öuitenlcmt).
'"gediende begrooting en die aan te nemen voor wat
[("treft de middelen en de uitgaven van de tweede afdee-
['"g van hoofdstuk III, en dus de voorstellen van den
""er Lantsheer buiten behandeling te laten. Die voor
dellen bevatten zijns inziens te veel goeds om er zoo
"■aar over heen te stappen, maar schijnen hem te ingrij
pend toe, om na de slechts vluchtig vergunde kennisne
ming te kunnen worden aangenomen. Uitstel van éen
Jftar acht hij niet nadeelig en een zoo belangrijk onder
werp behoeft dan niet ondoordacht behandeld en beslist
worden.
De heer Sifflé herinnert dat hij in vroegere jaren de
"etste is geweest, die de afschaffing der gemaalbelasting
•keft voorgesteld; hij verklaart dat zijne zienswijze hier-
"mtrent niet is veranderd. Ten vorigen jare werd bij de
ëetneentebegrooting voor het eerst een proef ingevoerd
hoofdei ij ken omslag volgens eigen aangifte te heffen
toen heeft ook hij gemeend den uitslag daarvan te
Roeten afwachten, alvorens tot de afschaffing der gemaal-
belasting over to gaan. Nu echter die proef een voldoen
den uitslag heeft opgeleverd, wil hij een afdoenden
Maatregel genomeu zien. De bezwaren tegen verhooging
Jet directe belasting en al hetgeen ten voordeele van
"et behoud van den accijns op het gemaal kan worden
"Hngevoerd, zullen zijns inziens wel altijd blijven be
gaan, zoodat men dan ook altijd de gemaalbelasting
J°il moeten behouden, hetgeen natuurlijk niet kan.
'iocht echter het voorstel van den heer Fokker worden
Jerworpen, dan wenscht hij de belasting onveranderd te
behouden, want hij wenscht eene gehecle af schafi ing,
">aar geen vermindering, daar deze de tegen de
elasting bestaande bezwaren toch laat voortduren, zon
der noemenswaardig voordeel aan te brengen.
De heer de Jonge deelt mede, dat hij bij het opmaken
Jet begrooting tegen de gemaalbelasting gezind was.
De bezwaren der afschaffing zullen zijns inziens na ver-
'°op van vijfjaren hut tijdstip waarop zij moet plaats
Jebben niet veel minder zijn dan nu. Zelfs al mocht
"6 regeering de heffing voor een jaar nog toestaan, het
geen naar hij meent wellicht niet eens het geval zal zijn,
•W verklaart hij zich vóór de afschaffing en tegen de
Voordracht van burgemeester en wethouders. Met het
Voorstel vau den heer Fokker is hij het evenwel niet
Seheel eens, doch dit geldt slechts eene quaestie van
c'jfers.
.Volgens den heer Verbrugge heeft de ondervinding
"iet geleerd, dat iemand door de gemaalbelasting wordt
benadeeld. Zij is integendeel het gemakkelijkst te dra-
Sen, want allen dragen daarin bij, hetgeen billijk is
buidat ieder verplicht is een deel in de lasten bij te
brengen. Afschaffing van alle accijnsen klinkt zijns
inziens wel mooi, maar de ervaring heeft bewezen dat 'ten
gevolge van die afschaffing daarom alles nog niet goed-
kooper is geworden, althans niet dat het merkbaar was,
terwijl daarentegen de belastingschuldigen in den hoof
delijken omslag zooveel te meer worden gedrukt.
Voorts verklaart spreker, dat bij in beginsel tegen hoot-
delijke.n omslag is, niet omdat hij een balven cent aan
gemeente zon willen tekort doen of anderen daarvan
betichten wil, maar omdat men toch achter de opgaven
Van velen voor den hoofdelijken omslag een bescheiden
Vraagteeken zou kunnen plaatsen. Die opgave is alleen
®ene zaak welke steuntop de vrij heid van iemands geweten.
De hoofdelijke omslag drukt ook te ongelijkmatig, terwijl
bovendien velen zich daaraan door hun tijdelijk verblijf
buiten de gemeente onttrekken; dat men de eigendom
men der zoodanigen nog door politie, brandbluschmid-
delcn enz. voor schade moet vrijwaren, noemt hij hard en
onrechtvaardig. Ilij verklaart zicli op grond van een
bu ander voor het behoud der gemaalbelasting.
