den als het werk in daggeld werd uitgevoerd. De uitslag dier proef wordt van deD gemeentebouwraeester inge wacht, doch d-e commissie twijfelt niet, of de wensche- lijkbeid zal blijken om de bestrating weder onder de hand aan den tegenwoordigen aannemer te besteden. De heer van der Os stemt, als lid der commissie van fabricage, volkomen in met het gevoelen van den heer van IJije Pieterse, dat. het werk bi) aanbesteding veel spoediger dan iu daggeld wordt uitgevoerd. In den winter gebeurt het soms bij sneeuw dat er in geen twee maanden kan worden gewerkt; de stads-werklieden moeten dan toch hun daggeld hebben, maar bij aanbesteding hindert dit niet, zijns inziens, want dan heeft de gemeente met de werklieden niet te maken en moeten zij zeiven maar zien terecht te komen. De heer van der Hijden zegt, dat de heer van der Os het laatst gesprokene wel gezegd, maar zeker niet gemeend heeft. Hij althans hecht aan die harde woorden alleen de beteekenis, dat de werklieden gedurende den zomer van het aanbreken van den dag tot den avond werken en dus veel geld verdienen, maar dan ook zorgen moeten dat zij van het verdiende geld voor den winter over houden. De heer van Uije Pieterse verklaart met het antwoord der commissie van fabricage tevreden gesteld. Hoofdst. III, afd. 2, art. 2 (vernieuwing riool in de Flesschenstraat en Koudenhoek 1500) wordt, op voor stel der commissie, verminderd tot 800, in verband met het voornemen om in de afwatering dier straat te voor zien door gewone pottebuizen in plaats van door cement- buizen. Art. 3 derzelfde afdeeling (bazaltmuur in de Engelsche kade 7000) wordt verminderd met 3500, op grond dat het bij burgemeester en wethouders een punt van over weging heeft uitgemaakt om, op advies der commissie van fabricage, geen bazaltmuur, maar eene houten be schoeiing te maken. Betreffende hoofdst. V, afd. 2, art. 1 (aflossing van twintig aandeelen in de geldleening ten behoeve der gas fabriek te vervallen 1 Mei 1868 over 1867, 10,000) wordt in het rapport der commissie gezegd, dat twee harer leden, de heeren Ockers en Quakkelaar, deze aflossing willen beperkt zien tot hoogstens twee aandeelen, dat is 1000, waardoor niet zou worden te kort gedaan aan de voorwaarden der geldleening, terwijl die mindere uitgave eener som van 9000 zou kunnen strekkeu tot vermin dering van eene of andere plaatselijke belasting. Een lid der commissie, de heer Hector, kon zich daarmede niet vereenigen, uithoofde eene spoedige aflossing van schuld het crediet der gemeente schraagt, zoo wenscbelijk in alle gevallen, maar vooral dan wanneer belangrijke wer ken gemaakt en daardoor de toevlucht tot eene nieuwe geldleeniug genomen moet worden. Overigens is het dat lid voorgekomen dat eene afschaffing van belasting, bij voorbeeld op vieesch eD brandstoffen, waaraan het rijk zoo voor het scheepsvolk als het garnizoen en voor het gebruik van brandstoffen op de werven een groot gedeelte bijdraagt, de gemeente zich de gelegenheid ontzegt om daarop later bij het rijk terug te komen, indien de mid delen der gemeente te kort mochten schieten, zoodat daarin dan weder bij hoofdelijken omslag door de inge zetenen zou moeten worden voorzien. De heer Quakkelaar licht de gronden toe, waarop zijn in de vergadering der commissie gedaan voorstel steunt en doet daarbij uitkomen dat binnen een tweetal jaren de gasfabriek bij de voorgenomen aflossing, geheel het eigendom der gemeente zal zijn, hetgeen hij oogewenscht acht. De aflossing der schuld drukt dan zijns