordeeld: Pieter Lippens, die den 26 September jl.in eene herberg te Eede een hevigen slag met de hand toe bracht aan F. Standaart aldaar, tot f 1 boete, of subsi diair bij niet-betaling éen dag gevangenisstraf, alsmede in de kosten; en Martinus Johannes Harthoorn alhier - die, op de herhaalde klacht van zijn zoontje dat hij bij het uit school huiswaarts keeren telkens door andere jongens werd geplaagd en mishandeld, in den avond van 18 September tegen het uitgaan der school zijn kind ging afhalen en toon met een bij zich hebbend eind touw eenige slagen toebracht aan J. A. Dekker, een jongen van wiens plagerijen het kind het meest te lijden had, tot geldboete van f 3, of bij niet-betaling tot éen dag gevan genisstraf, benevens in de kosten. Franciscus Lambrecht Klaassen, oud 15 jaren, timmer mansjongen alhier, die den 17 September jl. op het Oudekerkplein deel nam aan het met steenen afwerpen van kastanjes eene zeer lakenswaardige gewoonte van vele jongens, welke hoogst gevaarlijk voor de voor bijgangers is, gelijk door het openbaar ministerie werd opgemerkt trof en verwondde een voorbijgaanden knaap met een door hem geworpen steen. De rechtbank alhier heeft hem schuldig verklaard aan hetuitgebrekaan voorzorg of bedrevenheid veroorzaken van kwetsuren, gepleegd met oordeel des onderscheids, en veroordeeld tot f 8 boete, of bij niet-betaling tot twee dagen gevan genisstraf, en in de kosten. Adriaan Franse, oud 16 jaren, daglooner alhier, is ver oordeeld ter zake van het op den 21 September 11. jegens S. Elie in het openbaar beleedigend niten van smaad woorden, die geenerlei ten laste legging van eene bepaald omschreven daad, maar van eene aangeduide ondeugd behelzen, alsmede van het moedwillig toebrengen van slagen en stootenzonder dat hierdoor eenigerlei ziekte of beletsel om te werken is ontstaan, tot twee geldboe ten, eene van f 3 en eene van f 10, respectievelijk subsi diair bij niet-betaling te vervangen door gevangenisstraf van een en drie dagen, benevens in de kosten. Aan een aan het eerste der zoo even genoemde feiten gelijksoortig wanbedrijf, den 3 September 11. begaan ten aanzien van Maria Steven, huisvrouw vanF.M. Boogaard, is nog schuldig verklaard Hendrik Voets, oud 61 jaren, daglooner alhier, die te dier zake is veroordeeld tot f 8 boete, of bij niet-betaling twee dagen gevangenisstraf, en in de kosten. Nog heeft de rechtbank, rechtdoende in hooger beroep, met vernietiging van een vonnis van het kantongerecht alhier, Adriaan Goedhart, landbouwer te Sint-Laurens, vrijgesproken van den hem ten laste gelegden diefstal van te veld staand gras, in de maand April jl. op den straatweg tusschen Middelburg en Serooskerke gepleegd ten nadeele van den alhier wonenden landbouwer W. Vogel, pachter van de grasetting daar ter plaatse. Het kantongerecht had den beklaagde schuldig verklaard en veroordeeld tot acht dagen gevangenisstraf. Gemengde berichten. In de Nieuwe Noord-Brabanter courant leest men het volgende: „Een boterkooper in de Vughterstraat, op wiens zedelijk gedrag zeer veel aan te merken valt en dien men tevens om zijne handelingen als koopman wilde kastijden, werd herhaaldelijk, gedurende eenige avonden door eene groote volksmassa met ketelmuziek, liedjes en geschreeuw begroet. Wij ontzeggen nu aan het volk bepaald de bevoegdheid, om in gewone gevallen recht uit te oefenen, of iemand om zijne handelingen op straat te beleedigen of te honen. De reden waarom het volk zich in deze als rechter opwierp, doet niets ter zake. Er zijn geene misdaden zoo groot, of de wettig gestelde macht, de rechtbank, moet daarin uitspraak doen. Bij ons bestaat geen lynchwet, bij ons heeft het volk volstrekt het recht niet op eigen gezag schuldigen te straffeD. Wij gelooven echter, dat ware dit bedaard, vriendelijk en op heusche wijze aan het volk onder het oog gebracht door het hoofd der gemeente en door burgers van invloed, de gehecle oploop spoedig zou geweken zijn. Men sloeg echter dadelijk den weg van geweld in. Zaterdag avond was de Vughterstraat letterlijk in een slagveld, in ecno belegerde of barricadenwijk herschapen. Politieagenten beukten op het volk alsof het vee ware, de maréchaus- sées renden wild en woest met blanke sabels in de