MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N° 151.
Zondag
1866.
23 September.
fiHnttcnlcmlö.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
aanbesteding.
Op Vrijdag, den 5 October 1866, des voormiddags ten
10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commis-
8®ris des konings iu de provincie Zeeland, of, bij zijne
afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde
'laten, en iu bijzijn van den hoofdingenieur van den
Waterstaat, in het 11de district, aan bet lokaal van het
provinciaal bestuur te Middelburg, worden aanbesteed
Het doen van eenige herstellingen aan de
klinkerbestrating van's rijks grooten weg
der 1ste klasse no. 3, op Zuid-Beveland.
Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele
inschrijving.
Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het minis
terie van binnenlandsche zaken, aan .dat van het provin
ciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts
op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te beko
men bij den boekbandelaar M. Nijboff, Raamstraat no. 49
te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst in de
voornaamste gemeenten des rijks.
Zullende den 7en en 4en dag vóór de besteding de
noodige aanwijzing in loco worden gedaanvoorts zijn
nadere inlichtingen te bekomen bij den hoofdingenieur
van den waterstaat te Middelburg, en bij den dienstdoen-
den ingenieur te Goes.
's Gravenhage, 8 September 1866.
Van wege den minister,
De secretaris generaal,
J. SCHRÖDER.
Middelburg 22 September.
In de zitting der tweede kamer van heden heeft de
minister van financiën, bij de indiening der staats-
begrooting voor 1867, volgens gewoonte een expoiée
Scgeven van den geldelijken toestand des lands.
De minister houdt ook nu zijn vroeger geuite opinie
vol omtrent de ernstige zorg die de staat der financiën
vordert. Met inbegrip der voor de maatschappij tot
exploitatie van staatsspoorwegen aangevraagde som van
2,500,000, zou het tekort van 1866 tot 4 millioen klim
men. Dit beeft den minister weerhouden de sedert 7 Mei
gestaakte buitengewone amortisatie voort te zetten.
Bij de begrooting voor 1867 wordt wel in al deeischen
van den dienst en voor de verdediging des lands voor
zien, en zijn ook sommen voor „geregelde" voortzetting
van den aanleg der spoorwegen uitgetrokken, maar noch
voor uitgaven ten behoeve der staatsspoorwegen boven
de bij de wet bepaalde som van 10 millioen, noch voor
buitengewone amortisatie, wordeD sommen daarop
aangewezen. Ook aan vermindering van lasten kan dus
niet worden gedacht.
Hoogstwaarschijnlijk zal zelfs tot bestrijding der be
hoeften in 1868 naar buitengewone middelen moeten
worden omgezien.
De minister treedt in uitvoerige becijferingen, waaruit
o. a. blijkt dat de koloniale baten over 1865 nog eenigs-
zins boven het aangegeven cijfer zullen klimmen, en dat
de uitgaven beneden het aanvankelijk opgegeven bedrag
zullen blijven, alsmede dat de belastingen over de 8
eerste maanden van dit jaar de raming met 1,500,000
zullen overtreffen. Een en ander leidt tot de gevolgtrek
king dat er eigenlijk toch nog een overschot zal zijn van
ƒ4,355,530, bijaldien de nog overige ƒ6,550,000 op de
begrooting over 1866, tot buitengewone amortisatie be-
Btemd, aan hunne bestemming onttrokken worden. Dit
overschot wenscht de minister echter voor den dienst
van 1868 te reserveeren.
De middelen zijn geraamd op 98,577,234.
De uitgaven voor 1866 tot een bedrag van ƒ110,249,094
uitgetrokken, zijn thans op ƒ96,805,862.62 gesteld.
Om tot eene zuivere vergelijking te komen trekt de
minister daarvan af:
a. De som, uitgetrokken voor den verderen aanleg der
spoorwegen10,000,000,00
i. Die voor de waterwegen van Am
sterdam en Rotterdam 1,390,000.00
c. Het geheel bedrag van hoofdstuk
Vila betreffende de nationale schuld, ad 28,842,877.00
d. De uitkeering aan gemeenten van
haar aandeel in de opbrengst der rijks
belasting op het personeel6,490,000.00
e. Het geheel bedrag van hoofdstuklX
betreffende het departement van kolo
niën, omdat ook dit hoofdstuk, na de
groote wijzigingen, die h et heeft on
dergaan, niet wel in vergelijking kan
gebracht worden2,347,829.41
49,070,706.41
Dit van de bovengenoemde ƒ96,805,862.62 aftrekkende,
blijft voor de overige uitgaven 47,735,156.21.
Tegen deze uitgaven kan men die voor 1866 tot een
bedrag van 44,993,703,95 overstellen. Er is dus voor de
gewone behoeften eene verhooging van ƒ2,741,452,26.