inziens ook uitsluitend op de tegenwoordige ingezetenen wanneer later eventueel de Franschen, Pruisen of Belgen komen en ons inpakken, nemen zij tevens de gasfabriek tegelijk met de andere gemeente-eigendommen tot zich, doch onbezwaard met schulden, terwijl zij anders met de eigendommen ook de schulden voor hunne rekening zouden moeten nemen. De heer van Uije Pieterse merkt op, dat de heer Quakkelaar geen prettig vooruitzicht voorspiegelt, ofschoon het vermoedelijk wel niet zoo ernstig gemeend zal zijn. Hoe dit echter zij, hij verklaart zich voor het gevoelen van den beer Hector, die, zoiider dat spreker aan de verdiensten der overige leden van de commissie wil te kort doen, heeft getoond een goed rekenmeester te zijn. Afdoening van schuld op de spoedigste wijze is toch het schoonste wat ook hij zich kan voorstellen. Hij wijst tevens op de kosten voor buitengewone werken bij het tot stand komen van den spoorweg, waartoe geld en wellicht eene geldleening noodig zal wezen, voor welke laatste het wenschelijk is dat er zoo weinig moge lijk schuld voor de gemeente besta. De aflossing van /10,000 is bovendien slechts voor een jaar, maar afschaf fing van belasting is blijvend: die afschaffing moge in het algemeen mooi wezen, thans zou zij, uaar zijne raeening, hoogst onvoorzichtig zije. Verboogïng van den thans reeds nolens nolens geheven wordenden hoofdelijken omslag zou dan vermoedelijk weldra noodig blijken te zijn. Hij is er dus voor om den post van ƒ10,000 onder dit artikel te behouden. De heer Pot meent dat de door den heer van Uije Pieterse bedoelde buitengewone werken bij het tot stand komen van den spoorweg goen bezwaar kunnen opleveren, want als de gemeente zoo nauw aan den spoorweg wordt aangesloten dat zij die werken moet doen uitvoeren, dan zal het daardoor te verkrijgen voordeel zijns inziens ook wel tegen de kosten opwegen. Dat afdoening van schuld mooi en goed is, erkent hij, maar hij wijst er tevens op dat de grootste handelaar, ja zelfs het gouver nement, al heeft het groote koloniale batige sloten, tot zoodanige onverplichte aflossingen niet overgaat. Hij verklaart zich dus voor het gevoelen van de meerderheid der commissie. Volgens den heer Ruysch wordt er ten onrechte gespro ken van schuld ten aanzien der gasfabriek, daar er zijns inziens geen schuld bestaak, aangezien de gasfabriek een monument is, hetwelk een aanzienlijk kapitaal vertegen woordigt. Overigens betwijfelt hij, of de aandeelhouders met die haastige aflossing der aandeelen wel gediend zijn. Wat de door sommigen gewenschte afschaffing van plaatselijke belastingen betreft, hij beschouwt die als een droom, welke door een verschrikkelijk ontwaken zal gevolgd worden. De heer Hector refereert zich aan zijne in het rapport opgenomen beschouwingen. Hij stelt thans voor, den uit getrokken post op de begrooting te laten, doch daarover niet te beschikken vóór eene daaromtrent in Maart ofApril des volgenden jaars door den raad te doene beslissing. Volgens den heer van Uije Pieterse zal het dagelijksch bestuur zich met dit voorstel wel kunnen vereenigen. Den heer Ruysch merkt hij evenwel op, dat de schuld der gasfabriek en de schuld der gemeente Óen zijn en dat het slagen eener later wellicht noodige geldleening niet wel mogelijk is zonder dat de schuld is afgelost, daar dit het eerste punt is waaromtrent geldschieters zichvergewissen. De heer Ockers verklaart dat niemand meer dan hij in het algemeen voorstander van schulddelging kan zijn, doch dat hij ten aanzien