R
Dinsdag
fötmtenlattö.
9 October.
Editie van Maandag avond 8 uren.
De Griffier der Staten van Zeeland,
Brengt bij deze ter kennis van belanghebbenden, dat
tij den drukker van het gewestelijk bestuur U. F. Auer
te Middelburg, tegen betaling der kosten, algemeen ver
krijgbaar zijn gesteld:
1. De reken ing en verantwoording wegens deenkei
Provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven van
Zeeland over de dienst 1864, goedgekeurd bij koninklijk
besluit van den 10 September 1866, no. 72.
2. De begrooti ng der enkel provincial een huishou
delijke inkomsten en uitgaven van Zeeland voor de dienst
1867, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 6 Sep
tember 1866, no. 63.
Middelburg, den 6 October 1866.
De griffier der staten voornoemd,
S. VAN DER SWALME.
"BS
middelburg 8 October.
Het kanaal door Zuid-Beveland zal Donderdag 11 dezer,
des namiddags tel uur, door den minister van binnenland-
sche zaken feestelijk geopend worden, in tegenwoor
digheid der overige ministers, voor .zoover deze niet
Verhinderd zijn, en van andere autoriteiten. Na den
afloop der plechtigheid wordt genoemde minister te
Middelburg verwacht.
Naar wij vernemen zal door de Middelburgsche maat
schappij van stoomvaart, indien daartoe vergunning
wordt verleend, gelegenheid worden gegeven Donder
dag a. met een harer booten een reis naar Wemeldinge
te doen.
Op Maandag 15 October zal het kanaal voor de scheep
vaart worden opengesteld.
Men schrijft ons uit 'sGravenhage, 7 October
„Den Hen zal het nieuwe kanaal door Zuid-Beveland
wordgn geopend. De Staatscourant van heden deelt dit
mede. Wat het offieieele blad er niet bijvoegt, is, dat de
minister van binnenlandsche zaken verlof heeft verkregen
om met het koninklijkstoomjachtdeLeeuwMiddelburg te
komen bezoeken. De verdedigers van „de prerogatieven
der kroon" trachten dat hen zooveel mogelijk luister
omstrale. De spoorweg Deventer—Zwolle en VenloHel
mond zijn zonder ostentatie geopend. Zou de heer
Heemskerk niet eenig doel hebben met deze Zeeuwsche
reis? Ik herinner alleen, dat a 11 e Zeeuwsche afgevaar
digden de motie Ketichenius hebben gesteund en ik
schrijf dit niet losweg. Ook de minister van marine zal
de opening bijwonen. Vele autoriteiten zijn genoodigd
en er zal, naar ik hoor, een déjeuner plaats hebben.
„Onze stad is tot nader order rustig. Zal het verzoek
van den beer Groen aan commissarissen van het Dagblad
baten, om „geene serenades of charivari's te organiseeren,
met speeches aan de saamgeschoolde liên?" Reeds kon
digt men optochten en serenades aan tegen'skonings
terugkomst alhier. Het werkvolk van de fabriek van
Sterkman en van Coeverden (de firmant Hotz is ziek)
zal wel vooropgaan, als er weder iets gebeurt. Alle rustige
burgers keuren standjes af; maar wij zijn niet aan het
einde van het maken van misbruik van 'skonings naam.
„Volgens de Heldersche courant wordt het Dagblad
in geheel Noord-Holland gratis verspreid.
„Den heer Thorbeeke zag ik heden in het Bosch wan
delen. Hij zou wel doen, zoo hij, die afwezig was, zich
over het ministerieel manifest van 2 dezer verklaarde.
„Hier ter stede verspreiden de ministerieelen eiken
dag, dat een nader manifest van Z. M. den koning te
Wachten is. Nu eens zal het uitkomen bij Zr. Ms. bezoek
te Amsterdam van de tentoonstelling van nijverheid,
dan weder zal graaf van Znylen Dinsdag naar het Loo
verdekken, ten einde dat stuk te halen. Ik zou u dit
niet mededeelen, zoo het niet in alle kringen besproken
Werd en ook de heer Groen er zich in zijne vliegende
blaadjes niet ernstig mede bezig hield."
De woorden waarop in bovenstaand schrijven gedoeld
wordt, luiden aldus:
„Agitatie (opruiing).
„Uit de felheid der artikelen van 28 en 29 September,
zou men moeten opmaken dat het Dagblad van 's Graven-
hage, in naam van Oranje, de kiezers en het volk achter
de kiezers wil opruien tegen allen, die voor de motie
Keuchenius hebben gestemd.
