MIDDELBÜRGSCHE COURANT. V' 1(18. Dinsdag t) 186(5. 23 October. föinttcnlanïL Editie van Maandag avond 8 uren. MINISTERIE VAN JUSTITIE. PROVINCIE ZEELAND. AANBESTEDIIVT.. Op Vrijdag den 16 November 1866, des vooormiddags ten 10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den com missaris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, in bijzijn van den hoofdingenieur in bet 11de dis- friet van den waterstaat, in het locaal van het provinciaal bestuur te Middelburg worden aanbesteed: Het onderhoud van het huis van arrest en bewaring te Goes, voor don tijd van drie jaren, ingaande met den 1 Januaij 1867 en eindigende den 31 December 1869. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij ving voor het geheele driejarige onderhoud in massa. Het bestek ligt ter lezing in het locaal van het minis terie van justitie, in dat van het provinciaal bestuur, in toet huis van arrest en bewaring voornoemd, en verder °p alle plaatsen alwaar gewoonlijk de bestekken van ■waterstaatswerken in gemelde provincie ter lezing gelegd Worden. Den zevenden en vierden dag vóór de besteding zal aanwijzing in loco worden gedaan, en nadere informatiëil sijn té bekomen aan bet bureau van den hoofdingenieur van den waterstaat te Middelburg en bij deu dienstdoen- den ingenieur te Goes. Middelburg, den 20 October 1866. De commissaris des konings in de provincie Zeeland, R. W. VAN LIJNDEN. middelburg 33 October. Op éene enkele uitzondering na hebben thans al de gewone hoogleeraren in de rechtsgeleerdheid, zoo ver zij daartoe in staat waren, bun gevoelen doen kennen over de vraag of de bekende motie van den heer Ketichenitts als overeenstemmende met de grondwet moet beschouwd Worden. Allereerst is die vraag bevestigend beantwoord door de heeren Vissering, van Boneval Faure, Goudsmit, Buijs, Gratama, Teilegen, Asser, Modderman, Duymaer van Twist en de Bruijn Kops,- in het door ons in ons hommer van 13 dezer medegedeeld advies. Daarbij sloten zich weldra aan de heeren de Geer, J. A. Frnin en van Hees. Later (zie ons nommer van 16 dezer) voegde zich ook bij ben de heer de Wal. Do heer Vreede hoewel bij de zaak liever „blauw blauw" zou gelaten hebben toonde daarop insgelijks aan, de vraag in geen anderen zin te kunnen beantwoorden. Heden komt ook de heer Diephnis met zijne verkla ring voor den dag. Zoodat wij ten slotte alleen eene ■verklaring missen van de heeren Philipse en des Amorie 7an der Hoeven, doch van den laatsten weten wij dat eene ernstige ongesteldheid hem de waarneming zijner toetrekking belet. Tegen deze verklaringen staat nu alleen die van den tooogleeraar honorair de Bosch Kemper over, die, in strijd met al zijne ainbtgenooten, in het Volksblad beweert, dat de aanneming der motie Keuchenius een ongrond wettige daad was. Het hierboven bedoelde artikel waarin prof. Vreede Sich uitspreekt, luidt aldus: „Gewoon onder eigen vlag te varen en mijne beschou wing der gebeurtenissen van den dag zonder overleg met ónderen, geheel vrij en zelfstandig mede te deelen, heb 'k op het aanzoek uit Leiden om meê te doen, terstond onbewimpeld geantwoord, dat ik mij van den bedoelden stap zou onthouden. Het was voor mij uiet twijfelachtig dat het dusgenaamd juridisch advies, door niemand gevergd, wellicht zeer bepaald tegen de meening van onkele ondeiteekenaren, tot een politieke demonstratie zou woiden misbruikt, en dat een geschrift met het gezag van een aantal hoogleeraren in de rechten bekleed niet nalaten kon, op de zienswijze van vele kiezers een verderfelijken invloed te oefenen. Al wat in dezen bacbelijken tijd, tot verzwakking van de niet reeds at te sterke regeering strekken kan, scheen mi) een roekeloos spel toe, waarvan ik de zedelijke verantwoordelijkheid niet begeerde te draeen. „En hoe zou ik dan, die aan deun ontbonden