MIDDEL
OURANT.
V' 152.
Dinsdag
1866.
25 September.
Editie van Maandag avond 8 uren.
middelburg 34 September.
In de 16e algeineene vergadering van de broederschap
van candidaat notarissen, welke heden alhier gehouden
ts, werd bepaald dat de volgende algeureene vergadering
te Leeuwarden zal gehouden worden.
De Staatscourant van Zondag en Maandag bevat de
wet van den 15 Septemberjl., tot onschadelijkmaking
van door den veetyphus aangetast en daarvan verdacht
vee.
Uit Zuid-Bevelaud schrijft men ons:
„Na eerre worsteling van vele jaren snort eindelijk de
locomotief over den in aanleg zijnden spoorweg op ons
eiland. Met het leggen der spoorstaven is men van Goes
tot aan het kanaal genaderd. Het zal nog wel eenigen
tijd duren eer de Zeenwsche archipel door een spoorweg
aan het vaste land verbonden is. Ge kent de vele bezwa
ren daaraan verbonden, en weet boe langzaam het óp
Znid-Beveland gaat. Men wordt al wachtende grijs. Maar
Waarom ook in Zeeland zoo laat begonnen, waar de aan
leg uit den aard der zaak wel het langst moest duren?
„Ofschoon men stellig had gedacht dat het kanaal in
deze week zon geopend worden, gaat zij echter zonder-
die opening voorbij. De reden daarvan kan ik niet op
geven. Men denkt nog dat het in de volgende week
gebeuren zal, doch ik geloof het niet vóór dat het in de
Staatscourant staat. Gij herinnert n dat het Dagblad van
Zuid-Holland en 's Gravenhage gemeld heeft, dat die
opening op I September 11. zou plaats hebben. Naar aan
leiding daarvan zijn er te Wemeldinge vóór de schutsluis
vaartuigen geweest om het kanaal te doorvaren, hetgeen
natuurlijk niet kou worden toegestaan.
„In de vorige week deed de heer Simon o. a. met de
twee Belgische ingenieurs, die deel uitmaken van de
commissie tot onderzoek naar de oude grieven tegen de
afdamming van de Ooster-Schelde, een tochtje door het
kanaal. Hoewel dit in geen dadelijk verband met hunne
zending staat, is het echter duidelijk dat het aanleiding
zal geven dat deze er in 't vervolg een woordje over
zullen kunnen meepraten.
„Nu ik u toch weer over hot kanaal spreek, moet ik
u mededeelen dat het plan tot het bouwen van eene
bijslnis te Hansweert dezer dagen weer op nieuw ter
sprake is gekomen. Ik schreef u daarvan reeds in 1863.
Toen zijn daarvoor eenige gronden en huizen onteigend,
waar het bij gebleven is. Met de eigenaren waarmede
men destijds, wegens hunne booge eischengeene
overeenkomst treffen kon, zijn dezer dagen weder onder
handelingen aangeknoopt. Ze hebben nu tijd gehad om
hunne rekening óens over te maken, en toch geloof ik
niet dat ze thans minder vragen. Het plan tot bet bouwen
dier sluis zal meer dan waarschijnlijk doorgaan. Die sluis
en schutkolk moeten even lang als die van het kanaal,
maar de helft smaller zijn. Nog is dus het einde niet."
Men schrijft ons uit 's Graveuhage
„Zonderlinger toestand dan onze politieke atmosfeer
laat zich raoeielijk denken. Het ministerie Mijer heeft
zijn leider verloren. Reeds voor dien tijd erkenden de
organen van de regeering dat het kabinet geene meerder
heid in de tweede kamer heeft. Daarbij komt nu de be
noeming van den heer Mijer tot gouverneur-generaal.
Zaterdag, tot 3 uren, verklaart die heer, als minister, tal
van gewichtige belangen te zullen overwegen, onder
zoeken en afdoen; Zondag is hij afgetreden en Maandag
ziet men zijn opvolger, de heer N. Trakranen, pas eenige
weken lid van den raad van state, bij de opening der
zitting in volle ministerieel eostuum. Iedereen wist sedert
lang dat de heer Mijer gouverneur-generaal zou of wilde
worden. Maar men verwachtte dat hij althans eene suiker
regeling, zijn voorstel tot uitgifte van woeste gronden
en misschien de traetemenfs-veihooging der hoofden en
afschaffing der gedwongene diensten ten behoeve van die
hoofden als joyeuse entrée zou medebrengen.