„Ik veroorloof mij den wensch te uiten, dat door de
hooggeachte staatslieden, die gerekend worden invloed
te hebben op de redactie, zon mogelijk, dergelijke onge
oorloofde en hoogst gevaarlijke tactiek worde gestuit.
Liefst ook geen organiseeren van serenades (of chari-
varis) met speeches aan de saamgeschoolde liên."
Verder schrijft de heer Groen:
„Van de liefde voor het huis van Oranje kan, in
oogenblikken van spanning, schromelijk misbruik wor
den gemaakt.
„Vooral wanneer daarbij, en ter goeder trouw, een
beroep op de heilige schrift en op de protestantsche
suprematie van vroeger dagen geschiedt.
„Het Dagblad van 's Gravenhago ook van heden
(3 October) dringt aan op eene koninklijke toespraak.
Wij vertrouwen dat het ministerie niet tot dit uiterste
van vermetele lichtvaardigheid zal worden gebracht."
Naar wij vernemen, is de minister van buitenlandsche
zaken, graaf van Zuylen, eergisteren uit de residentie
naar het Loo vertrokken. Nieuwe Bolt. cour.)
Uit Utrecht schrijft men dd. 4 October
„De redevoering, waarmede professor Opzoomer heden
middag te 2 uren in het groot auditorium derhoogeschool
zijne academische lessen opende, behandelde ditmaal
geen onderwerp van algemeenen aard, gelijk de hoog
leeraar er zoo dikwijls bij eene dergelijke gelegenheid
ontwikkeld heeft, maar was een woord tot de studenten
over hunne groote voorrechten en hooge roeping, een
woord tot opwekking om die voorrechten te waardeeren
en aan die roeping te beantwoorden, zóo krachtig, zóo
uit het hart gevloeid, zóo welsprekend en bezielend, dat
wij het geluk der academische jongelingschap niet ge
noeg kunnen roemen, die op deze wijze geleid en geholpen
wordt in haar streven naar het ideale. In onzen tijd,
waarin aan den eenen kant partijzucht en blisde gehecht
heid aan eigen meeningen de geesten zoo prozaïsch en
de harten zoo koud maakt, en waarin aan de andere zijde
de critiek, zoo uitstekend en met zulke gelukkige ge
volgen door velen in allerlei richting beoefend, toch soms
een invloed uitoefent die schadelijk dreigt te worden voor
de warmte van het gemoedsleven en voor de waarachtige
geestdrift voor het goddelijke, in onzen tijd doet het
goed, eene stem te hooren als die heden in het auditorium
weerklonk. Het ligt niet in onze bedoeling, een geregeld
verslag van het gesprokene te leveren. Waar het geen
mededeeling van weinig bekende feiten en geen nieuwe
beschouwingen gold, zouden wij vreezen op al te gebrek
kige wijze onzen lezers een denkbeeld te geven van wat
op de hoorders van professor Opzoomer zulk een mach
tigen indruk maakte. Wie zal door beschrijving met
woorden alleen de waarde van een schoon muziekstuk
doen gevoelen aan wie het zelf niet hoorde? Wie zal de
liefelijkheid eener opgaande zon verklaren aan wie ze zelf
nooit aanschouwde?
„De hoogleeraar begon met te wijzen op den jaminer-
vollen zomer die achter ons ligt. Ziekte had menschen
en vee op vreeselijke wijze geteisterd buiten onze gren
zen had een oorlog zijne gruwelen verspreid die ook
onder ons zijne treurige gevolgen had doen gevoelen.
Maar die rampen hadden den goeden geest, die de stu
denten bezielt, treffend doen uitkomen. Menigeen onder
hen had zich bereidwillig aan gevaar blootgesteld om
het lijden van den medemensch te verzachten, en de
liefde tot het vaderland had velen de handen doen ineen
slaan, om door verhoogde weerbaarheid onze vrijheid te
waarborgen. Met edele geestdrift hadden de studenten
gehoor gegeven aan de roepstem van hun hart, waardige
zonen van Minerva, die niet slechts de godin der weten
schap is, maar ook de godin van den door kennis be
stuurden wapenhandel.