kamer zoo dikwerf den oorlog had verklaard, thans aaD de oppositie een wapen hebben kunnen verstrekken en den weg hel pen banen tot de herbenoeming van die leden der meer derheid, wier volgzaamheid en vermetelheid beide de door slechte keuzen hoelang zoo meer vervalschte volks vertegenwoordiging in de schatting der natie hebben doen dalen „Daarom nogtans om op de verklaring zelve vaD mijne geëerde ambtgenooten en op de daarin ontwikkelde be ginselen van staatsrecht te komen behoeft het de vraag niet te ziju, of ik, behoudens het praerogatief der kroon, de rechten der staten-generaal al dan niet in den inildsten zin opvat en erken. Men heeft mij in dagen toen het wat meer in had tegenover een machtig bewind, een liberale denkwijze te belijden,men heeft mij reeds onder Willem I, nooit onder de achterblijvers, maar in de rijder voor gangers geteld. En ooit mijne latere geschriften, onder deze, die in 1843 verschenen over de goedkeuring van verbonden en verdragen door de staten-generaal, in 't hij zonder het hoekje over de Russische schuld en dat in den loop der polemiek met den heer Groen van Prinstcrer in 1850 gewisseld over de vraag: Is de koning der Neder landen souverein? kunnen het getuigen, hoe ruim en breed ik steeds de parlementaire bevoegdheid heb ver staan. „Maar al zou ik gewenscht hebben dat het tegenwoor dig kabinet in het rapport dat de ontbinding der tweede kamer tengevolge heeft gehad, in plaats van eenzijdig en nagenoeg uitsluitend op het gebeurde met de uittre ding van den heer Mijer en diens verheffing tot de waar digheid van gouverneur-generaal al den aandrang en klem te leggen, veel meer grieven tot staving der stelsel matige onhandelbaarheid van de leiders dier vertegen woordiging bad doen gelden, heb ik de ontbinding zelve, het dispositief van het gevelde vonnis de motieven in bet midden latende als een onvermijdelijke regeerings- daad, toegejuicht. Niemand hoe radicaal ook, die niet de waarheid der woorden van de proclamatie van 10 October en de klacht beaamt, dat „de gedurige ver wisseling van 's koning» verantwoordelijke raadslieden allengs schadelijk zou worden voor de zedelijke en stof felijke belangen der natie, en dat zij de kracht der regee ring verlamt." „Welnu,wanneer zonder de eendrachtige samenwerking der grondwettige machten, do behartiging der nationale zaak onmogelijk wordt in een tijd, waarin de veroverings zucht van groote mogendheden ons volksbestaan zicht baar belaagt, terwijl de losbandigheid van elkander kruisende factiën onze constitutioneele vrijheid dreigt te vernietigen, zal men ter liefde des vaderlands wél doen, uit de stembus op den 31 October aanstaande andere namen te voorschijn te doen treden, dan die van zulke drijvers en menners van de ontbonden kamer, die met den wrok der gekrenkte eigenliefde in het hart, zich van het Leidsch advies behendig tot vernieuwing van nog felleren strijd, zouden zoeken te bedienen. Het voldongen feit Mijer behoort voortaan blauw blauw gelaten te wor den; zelfs de Arnhemsche courant beseft de gebiedende noodzakelijkheid om zonder uitstel, 's lands heil door bezadigde en kundige mannen te doen bevorderen eu alle persoonlijke veete te smoren. De hoogleeraar G. Diephuis, te Groningen, heeft aan de redactie der Prov. Gron. courant, het volgende schrij ven gericht: „Dat mijn naam niet mede geplaatst is onder het on langs openhaar gemaakt advies van eenige lioogleeraren in de rechten aan onderscheidene inrichtingen voor hooger onderwijs hier te lande, schijnt door sommigen te worden toegeschreven aan eene oorzaak, die niet de ware is. „Ten einde daaromtrent allen twijfel weg te nemen, verklaar ik: dat de onderteekening door mij alleen is geweigerd, omdat ik in mijne betrekking als hoogleeraar in de rechten, maar bijzonder belast met