eens sterk genoeg is om een boek te verzetten, een boek dat misschien minder kracht dan een mostaardzaad heeft. „De student zoekeden omgang niet alleen van hen, die met hem dezelfde wetenschap beoefenen, maar ook van zijne medestudenten in andere faculteiten. Hij slnite zich niet slechts aan hij wie met hem dezelfde denk beelden koesteren, dezelfde richting volgen, maar trekke den kring waarin hij zich beweegt zoo ruim mogelijk, zóo alleen kan bij vrij worden van eenzijdigheid. Hoe treurig zou het zijn, zoo de liberaal alleen met den liberaal, de orthodoxe alleen met den orthodoxe, de zoon van den politieken radicaal alleen met den zoon van den politieken radicaal, de zoon van den behoudsman in Indië alleen met den zoon van den behoudsman in Indië kon omgaan! „Wat wij hier meedeelden van de rede van professor Opzoomer, is er zelfs geen dor geraamte van. Meer dan aan de schoone gedachten, de krachtige uitdrukkingen, de geestige woorden, waaraan die rede zoo rijk was en die telkens daverende toejuichingen van de talrijke toe hoorders uitlokten, ontleende zij in ons oog hare waarde aan den edelen, onbekrompen, hoog-ernstigen geest die haar bezielde. Wij gelooven dan ook, dat allen die haar hoorden, van welke richting of denkwijze ook, hoog met haar zijn ingenomen. Hier sprak slechts de liefde tot het ware, tot het goede en schoone. „Zulk een woord bij den aanvang van den academischen cursus zich te hooren toespreken, kan niet anders dan den heilzaamsten indruk maken op het gemoed der stu denten. Waar het vaandel van den waren vooruitgang zoo krachtig wordt omhoog geheven en zoo waardig wordt verdedigd, waar het excelsior! zoo waarachtig de leus is, daar ontzinkt ons de moed niet bij zooveel dat hem zou kunnen verzwakken. Met den hoogleeraar Opzoomer gelooven wij en verwachten wij zeker, dat aan de zaak van den vooruitgang eens de overwinning is beschoren. Het licht zal eens de duisternis verdrijven. Duurt de strijd lang, schijnt de zege soms ons te zullen ontgaan; geen nood! Zij die gelooven, haasten niet." De Staatscourant van Zondag en Maandag bevat de wetten van 15 September jl., houdende verlenging van den termijn, bepaald bij art. 3 der tusschen Nederland, België, Frankrijk en Groot-Brittanië gesloten overeen komst tot regeling der wetgeving op de suikerbelasting (koninklijk besluit van 19 Julf 1865); die tot verhooging van hoofdstuk VIII der staatsbegrooting voor het dienst jaar 1866; en die houdende aanwijzing van dejmiddelenen inkomsten ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1867 (hoofdstuk 1: middelen en inkomsten in Nederland). lierkiileuWs. De heer E. H. van Leeuwen, predikant te Vreeland, heeft het beroep naar Vlissingen aangenomen. Koloniën. Het algemeen overzicht van het Nieuw Bataviaasch Handelsblad met de jongste landmail aangekomen, luidt als volgt: „Het stoomschip Keinier Claeszen heeft den 24 dezer zeer slechte tijdingen aangebracht van Sumatra, De nauwelijks onderworpen bevolking der Pasumah-landen heeft, zoodra zij zich door de vermindering onzer daar aanwezige krijgsmacht sterk genoeg gevoelde, getracht het juk weder af te schuddenzij heeft geweigerd de van haar gevorderde diensten te verrichten, nieuwe bentings opgeworpen en zich tot een herhaald en hardnekkig verzet voorbereid. De opstand heeft zich zelfs verder uitgebreid; in de Redjaug is eene versterking der onzen door den vijand overvallen, waarbij, naar men zegt, aan onze zijde eenigen gesneuveld zijn. Ook de bevolking der Moesi Oeloe en Moesi Ilir is indien althans de hieromtrent verspreide berichten juist zijn in verzet gekomen, en te Palembang, waar slechts eene zwakke bezetting aanwezig is, was men bij het vertrek van de Keinier Claeszen ver van gerust. Van Batavia zal zoo spoedig mogelijk versterking, naar wij vernemen bestaan de uit twee compagniën, worden gezonden om ons gebied te beveiligen en den strijd tegen de opstande lingen te hervatten. De schuld van het gebeurde wordt, in zekere mate althans, vrij algemeen aan den resident van Palembang P. L. van Bloemen Waanders geweten,.die het doel der expeditie als volkomen bereikt en de bevolking als geheel bevredigd zou hebben voor gesteld. Hoe dit zij, de tegenwoordige toestand eischt spoedige en krachtige voorziening, en wij zijn thans op nieuw in een dier oorlogen gewikkeld, waarvan het einde niet is te voorzien, en waarin de overwinning ten slotte dikwijls meer kost dan zij waard is. „Ook van Borneo's Westkust luiden de berichten niet volkomen gunstig; het werk der bevrediging gaat uiterst langzaam, en steeds blijft gevaar bestaan voor eene nieuwe uitbarsting van den opstand. „Het