MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Donderdag
18 October.
1866,
iVr I i;:i.
Editie van Woensdag avond 8 uren.
middelburg 17 October.
De commissaris'des konings in Zeeland heeft de toe-
onding der exemplaren van 's konings proclamatie aan
de burgemeesters van de volgende circulaire doeu ver
gezeld gaan
„Middelburg, 14 Oetober 1866.
Ik heb de eer aan u te doen toekomen, een genoegzaam
getal exemplaren, in plano gedrukt, van Zr. Ms. procla
matie van den 10 dezer, met verzoek om te willen zorgen
dat dit stuk, overeenkomstig Zr. Ms. verlangen en het
koninklijk besluit van den 10 dezer (Staatsblad no. 165),
ia uwe gemeente op de meest bezochte plaatsen worde
aangeplakt; bestaat de gemeente uit meer dan éen vlek,
dorp of buurt, dan op minstens éene plaats van ieder
derzeiven.
Er zal moeten worden gezorgd dat het stuk niet
tforde afgescheurd of overgeplakt, vóór dat de tijd der
a'gemeene verkiezing voorbij is.
Zijne excellentie de minister van binnenlandsche
*aken verwacht dat de burgemeesters, daar waar het
Pas geeft, niet zullen verzuimen om te wijzen op de
odele gezindheid en op de warme liefde tot zijn volk die
den koning bezielen. Wel verre van op eene bepaalde
keuze aan te dringen, verlangt zijne majesteit slechts
dat eene getrouwe en algemeene opkomst der kiezers
blijk geve van de belangstelling der natie en van hare
gehechtheid aan onze grondwettige instellingen.
DAarvan verwacht de koning blijkbaar de door zijne
majesteit gewenschte verbetering in de samenstelling
der vertegenwoordiging. Zijn koninklijk woord, op deze
ongewone wijze, uit eigen beweging gesproken, is geen
kevel, maar bevat den raad dat ieder zijn plicht doe, gelijk
hij zelf den zijnen.
De regeeiing bedoelt evenmin invloed op de keuze
uit te oefenen. Zij verwacht dat de burgemeesters zich
van onwettige bemoeiing zullen onthouden. Geen ambte-
naar behoort van zijne betrekking misbruik te maken
om op de verkiezingen invloed uit te oefenen, 't zij teD
voordeele of ten nadeele van het gouvernement.
De commissaris des konings in de
provincie Zeeland,
R. W. VAN LIJNDEN."
De circulaire van den commissaris des konings in
Zuid-Holland is nagenoeg in gelijke bewoordingen vervat.
Uit Zuid-Beveland schrijft men ons van 16dezer:
„Gisteren werd, zooals bekend is, het kanaal door ons
eiland voor de scheepvaart toegankelijk gesteld. Reeds
vele schepen zijn er dien dag doorgevaren. De beurt
schippers van Kruiningen en Wemeldinge deden gratis
een pleiziertocht, waaraan velen deelnamen.
„Even als verleden Donderdag getuigden de vele
vlaggen, die alom wapperden, dat men dien lang verbei
den dag met vreugde begroette.
„Heden zijn, onder vele andere vaartuigen, ook de
stoomboot Telegraaf en de stoomvrachtbooten stad Rot
terdam en Amicitia het kanaal gepasseerd.
„Een en ander geeft veel levendigheid."
De kiesvereeniging Gorinchem te Gorinchem heeft
tot candidaten voor het lidmaatschap der tweede kamer
gekozen de heeren W. C. M. Begrara en dr. G. Simons,
en de kiesvereeniging Handel en nijverheid, aldaar de
heeren P. P. van Bosse en mr. J. Capadose.
De kiesvereeniging Vaderland en koning te 's Hage
heeft tot candidalen gesteld de heeren mr. J. P. P. baron
Van Zuylen van Nyevelt en jhr. F. de Casembroot.
Door de kiezersvereeniging Eendracht, te Amersfoort,
2ljn tot candidaten gesteld de heeren mr. H. Verloren
Van Themaat en mr. W. R. Boer.
Door de kiezersvereeniging Bijbel, Vaderland en
Dranje, te Harderwijk, zijn tot candidaten voor het kies
district Arnhem geproclameerd de heeren mr. C. Th.
baron van Lijnden van Sandenburg en jhr. mr. J. W.
van Loon.
Te Gouda heeft de kiezersvereeniging de Grondwet
tot candidaten gekozen de heeren mr. P. P. van Bosse en
jhr. W. T. Gevers Deynoot.