De heer Lantsheer verklaart zich tegen het voorstel
J"n den heer Fokker,onder verwijzing naar het door hem
"ij zijn voorstel daartegen aangevoerde. Hij voegt er ech
ter de opmerking bij, dat de raad niet moet letten op het
Erlangen van ingezetenen in eene zaak, waarvan zij de
Sevolgen niet weten of weten kunnen, maar dat de raad
ëeroepen is om te oordeelen, en wanneer het dan blijkt
Jut zoodanige zaak niet kan of mag geschieden, dan be-
booren de leden van den raad zich voor het inslaan van
*Ulk een gevaarlijken weg te wachten.
De heer N. J. C. Snonck Hurgronje doet uitkomen dat
ue heeren Sifflé en Fokker in de meening verkeeren.dat
ue uitkomst van den hoofdelijken omslag zoo gunstig is,
doch in strijd daarmede deelt hij mede dat een aantal
personen zich lager hebben aangegeven dan zij vroeger
tvaren aangeslagen en die men meerendeels, na door de
Commissie ten raadbuize geroepen en gehoord te zijn,
heelt moeten toegeven. Spreker is het eens met den heer
Lantsheer, dat men door de voorgestelde afschaffing der
Semaalbelasting thans een gevaarlijken weg betreden zon.
De heer van Visvliet, zijne stem tegen het voorstel van
den heer Fokker motiveerende, voert aan dat de omstan
digheden sedert het vorige jaar niet zijn veranderd en
de raad dus thans,door de afschaffing der toen behouden.
Semaalbelasting, verklaren zou dat hij destijds een on
doordacht besluit had genomen. Doch, daarvan nog
afgescheiden,bestaat bij hein het bezwaar dat verhooging
v&n de lasten der meergegoeden van die afschaffing het
fevolg zon wezen, daar de armen alleen in de gemaal
belasting het hunne bijdragen, en zoodanige verhooging
"U zou vermoedelijk de rijken nog meer aansporen om de
Semeente te verlaten.
De heer Damme verklaart volkomen de zienswijze van
den beer Fokker te doelen, dat hot tijd is om de indirecte
door directe belasting te vervangen. Desnoods zou hij
zich met het voorstel van den beer Snouck Hnrgronje
kunnen vereenigen om de beslissing tot het volgende
jaar aan te honden, ten einde niet overijld te werk te
gaan, doch nooit zal hij voor eene trapsgewijze vermin
dering stemmen, daar eene vermindering van slechts
éen-vijfde zoo weinig invloed op den prijs van het brood
kan uitoefenen, dat daarvoor niet voor de burgerij maar
alleen voor den handelaar voordeel te verwachten is
Acht de heer Lantsheer behoud dier belasting wenschelijk
in verband met de uit te voeren groote werken, spreker
daarentegen zou juist daarom te meer die belasting willen
zien afgeschaft, daar het zijns inziens niet is aan te nemen
dat de vele werklieden, die voor die werken zullen
noodig wezen, hier brood zullen komen balen dat belast
is, als zij het in de omliggende gemeenten onbelast koopen
kunnen.
De heer Fokker betuigt zijn genoegen over een en
ander wat bij omtrent zijn voorstel heett gehoord. Wat
de door hem aangevoerde cijfers betreft, merkt hij op, in
antwoord aan den heer Snouck Hurgronje, dat aan geen
misrekening kan gedacht worden, daar zij zijn ontleend
aan de officieele cijfers van het kohier. Den heer Ver-
brugge antwoordt hij, dat de hoofdelijke omslag thans
bestaat en niet is weg te nemen, doch dat de vrees voor
groote verhooging daarvan niet behoeft te bestaan, daar
er slechts sprake is eener verhooging van T4,y pet. Ook
de zienswijze van den heer Lantsheer, die de gemaalbe
lasting zou willen behouden in het vooruitzicht op de uit
te voeren groote werken,deelt spreker niet. Hij is juist van
eene tegenovergestelde meerling, daar hij de werklieden
liever zou willen lokken hier hun brood te koopen, dan
ze door gemaalbelasting te verjagen. Bovendien eten de
meeste dier menschen, naar hij meent, geen tarwe- maar
roggebrood, en dit is toch onbelast. Als vertegenwoor
diger van den handelstand in den raad wenscht hij
ook vrijheid van handel, waarin bij duor de regeering
zelve wordt gesteund. Men heeft vrijheid gekregen om
voor éen jaar gemaalbelasting te beffen en, is bet zelfs
onzeker pf dit voor het volgende jaar zal vergund wor
den, zeker is het dat die heffing na verloop van vijfjaren
niet meer zal mogen plaats hebben. Daarom wenscht hij
ze nu maar in eens af te schaffen en te vervangen door
eene verhooging der opeenten op de personeele belasting
en eene evenredige verhooging van den hoofdelijken
omslag.