der gasfabriek de aflossing niet verder dan tot de verplichte twee aandeelen, te zamen 1000, uitgestrekt wensebt te zien, daar er hier geene sprake is van gewoon overschot, maar van een saldo, op gebracht door de lasten der ingezetenen. Hij vreest ook niet voor toekomstige tekortendaar er in de laatste jaren blijkbaar zooveel over is geweest. De heer Winkelman geeft een overzicht van den stand der aflossing, doet zich als voorstander van schulddelging kennen en wijst er op dat, als de voorgenomen aflossing van twintig aandeelen niet plaats heeft, men wel ver plicht zal worden om tot afschaffing van belastingen over te gaan, hetgeen thans voor de gemeente niet wen schelijk ia. Nadat de heer Quakkelaar verklaard heeft te volharden bij zijn voorstel om slechts twee aandeelen af te lossen, wordt door den heer Mestdagh opgemerkt, dat eerstge- melde heer in de onjuiste meening verkeert dat de in schrijving voor de geldleening ten behoeve der gasfabriek zoo gemakkelijk heeft plaats gehad. Juist omdat die inschrijving zoo langzaam ging, heeft het arm gast- en weeshuis 46,000 uit eigen middelen in die leening bijgedragen. De heer van der Hijden acht afschaffing van belastin gen thans niet wenschelijk en is er daarom voor, het artikel onveranderd te behouden. Het voorstel van de meerderheid der commissie om de uitgetrokken som van ƒ10,000 tot ƒ1000 te verminderen, wordt ten slotte in omvraag gebracht en verworpen met 9 tegen 4 stemmen. Vóór stemden de heeren Laernoes, Quakkelaar, Ockers en Pot. Het artikel is alzoo onver anderd gebleven, doch over de uitgetrokken som zal niet worden beschikt dan na eene in Maart of April, volgens het voorstel van den heer Hector, nader te nemen beslissing. Hoofdst. VI, art. 5 (kosten van de plaatselijke gezond- heidspolitie ƒ4000) wordt, op voorstel der commissie, met ƒ100 verminderd, wegens onder dat artikel begrepen, doch voor vermindering vatbare kosten van het ophalen van beer en raestspeciën uit de kazernen en militaire gebouwen. De beer Ruysch gaf terloops zijne bevreem ding te kennen dat die werkzaamheid onder den „pom- peusen" naam van gezondheids-politie op de begrooting wordt vermeld. Bij hoofdst. VIH, afd. 1, art. 2b (kosten voor huur van schoolgebouwen en onderwijzerswoningen 750) ver langde de heer Winkelman, dat de vergadering thans haar gevoelen zou uitspreken over de huur van een ge- houw voor school en onderwijzerswoning ten behoeve van het gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes. Op verzoek van den heer Ruysch, ondersteund door den heer Quakkelaar, is dit punt. echter tot eene volgende zitting aangehouden. Het artikel onderging geene wijziging. Art. 2 der 2e afdeeling van hetzelfde hoofdstak (sub sidie aan het algemeen armbestuur 6123,66^) heeft een lid der commissie, den heer Quakkelaar, aanleiding gegeven om aan te dringen op eene verandering in den geneeskundigen dienst, daar hij anders tegen het artikel zou stemmen. Volgens de toelichting, door dien heer gegeven, bedraagt het aantal armen slechts een derde van die der diaconie en genieten desniettegenstaande de apothekers bij beiden ƒ300, doch de geneesheeren van het diaconie-armbestuur, in plaats van driemaal zooveel, slechts éen derde van het tractement van die van het algemeen armbestuur, die ƒ300 'sjaars ontvangen en die der diaconie slechts ƒ100. Zulks is daarvan een gevolg, dat bij eerstgenoemden per visite wordt betaald en bij laatstgenoemden niet. Spreker acht eene vaste bezoldi ging, geëvenredigd aan de