hand door de straat en deelden links en rechts slagen uit, .terwijl anderen met de kolven van de geweren er op in btompten. Wij hopen dat een streng gerechtelijk onder zoek al de gepleegde baldadigheden aan het licht zal brengen, en dat sommige politieagenten en eenige maré- chaussées ineen gunstiger daglicht zullen worden gesteld. Zijn echter onze berichten juist, dan is zekere P. H. in de Berenwoudstraat gewond geworden en heeft hij een sabelhouw over het gelaat gekregen. Vele anderen zijn op dezelfde wijze gewond. M. v. R., in de Molenburg straat, komende van zijn scheerwinkel, werd met brutaal geweld vastgegrepen, met ketens geboeid en wel zoo danig, dat zijne polsen Zondag nog bebloed waren. Bij den heer P. v. d. M. hakte en bouwde een maréchaussée zoo hevig op het volk, dat uit de deurstijl stukken vlogen. Bij v. M. op den Vugbterdijk reed een maré chaussée den stoep op, zwaaide zelfs zijne sabel in de woning van dien bewoner en raasde en tierde zoo hevig, dat eene jonge vrouw, in gezegende omstandig heden, gevaarlijk schrikte. Twee slachtersknechts, die vleeseh rondbrachten, ontweken slechts de dreigende sabelhouwen door bukken en vluchten. De maréchaus- sées renden van den heer Gonlmij tot aan den Vtigh- terdijk in*vollen draf over de trottoirs, en het is te verwonderen dat er niet meer aanwezigen door de paar den vertrapt zijn. Bij van Es zijn de luitenant der maré- chattssées en de commissaris van politie, naar men zegt, met hunne van top tot teen gewapende manschappen, met geweld in huis gedrongen, hebben overal rond ge- loopen en daar op eene bovenkamer een meisje, de dochter des huizes, zekere Dora, uit eene kast gesleurd, waarin zij zich van schrik verborgen bad. Nog vele andere bal dadigheden zijn ons ter oore gekomen, doch wij zullen, alvorens die bekend te maken, eerst een nader onderzoek afwachten. Zooveel is zeker, dat de houding van den burgemeester door de burgerij algemeen gelaakt wordt. Zondag bevond hij zich, tot herstel der rust, onder de ingezetenen op straat, en daar heeft hij zelf kunnen ondervinden, dat èn zijn persoon èn zijne burgerlijke waardigheid oneindig beter in staat zijn om het volk tot bedaren te brengen, dan de brutaliteit van sommige maréchaussées en eenige politieagenten. Ware de bur gemeester van 's Hertogenbosch reeds Vrijdag of Zater dag, omhangen met zijne insignia, onder het saamgerotte volk verschenen, hij zou dan dadelijk de medehulp van alle aanwezige fatsoenlijke burgers ondervonden hebben. De Bosschenaars zijn rustige, alles behalve muitzieke lieden. Zij hebben dat meer dan eens, maar vooral Zater dag avond getoond. Hadde de gewapende macht in Parijs, Brussel of Luik zich zoo vergeten als dat hier te 's Hertogenbosch heeft plaats gehad, dan ware onver mijdelijk een oproer uitgebarsten. Het ware te wen- schen, dat de politie haren dienstijver wat verdeelde, en en in plaats van bij deze gelegenheid dadelijk de uiterste grenzen daarvan te overschrijden, in gewone tijden het zingen op de straat en het straatrumoer, waarover zoo dikwerf geklaagd is, te keer ging." De handswerklieden der zijdeweverijen te Lyon, die door den geheelen of gedeeltelijken stilstand der zijdefabrieken gebrek lijden, meenen hunne verdiensten te zullen kunnen verbeteren en verzekeren, wanneer zij hun bedrijf voor gezamenlijke rekening, en niet meer voor rekening van eenen fabrikant, uitoefenon. De keizer heeft hen thans door eene geldelijke bijdrage uit zijne eigen middelen in staat gesteld, om de verwezenlijking van dat denkbeeld te beproeven. Tevens echter heeft de keizer aan die handwerkslieden doen verklaren, dat het groote beginsel der vrijheid van den arbeid onge schonden behoorde te blijven, en dat het hoogst onbillijk zou zijn de fabrikanten te beletten zich op de hun voor- deeligste voorwaarden den dienst van arbeidende handen te verschaffen. In the Grocer leest menIn de stad Hamburg houdt de fabricatie van den tabak meer dan 10,000 personen bozig, die 150,000,000 sigaren per jaar afleveren, geschat op eene waarde van f 24,000,000. Uit Havana en Manilla voert Hamburg jaarlijks 18,000,000 sigaren in, makende te zamen met haar eigen productie 168,000,000 sigaren, waarvan 153,000,000 geëxporteerd worden, en 