Daar de heer Fokker heeft gezegd, dat hij in den raad
den handelstand vertegenwoordigt, meent de heer Lants
heer te moeten releveerèn, dat de leden van den raad
niet de vertegenwoordigers zijn van een bepaalden
stand, maar van alle burgers, ilij onderstelt echter dat
de heer Fokker niet beeft bedoeld wat uit de door hem
gebezigde uitdrukking zou kunnen afgeleid worden.
Overigens verklaart spreker dat bij evenzeer vrijheid
voor den handel wenscht, maar om daartoe te geraken
op de door den heer Fokker voorgestelde wijze, acht hij
thans ongeraden. De vraag is toch, vanwaar die heer
de zekerheid heeft dat de gelden, waarop de berekening
rust, zullen inkomen; er is ook bij het voorstel wel een
geraamd bedrag voor onwaarde opgegeven, maar voor
restitutie is niets uitgetrokken. De op de begrooting
voorkomende en als maatstaf van berekening aangenomen
post van 49,300 bedraagt zuiver slechts 43,000, daar
op diezelfde begrooting onder de uitgaven een post van
f 6000 voorkomt voor teruggaaf van betaalden hoofde
lijken omslag, welke post door den heer Fokker schijnt
te zijn voorbijgezien; wanneer nu die ternggaaf niet
tot een hooger bedrag wordt uitgetrokken, in evenredig
heid tot de verhooging van den hoofdelijken omslag, dan
moet de post voor onwaarde z. i. noodwendig wórden
verhoogd. De in het voorstel aangegeven cijfers geven
spreker niet de zekerheid dat de gemaalbelasting thans
zonder bezwaar kan gemist worden en daar hij zoodanige
zekerheid verlangt, kan hij aan dat voorstel zijne stem
niet schenken. Hij erkent dat ook tegen zijn voorstel
bezwaren kunnen worden aangevoerd, onder anderen
tegen de te ontstane onevenredigheid tusschen de op
brengst der belasting en de perceptiekosten, maar die
bezwaren wegen zijns inziens niet op tegen bet wensche-
lijke om tot eene trapsgewijze vermindering der gemaal-
belastingover te gaan. Wanneer de leden echter verlangen
zijn voorstel vooraf nader te overwegen is hij niet tegen
het uitstellen der beslissing.
De heer Fokker merkt den vorigen spreker op, dat
bij de uitgetrokken som van 6000 voor restitutie vau
hoofdelijken omslag niet in zijn voorstel heeft genoemd,
omdat hij die in de begrooting wilde laten staan.
De heer Verbrugge meent dat tegenover de door den
heer Fokker verlangde vrijheid staat d6 vergunning der
regeering om de gemaalbelasting nog gedurende vijf
jaren te blijven heffen. Neemt men nu die belasting
weg, dan mag daarvan zijns inziens geen vrijstelling van
lasten liet. gevolg zijn, maar moeten de klassen van den
hoofdelijken omslag zoodanig worden gemaakt, dat ieder
daarin iets bijdraagt. Hij is. er tegen om den aanslag
door verhooging der som te drukkend te maken en zijn
grootste bezwaar bestaat tegen de mogelijkheid dat men
zich door uit de stad te gaan of zijn verblijfplaats elders
te vestigen, aan de bijdrage in den hoofdelijken omslag
onttrekke. Tegen het voorstel van den heer Lantsheer
heeft spreker geen bedenking, mits inen den waarborg
hebbe, dat de regeering vrijstelling zal verleenen van
de betaling der ƒ2000 voor aflossing schuld havenkanaal
I en de daardoor vrijvallende gelden aan eenig groot werk
i worden besteed.
De heer Fokker merkt op dat de gemeente geen verlof
heeft om gedurende vijfjaren de gemaalbelasting te
blijven heffen, maar slechts voor eeD jaar.Deze op
merking wordt nader aangevuld door eene andere van
den voorzitter, namelijk dat de uitzonderingswet vrijheid
tot die heffing geeft voor vijfjaren, mits de vergunning
ieder jaar wordt aangevraagd.
Naar aanleiding van het door de heeren Fokker en
Damme aangevoerde betreffende de waarschijnlijkheid
dat de werklieden, die aan de hier uit te voeren spoor
weg- en kanaalwerken zullen arbeiden, hier geen belast
brood zullen koopen, daar zij het in de omliggende ge
meenten onbelast kunnen bekomen, zegt de heer N. J.C.