personeelderEuropeesch-militairemacht, thans in Ned. Indië aanwezig, is noch volledig noch voldoende. De redenen, waarom zoo vele militairen na afloop van hun engagement met paspoort gaan, en waarom het steeds moeilijker wordt hen te vervangen, zijn door verschillende militaire schrijvers, officieren en soldaten uiteengezet, en vorderen de ernstige overweging van allen wie het aangaat. Botere voeding en meer uitspan ning, en vooral een beter gagement na twintigjarigen diensttijd, zijn hoofdvereisebten, indien men goede mili tairen aanwerven en behouden wil. „Van Java valt te berichtendat de koffie-oogst, volgens de staten bij de Javasche courant openbaar gemaakt, voor dit jaar geraamd wordt op bijna gelijke opbrengst als die van het vorige jaar, de suiker-oogst p. m. 150,000 picols hoogerdat het disconto der Javasche bank weder tot 10 pet. is teruggebracht; dat de kamer van koophandel en nijverheid te Batavia een verslag van zeer belangrijken inhoud over 1865 in het licht heeft gegevendat zich te Soerabaya vele cholera gevallen voordoendat de heer II. E. de Vogel, laatst resident van Japara, op zijn verzoek eervol uit 's lands dienst is ontslagen, en in zijne gemelde betrekking ver vangen door den heer P. W. A. van Spall, laatst inspec teur der cultures; eindelijk dat den 16 dezer een monu ment ter eere van den algemeen geachten en beminden menschenvriend, wijlen den roomsch-catholieken pastoor H. van der Grinten, op het kerkhof alhier is ingewijd geworden. „Van Australië meldt men dat in de aanstaande maand October te Meibourne eene tentoonstelling zal plaats hebben van voorwerpen-van nijverheid, en in verband daarmede een wetenschappelijk congres. „In het koninkrijk Corea, ten noorden van China, is eene bloeddorstige vervolging aangevangen tegen de Europeesche inlandsche Christenen. Deze laatsten, onge veer 50,000 in getal, worden gedwongen tot verzaking van hun geloof; negen Fransche geestelijken, waaronder twee bisschoppen, zijn gruwelijk vermoord geworden. Algemeen verwacht men eene krachtige tusschenkomst der Fransche en Engelsche regeering." Rechtszaken. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft heden uitspraak gedaan in het hooger beroep tegen het vonnis der arrondissements rechtbank alhier van den 19 Juli jl., waarbij J. F. de Kaart jr. is schuldig verklaard aan dief stal door een loonbediende ten nadeele van zijn meester en veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan. Het hof heeft den appellant evenzeer aan het hem ten laste gelegde feit schuldig ver klaard en tot dezelfde straf verwezen. J. Zeeveld, oud 32 jaren, herbergier te Vlissingen, be vond zich bij gelegenheid der jongste Dombnrgsche kermis met een boerenwagen te Oostkapelle. In de her berg van G. Kooman bestelde hij een ketel koffie, dien hij met zich op den wagen nam, om hem met zijn gezel schap leeg te drinken. In plaats echter van den koperen ketel en een drietal kommetjes na gemaakt gebruik terug te brengen, hield hij die bij zich en reed er mede voort. Wegens dit feit voor de rechtbank gedagvaard, gaf Zeeveld op dat hij destijds te veel gedronken had, en hij later den ketel heeft willen terug brengen, doch door zijn toenmaligen knecht was verleid om dien ketel maar stillekens te behouden. De opgave van dien knecht, als getuige gehoord, luidde echter anders, want hij ver klaarde dat de beklaagde gezegd heeft, dat hij de koffie duur genoeg had betaald, zoodat hij den ketel wel op den koop kon medenemen.De rechtbank heeft den beklaagde schuldig verklaard aan diefstal door iemand die in eene herberg was opgenomen, gepleegd onder verzachtende omstandigheden, en hem veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf en in de kosten. Op het strand te Domburg waren in de maand Juni 11. een kistje, eene mand en een houten lepel aangespoeld. A. Passenier, timmermansknecht aldaar, nam die goederen weg, hetgeen tengevolge had dat hij door de rechtbank is schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal,gepleegd onder verzachtende omstandigheden, en veroordeeld tot acht dagen gevangenisstraf en in de kosten. A. van der Leije, koopman alhier, is, met aanneming van verzachtende omstandigheden, schuldig verklaard aan eenvoudigen diefstal en veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf en in de kosten. Hij heeft namelijk bij den landbouwer J. Ton te Domburg een schaap geschoren en zonder toestemming van den eigenaar de wol mede genomen. Jaarlijks gewoon zijnde de wol te bespreken, had hij ook nu de wol willen koopende landbouwer wilde ze echter nog niet overlaten. Daar de beklaagde op zijn verzoek een paardenschaar, ten gebruike bij an