De anti revolutionaire kiezersvereeniging te Arnhem
heeft tot candidaten benoemd, de heeren ror. C. Th. baron
van Lijnden van Sandenburg (oud lid) en jhr. mr. J. W.
vau Loon.
De kiezersvereeuigingen Hunsingo en Grondwettige
vrijheid en vooruitgang, in het kiesdistrict Appingadam,
hebben tot candidaten gekozen de oud-leden dr. R. Wes-
terhoff en J. F. Zijlker.
De kiesvereeniging Vaderland en koning te Alkmaar
heeft tot candidaten gesteld de heeren jhr. mr. C. van
Foreest (oud lid) en mr. E. H. 's Jacob.
Maandag te 12 uren is Z. M. de koning te Amsterdam
aan het Paleis voor volksvlijt aangekomen, waar HD. door
de directie, de leden der hoofdcommissie uit de verschil
lende provinciën en de leden der jury ontvangen en ver
welkomd werd. Z. M. beeft met groote belangstelling de
voornaamste ingezonden voorwerpen in de verschillende
zalen bezichtigd en zich met onderscheidene inzenders
op minzame wijze onderhonden. Voor zijn vertrek heeft
HD. den heer C. Oudshoorn het ridderkruis van den
Nederlandschen Leeuw oveihandigd. Te 2 uren heeft
Z. M. het Paleis voor volksvlijt verlaten.
Dooreenige industriëelen, inzenders ter tentoonstelling
van nationale nijverheid en kunst, is bij deze gelegenheid
aan Z. M. een adres overhandigd, betrekking hebbende
tot de uitspraak van de jury in zake de bekrooningen,
Handelsblad
Ter voorkoming van moeilijkheden verbonden aan
een plotselingen overgang tot het stelsel der regeering,
dat de ramingen, wegens de uitkeering van het 4/5 ge
deelte der opbrengst van de rijksbelasting op het perso
neel, op de gemeentebegrootingen behooren te geschieden
over acht maanden van het dienstjaar, namelijk van
1 Mei tot ultimo December, is bij kouinklijk besluit
bepaald dat op de begrootingen voor 1867, 1868, 1869 en
1870 de ramingen ter zake van de ontvangsten wegens
opcenten op de hoofdsommen der personeele belasting
en wegens het 4/5 der opbrengst van de rijksbelasting
op het personeel, kunnen worden uitgetrokken als volgt:
voor 1867, over het tijdvak van 1 Mei 1867 tot ultimo
Maart 1868; voor 1868, over het tijdvak van 1 April
1868 tot ultimo Februari 1869; voor 1869, over het
tijdvak van 1 Maart 1869 tot ultimo Januari 1870;
voor 1870, over het tijdvak van 1 Februari 1870 tot
ultimo December 1870.
Voor 1871 en vervolgens geschiedt die raming over het
tijdvak van 1 Januari tot ultimo December van elk jaar.
Bij beschikking van den minister van binnenlandsche
zaken van den 15 October 1866, is, met ingang van
1 Januari 1867, opgedragen: de dienst van hoofdinge
nieur van den waterstaat in het 2e district (Friesland)
aan den hoofdingenieur P. J. H. Hayward; de dienst van
hoofdingenieur van den waterstaat in het 7e district
(Limburg) aan den hoofdingenieur J. de Krnyff.
Staatscourant
Ia de Staatscourant van gisteren is opgenomen het
koninklijk besluit van den 5 dezer, houdende nadere
voorschriften omtrent het port der brieven en drukwer
ken, alsmede van de monsters en stalen van koopwaren,
naar aanleiding van art. 21 der wet van 12 April 1850
(Staatsblad no. 15).
Bij Provinciaal blad no. 115 wordt door den commis
saris des konings in deze provincie aan de burgemeesters
der gemeenten in Zeeland mededeeling gedaan van den
inhoud van Zr. Ms. besluit van 20 September jl., no. 55,
houdende algemeene aanwijzing van de wijze, waarop
de wet tot het onschadelijk maken van door den veety-
pbus aangetast of daarvan verdacht vee zal worden
toegepast buiten en binnen de bekende lijn van
afsluiting.