de behandeling van het privaatrecht, niet van het staatsrecht, geene reden vond, om mij in dezen meer dan andere rechtsge leerden geroepen te achten tot het geven van een onge vraagd advies; „dat ik het met den inhoud van het bedoelde stuk,( geheel eens ben en het antwoord mijner ambtgenooten op de daarin behandelde rechtsvraag eene vraag, naar aanleiding van de motie van den heer Keuchenius en hare aanneming door de tweede kamer opgeworpen, maar die, naar het mij voorkomt, daarmede in een zeer twijfelachtig verband staat èn in bet algemeen én met het oog op het feit, dat er aanleiding toe heeft gegeven, geheel in overeenstemming acht met de beginselen van ons staatsrecht." Uit Zierikzee schrijft men ons: „Door de heeren mr. C. van der Lek de Clercq, mr. A. I. F. Egter, mr. J. W. D. van Dongen, dr. F. Keiler mr. P. PauluS en jhr. W. M. H. de Jonge,allen te Zierikzee, zijn de kiezers van het hoofdkiesdistrict Zierikzee, bij advertentie in de dagbladen opgeroepen, ter bijwoning eener vergadering van kiezers op Zaterdag den 20 October, in de concertzaal te Zierikzee, om maatregelen te be ramen tot voorbereiding van de aanstaande verkiezing van een lid voor de 2e kamer der staten generaal. In antwoord hierop hebben een zestal liberale kiezers, de heeren mr. C. J. Fokker, mr. P. van der Meer Mohr, II. A. van IJsseLteijn, J. van der Vliet, R. Koole en D. B. P. Zuurdeeg, in onderling overleg met een rttim aantal kiezers langs denzelfden weg, als hunne meening gemotiveerd te kennen gegeven, dat de liberale kiezers zich niet mogen of knnnen aansluiten aan die kiesver- gadering, en verklaren dat zij zich daaraan onttrekken, en al de liberale kiezers dringend verzoeken, ook die vergadering niet bij te wonen. Die vergadering is op den bepaalden dag gehouden en werd bijgewoond door 40 kiezers. (De liberale kiezers waren niet verschenen). De heer mr. van der Lek de Clercq opende de vergadering met eene toespraak. Onder degenen die het woord gevoerd hebben, behoorden voor namelijk de heeren: jhr. mr. M. J. Schuurbeqne Boeije en jhr. J. L. de Jonge. Er is besloten eene commissie te benoemen tot het voordragen van candidaten als leden dier commissie zijn benoemd de heeren: jhr. mr. M. J. S. Boeije, jhr. J. L. de Jonge, M. Platschorre, J. C. Bal, allen te Zierikzee enL. van Vessem, te Oosterland, om in eene vergadering op Donderdag 25 October tot de keuze van een candidaat over te gaan. De heeren mr. de Clcrcq c.s. die de oproeping hadden gedaan, hadden vooraf verklaard, geen deel dier commissie te willen uitmaken, om allen schijn van partijdigheid te vermijden." Uit 's Ilage meldt men ons „Vooral te Amsterdam wordt veel moeite gedaan om andere leden voor de tweede kamer te doen verkiezen. Men stelt liberalen als Pijnappel en van der Biesen tegenover de aftredende leden, want met conservatieven durft men niet aankomen. En tegenover den veteraan in ons parlement, die door alle partijen als een eerlijk man geacht is, tegenover Godefroi, een gematigd liberaal, proclameert men den officier van justitie Hartogh, om de stemmen van de talrijke israëlitische kiezers te Amsterdam te verdeelen. „Hier ter stede zijn de liberalen na rijp overleg er toe gekomen den luitenant kolonel F. A. T. Delprat en mr. Einants, rechter alhier, tot candidaten te proclameeren. 't Zijn bekwame en eerlijke mannen, eclit Haagsehe namen. Van de andere zijden wordt de hoop echter niet op gegeven, dat de baron van Zuijlen en jhr. de Case mbroot zullen herkozen worden. Uit Amsterdam schrijft men ons: „Met zekerheid kan ik u mededeelen, dat de heer Hartogh, officier van justitie alhier, wiens candidatuur door de kiesvereeniging Amsterdam is geproclameerd, ten einde Godefroi te weren, die candidatuur weigert.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1