werkzaamheden, wenschelijk. Na eenige gedachtenwisseling is, op voorstel van den heer Ockers, besloten dat de heer Quakkelaar zich schrif telijk met zijne bedenkingen tot het algemeen arm bestuur zal wenden. Art. 1 der 3e afdeeling van dit hoofdstuk (pensioen aan de voormalige hoofdonderwijzeres A. J. van der Staal) op de ontworpen begrooting uitgetrokken voor memorie, is thans vastgesteld op ƒ147,zijnde het een derde, door de gemeente in het verleende rijks-pensioen bij te dragen. Bij art. 2 der 4e afdeeling betoogt de heer van der Hijden, naar aanleiding van het overtollig gebruik dat zijns inziens door den directeur der gasfabriek en den gemeente-bouwmeester van het genot van vrij gas wordt gemaakt, het wenschelijke om gasmeters in de door hen gebruikte lokalen te plaatsen. Dit gevoelen werd echter door de vergadering niet gedeeld, daar bet, volgens sommige sprekers, niet opgaat hen, die vrij licht hebben, in het gebruik daarvan te controleeren. De behandeling der uitgaven thans afgeloopen zijnde, worden zij tot een nader vast te stellen cijfer, met 11 tegen 2 stemmen goedgekeurd. Tegen stemden de heeren Quakkelaar en Pot. [Volgens onze becijfering moet het totaal der uitgaven, na de gemaakte wijzigingen met ƒ4028 zijn verminderd en alzoo bedragen ƒ155,114.55, buiten de onvoorziene, onder hoofdstuk IX begrepen.] Vervolgens wordt overgegaan tot de artikelgewijze behandeling der inkomsten. Hierin worden, in overeenstemming met de conclusie van het rapport, geene andere wijzigingen gebracht dan dat artikel 3 der le afdeeling van hoofdstuk III (20 op centen op de hoofdsom der personeele belasting 4277) en artikel 8 van hoofdstuk IV (uitkeering door het rijk van gedeelten van de opbrengst der rijks-belasting op het personeel over den dienst 1866'67 ƒ17,108) beide met éen-derde zijn verminderd, op grond van de wette lijke voorschriften dienaangaande, en alzoo respectieve lijk gebracht op ƒ2851.30 en ƒ11,405.30. Bij bet rapport was, voor bet geval dat de aflossing der twintig aandeelen in de geldleening der gasfabriek tot twee aandeelen mocht zijn verminderd, een voorstel tot vermindering van sommige belastingen opgenomen. Dit voorstel wilde de heer Pot bij de 3e afdeeling van hoofdstuk III ter sprake brengen, doch liet dit voornemen varen na de hem gemaakte opmerking, dat zijne be schouwingen toch geen gevolg meer konden hebben, nu de uitgaven reeds waren vastgesteld, in verband waar mede men ook die inkomsten noodwendig moest behouden. De inkomsten worden met algemeene stemmen goed gekeurd tot een later, in verband met de gemaakte wijzi gingen, vast te stellen bedrag [volgens onze becijfering verminderd met ƒ7,128.40 en alzoo totaal 155,421.33^]. Na eene zitting met gesloten deuren, deelt de voorzitter mede dat een antwoord der regeering is ontvangen op het gedaan verzoek betreffende het gebruik van de buiten den bebouwden kring der gemeente verlangde gebouwen tot petroleum bergplaatsen. Op dat verzoek wordt afwij zend beschikt, op grond dat de gebouwen eensdeels niet kunnen worden gemist en anderdeels te dicht bij het kruitmagazijn gelegen zijn. De voorzitter meent dat men zich dus voorloopig met de reeds genomen maatregelen zal moeten tevreden stellen en dat het niet baten zal zooals de heer Hector verlangde om nogmaals op deze zaak bij de regeering terug te komen, daar het thans reeds eene tweede vruch- telooze poging is geweest. De zittiDg wordt hierna gesloten. SNELPERSDRUKKERE VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 6