deren, ontving, scheerde bij het schaap van Ton zonder daarvoor betaling te vorderen. Hij ver wij derde zich echter stillekens met de wol en heeft die verkocht. Later volgGns het openbaar ministerie eerst toen de beklaagde wist dat er proces-verbaal was opgemaakt heeft hij het geld van de verkoop aan den landbouwer willen ter hand stellen, doch heeft deze geweigerd het aan te nemen. Volgens de getuigen bedroeg de hoeveel heid medegenomen wol op een ons na twee pond, ter waarde van 1,55; volgens den beklaagde echter slechts éen pond. De gebruikte paardenschaar heeft hij bij den landbouwer teruggebracht. P. Provoost, arbeider te Domburg, maakte zich den 25 Augustus 11. driftig, toen de 10-jarige JohannesValke- nisse hem op den weg naar Domburg uitschold. In dien drift greep hij een ijzeren hamer en wierp dien naar den knaap, tengevolge waarvan deze aan het hoofd is ver wond. Onder aanneming van verzachtende omstandig heden heeft de rechtbank hem schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van kwetsuren, zonder dat daardoor ziekte of beletsel om te werken is ontstaan, en veroordeeld tot eene geldboete van f 10 en in de kosten. H. J. Vermeer, werkman te Sluis, bevond zich in den avond van den 5 Augustus 11. aldaar in de herberg de Stad Rotterdam, waar hij den tirailleur le klasse J. Eerens met een groot bierglas op het hoofd sloeg en verwondde. Wegens dat feit voor de rechtbank alhier gedagvaard, werd hij schuldig verklaard en veroordeeld tot gevan genisstraf van eene maand en in de kosten. J- J. Carmajool, oud 13, J. L. Mortier en P. J. van Schoor, beide oud 12, J. van Bomaa en J. O. Deïst, beide oud 9, en C. A. van de Putte, oud 12 jaren, namen den 31 Augustus 11. op de Heerenbeurs alhier eene hoeveel heid bergamotperen uit een zak weg, ten nadeele van C. Polderman; van de Putte nam er echter geen weg, maar at er een op die hem door van Schoor werd aange boden. Voor de rechtbank terechtstaande, gaven zij ter verontschuldiging op „dat zij destijds zulk een trekin een peertje hadden." De vijf eersten zijn schuldig verklaard aan eenvou digen diefstal en de laatste aan medeplichtigheid daar aan, door het desbewust helen van het gestolene, gepleegd met oordeel des onderscheids onder verzachtende omstan digheden. De drie eersten zijn veroordeeld tot eene geldboete van f 2, de drie laatsten tot eene geldboete van f 1. Tot gevangenisstraf van een dag en in de kosten zijn door de rechtbank, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, wegens diefstal van oogst op den akker (eenig zaadstroo in den Zwinpolder, gemeente Sint Anna ter Muiden, ten nadeele van L. van Damme, burge meester van Moerkerke) bij afzonderlijke vonnissen veroordeeld: F. H. van Kuik, J. Jansen, J. du Bois, J. Baas, allen arbeiders te Retranchement, en de dochter van laatstgenoemden, Maria Baas, de beide laatsten bij verstek. De veroordeelden hadden zich ter terechtzitting -verontschuldigd met de opgave, dat zij vernomen hadden dat het zaadstroo den volgenden dag toch zou verbrand worden, zoodat zij meenden met het weghalen niets kwaads te doen. J. de Rooij, tolpachter en brouwersknecht te Schoon- dij ke, is vrijgesproken, bij gebrek aan bewijs, van de tegen hem ingebrachte beschuldiging van moedwillige mishan deling van J. Buurman. Gemengde berichten. De algemeene vergadering der Maatschappij tot nut van 't algemeen is thans voor dit jaar definitief uitgesteld, zoodat de eerstvolgende vergadering eerst zal plaats hebben in Augustus 1867. Op den spoorweg van Odessa heeft een groot ongeluk plaats gehad. Vijf dagen geleden vertrok een trein met 90 passagiers des nachts van een station naar Odessa; vijf minuten later werd van hetzelfde station een goede rentrein in dezelfde richting gedirigeerd. De passagiers- trein hield op het volgende station halt. Ten gevolge van een dikken mist en gebrek aan signalen stoomde de goederentrein in volle vaart op den passagierstrein in, met het ongelukkig gevolg, dat van de reizigers 3e klasse 19 gedood en 46 gewond werden, van welke laatsten reeds 26 zijn overleden. De locomotief, de wagens en het platteform werden verbrijzeld; de achterste wielen van den laatsten goederenwagen bleven aan den schoor steen van den locomotief van den passagierstrein hangen. De verwondingen zijn verschrikkelijk. Deze spoorlijn was eerst vóór acht dagen aan de Russische regeering opgeleverd. Van de medeplichtigen van Karakasoff, die den bekenden aanslag op het leven van den czaar van Rus land heeft gedaan, zijn 34 tot den dood veroordeeld en 15 naar Siberië verbannen. Onder de eersten bevindt

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2