„Het is een schoon streven, door de algemeene weer-
baarheid der inwoners de kracht van den staat te beves-
tegen en te verhoogen. Staande legers zijn vaak veel
meer een middel om de vrijheid te onderdrukken dan om
ze te beschermen. Maar hoog staat het volk waar ieder,
als de vrijheid en zelfstandigheid van het vaderland
bedreigd worden, gereed is tot den strijd, en blijmoedig
den akker of de werkplaats, het kantoor of de gehoorzaal
verlaat, om zijne hoogste belangen te verdedigen, verlan
gende naar de overwinning, maar nog veel meer verlan
gende om na de zege den vrede hersteld te zien en naar
den akker of de werkplaats, het kantoor of de gehoorzaal
weer te keeren. In het streven naar zulk een toestand is
Engeland voorgegaan, en alle volken van Europa moeten
volgen. Dat in ons vaderland de Utrechtsche studenten
hierin de eersten zijn geweest, strekt hun tot groote eer.
„Ja, Holland, al heeft het veel dat verkeerd is en afkeu
ring verdient, nolland is waard dat wij het liefhebben,
om de vrijheid die het ons schenkt, om de vele onweer
staanbare voorrechten die het ons doet genieten.
„Wie zich aan een universiteit vormen, moeten niet
alleen studeeren dat kan men ook daarbuiten doen
maar student zijn. Die roeping, die de vorming en be
schaving van den geest in den wijdsten omvang omvat,
werd door den redenaar op uitnemende wijze geschetst.
Niet de ontwikkeling van het verstand alleen, maar ook
van het hart en van het karakter, de vorming tot zelf
standigheid, de verwijdering van alle eenzijdigheid, het
verkrijgen van een ruimen, onbekrompen blik op menschen
en toestanden, ziedaar wat den waren student kenmerkt,
en wat alleen aan een universiteit mogelijk is. Daartoe
kan ook die kleine maatschappij, door het studenten-korps
met zijn onmiskenbaren esprit de corps in de groote maat
schappij gevormd, krachtig bijdragen. De student is
naijverig op zijne privilegies, op zijne eer, op de eer van
allen wie tot zijn korps behooren. Die karaktertrek is
hoog te waardeeren, doch doen hem tevens streven om
alles uit zich en-uit zijn kring te verwijderen wat die
eer zou kunnen bezoedelen.
„De naam universiteit duidt eene inrichting aan, waar
niet slechts de verschillende wetenschappen naast elkan
der beoefend worden, maar alle elkander met haar licht
bestralen; waar de student niet éene wetenschap, maar
de wetenschap beoefent. Het voorrecht van zich aan zulk
eene inrichting te kunnen vormen, toone de student
zich waardig, ook omdat hij geen voedsel geve aan de
pogingen vau hen, die de universiteiten door faculteits-
scholeu willen vervangen, en die wellicht de medische
faculteit mot die der natuurkundige wetenschappen in
de hoofdstad des rijks, de juridische te Leiden, de
theologische te Utrecht zouden wenschen gevestigd
te zien.
„Groot zijn de voorrechten van den student aan de
universiteit. Daar zijn allen gelijk, éen broederband ver-
eenigt er allen. De student heeft het privilegie, van
alleen met zijne pairs om te gaan. Jammerlijk werd het
wezen der studentenmaatschappij miskend, toen deze
zich vóór ruim elf jaren in twee partijen splitste, waarvan
de eene zich de aristocratische en de andere de demo
cratische noemde. En naast die gelijkheid en broeder
schap geniet de student in hooge mate vrijheid. Wat hij
is, is hij bij de gratie Gods; en minder dan koningen
heeft hij gevaar te worden weggejaagd. Hij behoeft niet
na te spreken wat zijne onderwijzers hem leerendeze
zijn slechts zijne raadgevers, zijne leidslieden, maar hij
is tot zelfstandig onderzoek geroepen. Hij heeft geene
leermeesters maar professoren, die hem professie doen
van het hoogste dat in hen leeft, van hunne beste
gedachten. Hij mag onbeschroomd over alles zijn oordeel
uitspreken, alles binnen den kring van zijn onderzoek
trekken. Aan zijne zucht naar het ideale kan hij ruim
schoots voldoen. Is er iets schandelijkere dan dat een
student, tot de ruimste ontwikkeling des geestes geroe
pen, zich verbindt om deze of die boeken niet te lezen,
dezen of dien leeraar niet te hooren Ilij mocht misschien
in zijn allerheiligst geloof geschokt worden, zegt men.
Maar Jezus sprak van een geloof, kleiner dan een mos
taardzaad en toch in staat om bergen te verzetten. Welk
een microscopisch geloof moet het dan wel zijn, dat niet