„De beer Trakranen is weinig bekend. Hij is nog niet
lang uitlndiëternggekoerd. Nu is het een voordeel zonder
antecedenten op politiek terrein te zijn. Maar wie hem
op Java als chef der factory kende, noemt hem een con
servatief man, die nooit verder kwam dan Batavia en
gewoon aan den administratie ven sleur over verkoop van
koffie en suiker. Hervormingen in Indië worden van hem
door niemand verwacht, hoe noodzakelijk die zijn mochten.
„Zal het ministerie, met zulk een collega, dan niet zeer
spoedig moeten wijken? zullen uwe lezers vrageri.
„Ik antwoord, neen,tenzij er onvoorziene gebeurtenissen
volgen. De liberale partij is overmachtig, wat het stem-
mental betreft, maar zeer verdeeld en bepaald ten opzichte
van de koloniale quaestie. Tborbecke heeft niet. meer den
drom vrienden en volgelingen van vroeger. En niemand
kan hem tot heden vervangen. Stond morgen in de tweede
kamer een man, die genoeg prestige oefende om de ver-
brokene krachten van de liberalen, ah partij, rondom zich
te scharen, wees verzekerd dat dit kabinet spoedig zou
aftreden, nu het den behendigen beer Mijer mist. Wie
is toch nu het politieke hoofd? Dat is ruoeielijk te
zeggen. De heer Mijer was de man om nog een tijd zeker
gezag te voeren. Slim, welbespraakt, geestig en altijd
beleefd, zelfs bij den heetsten strijd, hecht hij ook niet
genoeg aan zij ne beginselen om niet, althans tijdelijk,
voort te roeien. Zijn ijver om de landvoogdij meester te
worden, zou het kabinet doodelijk treffen, waren de libe
ralen in staat op te treden.
„Gij zult die schets van den toestand hoofdschuddend
en met zeker gevoel vau wrevel ontvangen; dat weet ik,
en met weerzin schrijf ik u een en ander. Maar het is mij
te doen om u den staat van zaken naar waarheid mede
te deelen, a) is die waarheid bitter en onaangenaam.
„De heer Tborbecke bevindt zich te Dresden, daar de
moeder van zijne echtgenoote ongesteld is.
„Ik sprak u straks van de opening der zitting. De
Nieuwe Rotterdamschc courant heeft een zeer belang
wekkend, maar wat gekleurd verhaal van een oploop
gegeven, die Maandag jl. plaats had. De stoet voor de
opening der zitting nam een weg, wegens het ontstaan
van de Gravestraat, eenigszins anders dan gewoonlijk.
Men beeft nu goedgevonden de straten al vroegtijdig
zoozeer door cavalerie af te zetten, dat alle circulatie na
12 uren belemmerd wss, tot groote ergernis van velen en
Vooral van de massa, die in den regel eerst den koning
ziet afrijden en dan naar het paleis terugkeeren. Velen
waren daardoor boos op de troepen. Toen zij af
marcheerden, ontstond een zoo hevig gedrang, dat een
jong officier, anders van zeer zachtzinnig karakter, geen
orde in zijn peleton kon houden. Zelf opgedrongen, maakte
hij te vergeefs met zijn degen allerlei evolutiën en wondde
ten slotte een man. Nu was de menigte woedend en toen
de officier uit de kazerne naar de Witte sociëteit ging,
werd hij uitgescholden en wierp men meteen paarsteenen.
Hij trad de sociëteit binnen en nu kwamen daar de
bonderden bijeen, die van den optocht huiswaarts keerden.
Als onze Hagenaars „den prins" of den koning zien,
nemen zij ter zijner eere een slokje, en zoo kwam het dat
de menigte, opgewonden en in kwaden luim, bleef staan
schelden. De oificier had zich inmiddels langs den
anderen uitgang van de sociëteit verwijderd en toen de
steeds aangroeiende massa dit vernam, wierp zij, wat zij
voor de banden had, in de glazen van de sociëteit, eenige
stoelen en tafeltjes en' wat steenen. Inmiddels kwamen
de politie, eenige troepen en al onze autoriteiten aan
snellen, die toch dien dag in beweging waren. Eene
charge van eenige cavaleristen en een stortbui Waren
voldoende het plein te zuiveren. Een man is gearresteerd.
Des avonds waren er tal van menscben op de heen, maar
behalve een paar agenten voor de deur van de sociëteit
was er geen spoor van het gebeurde te vinden.
„De Witte sociëteit, die de muziek in het Bosch en
menige illuminatie geeft, is toch anders zeer populair.