15,000,000 op de plaats zelve worden verbruikt. In Engeland waS op een bevolking van 21 milioen in 1821 de consumtie van tabak 15,598,152 pond gemiddeld 12 onsen per hoofd voor de geheele bevolking; in 1831 met een bevolking van 24j millioen was de consumtie 19j millioeu of 13jr ons per hoofd; in 1851 was zij 17 onsen per hoofd. In 1840 was zij in Denemarken omstreeks 73j onsen per hoofd. Een statisticus berekent,dat de jaarlijkschetabaks- oogst over de geheele wereld evenveel weegt, als al het graan dat door 10 millioen Engelschen per jaar verbruikt wordt. Dezelfde hoeveelheid staat, in geldswaarde uitge drukt, gelijk met de som die in geheel Groot-Britannieper jaar voor koren betaald wordt. Men schat de geheele productie over de verschillende werelddeelen op 400 millioen pond uit Azië, 282 millioen pond uit Europa, 248 millioen pond uit Amerika, 24 millioen pond uit Afrika en 714 duizend pond uit Australië. Thcriiiomcferstaiid. 2 Nov. 's av. 11 u. 54 gr. 3 'smorg.7 u. 53 'smidd. 1 u. 60 gr. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van Woensdag 31 October. (Vervolg.) Alsnu komt het voorstel van den heer Lantsheer aan de orde. De voorsteller refereert zich aan de bij dat voorstel gegeven toelichting, doch stelt voor dit alsnu bij de behandeling te splitsen en de punten betreffende de openbare werken af te scheiden van die betretfende do vermindering der gemaalbelasting, op grond dat som migen zich wellicht met een dezer beide hoofdzaken zouden kunnen vereenigen, zonder daarom aan de andere goedkeuring te scheuken. De heer N. J. C. Sottck Ilurgronje geeft in overweging om dit voorstel thans aan te houden, op grond dat de leden zoo weinig tijd tot overweging hebben gehad. Hij wenscht de begrooting voor 1867, voor zooveel deze zaak betreft, onveranderd te laten en het gedane voorstel, in verband met de uit te voeren werken, nader te onder zoeken. De voorzitter betuigt zijne ingenomenheid met het denkbeeld van den heer Snonck Hurgronje en verklaart dat hij thans tegen het voorstel van den heer Lantsheer zou moeten stemmen otn verschillende redenen, welke hij nu niet wil opsommen, maar vooral omdat dit voorstel zijns inziens ingrijpt in den toestand der gemeente, in de door het rijk opgelegde verplichting tot redintegratie van gevestigde schuld der gemeente, in de uitgaven ten behoeve der havenwerken enz. Daarom acht hij het wen- ehelijk dit voorstel thans aan te houden en in het begin van het volgende jaar tot een punt van speciaal onderzoek te maken. De heer Lantsheer herhaalt zijne verzekering dat hij, als de leden vau den raad meenen meer tijd ter over weging noodig te hebben om hun oordeel over het voor stel uit te spreken, hetgeen hij natuurlijk niet kan beoordeelcn, niets tegen het verlangde uitstel heeft. Wat de punten betreffende de uitvoering van publieke werken betreft, merkt hij echter op dat do bcoordeeling daarvan niet zoo moeilijk is. Hij doet hierbij uitkomen dat het zijn doel niet isde/^OOO, voor aflossing van scbnld voor bet havenkanaal bestemd, van het rijk cadeau te vragen, maar alleen vrijstelling te verzoeken van de betaling daarvan, ten einde die gelden te kunnen beste den aan werken ten nutte der gemeente. Ten aanzien van het voorgestelde omtrent niet aflossing en niet- redintegratie geeft hij, onder hetinnering van eenige bijzonderheden omtrent deD oorsprong van de redinte gratie, als zijne meening te kennen dat daartegen wel geen bezwaar zal bestaan, daar in 1849 door de regeering is verklaard dat het gemeentebestuur vrij is in de beschikking over gelden en over al- of niet aflossing; dezelfde vrijheid verwacht hij ten aanzien van redinte gratie. Van die vrijheid wensriit hij thans gebruik te maken, omdat er spoed eiseheude buitengewone wet ken zijn, welke in het belang van den toestand der gemeente moeten worden uitgevoerd. (De heer vau Diggelen komt ter vergadering). De voorzitter zegt dat hij het met den vorigen spreker niet eens is. Hij kan niet gelooven dat het zoo gemak kelijk zal vallen de redintegratie na te laten. Wat voorts de uit te voeren werken betreft, waartoe volgens den door den gemeentebouwmeester overgelegden staat f 110,000

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2