Snonck Hurgronje, dat dit geen bezwaar kan zijn, omdat
zoo zij binnen de gemeente werken en brood van elders
balen de belasting toch moet worden betaald, terwijl
daarentegen, als zij buiten de gemeente arbeiden en hier
bun brood koopen, bij uitvoer restitutie van belasting
moet worden verleend. Hij betwijfelt echter of de zoo
genaamde polderjongens wel veel rogge- in plaats van
tarwebrood eten, zooals de heer Fokker onderstelt.
Met dien twijfel vereenigt zich de heer Damme, omdat
anders het door hem aangevoerde argument niets te
beteekenen zou hebben. Dat argument houdt hij ech
ter vol.
De heer Lambrechtsen van ltitthem motiveert mede
zijne uit te brengen stem. Gaarne zou hij den eenig over
gebleven accij ns ook door directe belasting vervangen zien,
doch de omstandigheid, uielketen vorigen jare de heffing
van dien accijns noodig maakten, zijn, naar hij meent,
sedert niet veranderd. Hij voorziet in de voorgestelde
afschaffing eene verplaatsing van den druk der belasting
juist ten nadeele van hen die men wenscht te ontheffen.
Zoolang dus de omstandigheden onveranderd blijven en
de gemeente vrijheid heeft om de gemaalbelasting te
blijven heffen, zal bij tegen de afschaffing daarvan
stemmen.
Tot geruststelling van hen die tegen de aanneming
vaa zijn voorstel bezwaar hebben uit vrees voor te hooge
heffing van directe belasting, deelt de hoer Fokker nog
mede dat, als zijn voorstel mocht goedgekeurd worden,
hier niet meer dan te Amsterdam zal moeten betaald
worden.
De heer Rekker noemt dit laatste argument niet goed
gekozen, daar de ingezetenen van Middelburg op verre
na niet met die van Amsterdam kunnen worden gelijk
gesteld.
Op de vraag van den heer Lantsheer, welke classificatie
men te Amsterdam heeft aangenomen, antwoordt de heer
Fokker dat hem dit niet bekend is.
De beraadslaging gesloten zijnde, wordt het voorstel
van den heer Fokker in omvraag gebracht en verworpen
met 9 tegen 4 stemmen. Vóór stemdeu de heeren Damme
Sifflé, Fokker en de Jonge.
(Vervolg in een volgend nommer.)
Algemeen overzicht.
De commissie voor de leger-organisatie in Frankrijk
zal reeds den 5 dezer bijeenkomen, en inmiddels verkon
digen de Fransche regeeringsbladen op nieuw „de hooge
wijsheid en voorzichtigheid zoo drukt in het bijzonder
le Constitutioneel zich uit van den souverein die
steeds het lot van Frankrijk bewaakt."
La Patrie, die zich verheugt over le couronnement du
militarismetoont zich vooral ingenomen met de wijze
waarop de commissie is samengesteld. „Die keus zegt
zij belooft vlug en goed werk, en wij hebben alle reden
om te gelooven dat het onderzoek der commissie tijdig
genoeg zal zijn afgeloopen, om aan bet wetgevend
lichaam reeds dadelijk bij de opening der zitting, een op
dat onderzoek steunend wetsontwerp te kunnen over
leggen.".
Bij la France is de blijdschap gematigder. Onder ver
klaring van volstrekt niet ingenomen te zijn met de
steeple chase, waarbij de hedendaagsebo volken de
middelen tot vernieling najagen, merkt dat blad nogtans
zeer wijsgeerig op, dat men zijn tijd moet nemen, gelijk
hij is. „Zoolang de groote mogendheden zich niet ont
wapenenzoo vervolgt bot kan ook Frankrijk dit
onmogelijk doen. Zoolang zich op onze grenzen groote
strijdkrachten bevinden, die altijd tot den veldtocht
gereed zijn, is het niet te vergen dat wij ons leger in
krimpen. De ontwapening kan slechts een gemeen
schappelijke, geen geisoleerde maatregel zijn. „Volgens
de redeneering van la France bestaat er dus geen hoop
dat men ooit tot een beteren toestand zal geraken, wijl
niemand met de ontwapening beginnen kan.
Door het Journal dc3 débats en le Témps wordt het
rapport nog riiet-opzettelijk besproken.
Maandag zijn de stenden van Luxemburg door prins
Hendrik der Nederlanden geopend met eene troonrede,
waarin het volgende voorkomt
„De vrede is hersteld; maar de banden, die door de
tractaten -van 1§15 waren gelegd en waardoor de gecon
federeerde staten "waren verbonden, zijn verbroken.
„Het groothertogdom, dat. neutraal bleef door zijn
votum, bij het ontstaan van het conflict in de zitting van