Naar wij vernemen, heeft Z. M. de keizer van Oosten
rijk eenigen tijd geleden aan onzen geachten landgenoot,
mr. P. P. van Bosse, de betrekking van minister van
financiën aangeboden, waarvoor gemelde heer echter
heeft bedankt. Daarop heeft de keizer hem doen verzoe
ken, eenigen tijd te Weenen te komen doorbrengen,
ten einde hem van raad te dienen. Aan die nitnoodiging
heeft de heer van Bosse bereidwillig voldaan. Hij is
thans reeds weder uit Weenen in het vaderland terug
gekeerd. (iY. Rolt. cour.)
Uit Zutfen schrijft men ons onder dagteekening van
14 dezer
„Dezer dagen is hier ter stede eene bijeenkomst gehou
den door eetiige kiezers, welke geen leden zijn van eene
der beide alhier bestaande kiesvereenigingen. Men was
daartoe opgeroepen door den hypotheekbewaarder, den
heer Swaving, wel te onderscheiden van zijn broeder
den kantonrechter alhier, welke laatste een zeer bekwaam
man is. In die bijeenkomst zijn de heide aftredende leden
der tweede kamer niet tot candidaten gesteld. Bij de
eerste stemming verwierf de heer mr. L. Ed. Lenting,
advocaat en lid van den gemeenteraad alhier, de meeste
stemmen, terwijl jhr. van Nispen tot Pannerden, die het
huis te Voorst in de nabijheid van Zutfen bewoont, en
een broeder is van den voormaligen officier van justitie
ten uwent, tot tweeden candidaat werd gekozen. Ware
de zaak hierbij gebleven, dan kon men zich vasthouden
aan een zeker resultaat: dat namelijk sommige kiesge
rechtigden alhier in de bijeenkomst waren ruim 60
aanwezig het voornemen hebben om hunne stem uit
te brengen op eeu paar andere candidaten, dan die welke
door de liberale en zeer invloedrijke kiesvereeniging:
„Redding door bezuiniging" en door de anti-revolutionaire
maar onbeduidende vereeuigiug „Nederlaud en Oranje"
gestemd zullen worden. Men zou dan echter kunnen
vragen: in welk opzicht geven de antecedenten der beide
candidaten reden om te verwachten, dat zij eene andere
politieke geloofsbelijdenis zijn toegedaan dan de heeren
Dam en Dullert?
„Van jhr. van Nispen nu zijn geene politieke antece
denten bekend; hij is lid vau de provinciale staten en
goed catholiek. Ziedaar alles. Wat-de heer Lenting ge-
praesteerd heeft, wettigt in geenen deele het vermoeden,
dat hij, ware hij lid der kamer geweest tijdens de behan
deling der motie Keuehenius,anders gestemd zou hebben
dan de beide vertegenwoordigers van Zutfen gedaan heb
ben. Integendeel, de heer Lenting is een erkend liberaal
man; als lid van den gemeenteraad streeft hij steeds naar
toepassing van de vrijzinnige beginselen, en als schrijver
heeft hij op ondubbelzinnige wijze getuigenis afgelegd
van zijne richting. Men zie slechts den omslag en het
titelblad van het onlangs verschenen eerste deel zijner
„Schets van het Nederlandsche staatsbestuur", waarop
de volgende woorden uit het verslag van de commissie
ter herziening van de grondwet in 1848, als motto zijn
afgedrukt„Wij zijn overtuigd dat, om Nederland en de
grondwettige monarchie te kunnen behouden, onze instel
lingen boven alles eene andere en oneindig grootere
medewerking der burgerij, dan tot dusver, eischen." Eh
waar, in het boek zelf, over de ministerieele verantwoor
delijkheid gehandeld wordt, heet het onder anderen op
bladz. 148„De ministers nemen de verantwoordelijkheid
op zich van elke regeeringshandeling, zoowel die, welke
het uitvloeisel zijn van de besluiten van den ministerraad
als van hun eigen departement, tegenover de staten-
generaal en tegenover den koning. Zij verdedigen het
regeeringsbeleid in alle opzichten en in alle détails.
Deze verantwoordelijkheid is eene staatsrechterlijke, die
misschien niet gemakkelijk voor eene regeling bij de wet
vatbaar is. Worden hunne handelingen en hunne rich
ting door de volksvertegenwoordiging niet goedgekeurd,
zij worden door een votum van wantrouwen begroet," enz.
„Dat de schrijver dezer regels, tevens het hoofd der
vrijmetselarij ter dezer stede, de vrijzinnige beginselen
is toegedaan, wordt dan ook door niemand betwijfeld.
En waarom nu den heer Lenting gesteld tegenover zijne
partijgenooten Dullert en Dam? Toch niet wegens meer-