De geheele zaak was dan ook meer een standje, dan dat
zij den naam van „ongeregeldheden" verdient. Het
Dagblad, dat anders zoo uitvoerig is over al wat hier
plaats heeft, noch do Nieuwsbode, bebbeu er beteekenis
aan gehecht.
„Een artikel in het Dagblad, waarin der eerste kamer
werd gezegd, dat zij de Indische begrooting niet begreep
en den minister van koloniën daarom inlichtingen over
de gevolgen van het amendement van Heukelom heeft
gevraagd, is door een der Zteuwscho afgevaardigden, den
heer Fransen van de Putte, eene „infamie" genoemd. Die
uitspraak acht ik wat kras. Het blad heeft wel erger
geschreven en andere bladen voeren ook wel eens scher
pen toon. De heer Mijer verklaarde dat hij in geen geval
voor dat artikel aansprakelijk was, want hij zou geen
betoog geïnspireerd hebben, dat tot conclusie had, dat
dit ministerie niet kan regeeren. Dat geloof ik zeer
gaarne. Maar of onze minister van financiën geene rela
tiën met het blad heeft, is eene andere quaestie. Eeno
week geleden sprak graaf Schimmelpenninck den redac
teur op eene publieke plaats aan, toen hij op den tram-
way stond. Misschien was liet om den heer Lion te
feliciteeren met de benoeming van ridder van de Stanis-
las-orde van Iiusland. Maar dit feit duidt dan toch zeer
goede relatiën aan.
„Men begint nu een weinig over den gezondheidstoe
stand alhier te praten. De gemeentebegrooting wijst
eene som aan voor nieuwe riolen te Sclieveningen. Het
geheele rioolstelsel zal een punt van behandeling worden
en de raad zal daartoe eene commissie buiten haar
midden ter voorlichting benoemen. Aan de andere zijde
hebben de afdeelingen der Maatschappij van bouwkunst
en van fabriek- en handwerknijverheid besloten geza
menlijk eene commissie van bouwkundigen, genees
kundigen en industrieelen samen te stellen, ten einde
de middelen na te gaan, die strekken kunnen om den
gezondheidstoestand alhier te verbeteren. De cholera
neemt langzamerhand af."
De heeren van Uyttenhooven en Motké zoo schrijft
men ons uit 's Hage zijn naar Brtissel vertrokken, ten
einde de eindproefneiningen van het rendement van de
suiker bij te wodou en eene internationale regeling vast
te stellen.
Van wege bet ministerie van oorlog is, volgens de
Nieuwe Rotterdamsehe courant, bij de militaire genie te
's Ilertogenbosch aanschrijving ontvangen, om te onder
zoeken en op te geven, hoeveel water de groote sluis te
Crevecoeur per minuut kan afvoereu en hoeveel water
de blauwe sluis te Gewande per minuut kan binnen
voeren, ten einde daaruit nauwkeurig op te maken
hoeveel tijd er noodig zou zijn om de stad te kunnen
inundeeren.
De dagelijkscho berichten betreffende de cholera zullen
voortaan niet meer in de Staatscourant worden mede
gedeeld, daar die ziekte bijna overal heeft opgehouden
epidemisch te heerschen en zich slechts hier en daar
sporadische gevallen voordoen. Met de gewone weke-
lijksche opgaven zal worden voortgegaan.
{Staatscour
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd door den koning groot-hertog
tot kommandeur der orde van de Eikenkroon, de gene
raal majoor P. A. C. van Wickevoort Crommelin, bevel
hebber der militaire afdeeling; tot officier dier orde, de
luitenant-kolonel G.K.C. Wildeman, van het le regiment
dragonders; en tot ridder dier orde, de heerR. Mijsbeig,
kapitein der schutterij te Utrecht, de officier van gezond
heid le kl. dr. J. van Breda Kolff, van het reg. veld artil
lerie, en de kapitein C. F. E. de Jacquier de Loinfret,
van het le reg. infanterie.
Benoemd tot ridders der orde van den Nederlandschen
leeuw, de kolonel W.K. J. baron ^an Dedem, kominandant
van het 2eregiment dragonders; de kolonel G.V. W. baron
van Homert tot Dingshof, inspectonr der le fortificatie-
inspectie, en rnr. II. P. van Karnebeek, referendaris bij
het departement van oorlog.
leger. Benoemd bij liet personeel van den genees
kundigen dienst in Oost Indië tot officier van gezondheid
3e klasse, de kweekeling bij 's rijks kweekschool voor
militaire geneeskundigen W. Wijers.