Hieronder komen voor: kosten tot beteu
geling der veeziekte200,000
ld. voortzetting droogmaking van de plas
sen beoosten Rotterdam, meer dan ten vorige
jare
35,000
Voor de verschillende takken van het
onderwijs, meer als voren155,000
Wegens nitgaven in het belang van nijver
heid en landbouw, meer als voren 50,000
Voor materieel en personeel der zeemagt,
meer als voren2,165,000
Wegens vermeerdering van staatsuitgaven,
voortvloeiende uit de afschaffing van de
plaatselijke accijnsen en de toeneming van
bet getal der beetwortel-suikerfabrieken,
meer als voren20,000
Voor aankoop van houtgeest, bestemd tot
vermenging van accijns-vrij gedistilleerd, 19,200
Voor verhooging der bureaukosten van
ontvangers der middelen, tegenover storting
in 's rijks kas van leges, vroeger door hen
genoten; eene mitsdien slechts schijnbare
vermeerdering van17,800
Tot verdere uitbreiding en verbetering
van het postwezen, meer dan ten vorigen jare. 38,000
Tot vermeerdering en betere oefening der
strijdkrachten,144,000
Voor pensioenen meer dan ten vorigenjare 20,000
Deze posten bedragen alzoo te zamen 2,864,000
Met aandachtige zorg zal de minister de werking en
den invloed der belastingwetten gadeslaan, pm daarna
te overwegen of en in hoe ver, nadere herziening, wij
ziging of vervanging van bestaande belastingen raad
zaam en noodig zij.
Voor het oogenblik zou het niet voorzichtig zijn tot
eenige wijziging over te gaan.
Ten slotte zegt de minister dat bij behoud van rust en
vrede, ook buiten ons vaderland, men vernieuwden bloei
van handelen nijverheid, en vermeerderingderalgemeene
welvaart mag verwachten, die ook op 's lands finantiën een'
weldadigen invloed zal kunnen hebben en, gepaard met
eene gewensebte ontwikkeling der hulpbronnen onzer
Oost-Indische bezittingen, ons de middelen zal verze
keren tot instandhouding onzer staathuishouding en
bevordering der zedelijke en stoffelijke belangen des volks.
Het Provinciaal blad no. 108 bevat de volgende
circulaire van den minister van binnenlandsche zaken,
dd. 14 dezer, gericht aan den commissaris des konings
in deze provincie en door dezen aan burgemeester en
wethouders der verschillende gemeenten medegedeeld:
„Gelijk Uhoogedelgestr. bekend zal zijn, hebben zich
in den jongsten tijd in enkele steden van ons land
vereenigingen gevormd tot vrijwillige oefening in den
wapenhandel. In zoover die vereenigingen zich verbooging
van 'slands weerbaarheid ten doel stellen, wil de regee
ring haar daarin gaarne behulpzaam zijn. Ten blijbe
daarvan heeft zij reeds maatregelen genomen, waardoor
zoodanige vereenigingen, die zich daartoe aanmelden,
het verkrijgen van kosteloos onderwijs en het gebruik
der wapenen uit 's rijks magazijnen wordt toegestaan;
terwijl het uitzicht bestaat, dat, te beginnen met het
volgend jaar, ook de benoodigde munitiën kosteloos
zullen kunnen worden verstrekt.
„Aanvankelijk bestond er bezwaar om de onder
officieren, met het onderwijs belast, voor rekening van
het rijk buiten hun garnizoen te detacheeren, doch dit
bezwaar is thans opgeheven. In gemeenten derhalve,
waar vereenigingen, als hier bedoeld, tot stand komen,
van zoodanige getalsterkte en samenstelling, dat men
mettertijd gewenschte vruchten daarvan mag tegemoet
zien, zullen dus ook op 'srijks kosten onderofficieren uit
het leger als instructeurs kunnen worden gedetacheerd,
aan wie dan tevens de zorg voor het onderhoud en het
bewaren van de door het rijk te verstrekken wapenen
enz. zal worden opgedragen. Daarentegen zullen de
vereenigingen of gemeenten slechts te zorgen hebben voor
eene schietbaan en een lokaal tot berging van wapenen
en munitiën, zoo mede voor het verstrekken van
huisvesting en voeding aan de te detacheeren instructeurs
tegen de van rijkswege daarvoor te betalen schadeloos
stelling, zooals die is vastgesteld.
„In dien zin zijn de bevelhebbers in de militaire
afdeelingen, aan wie derhalve de aanvragen om instruc
teurs en wapenen te richten zijn, door den minister van
oorlog aangeschreven."
In de Staatscourant van gisteren is opgenomen het
verslag van den staat der rijks-instelling van onderwijs
in Indische taal-, land- en volkenkunde te Leiden over
het studiejaar 1865—66, ingediend door den raad van
bestuur van genoemde instelling aan den minister van
binnenlandsche zaken.
Het ook door ons in ons vorig nommer uit de Nieuwe
Noordbrabander overgenomen bericht, als zou bij de
regeering het voornemen bestaan, om de geneeskundige
faculteiten van de academiën naar Amsterdam te ver
plaatsen, wordt door het Handelsblad uit de lucht gegrepen
genoemd.
De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent
de cholera mede
Den 19 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 6, over
leden 7; Leiden 1, overleden 1; 's Gravenhage 0, overle
den 1; Delft 1, overleden 2; Rotterdam 2, overleden 3;
Utrecht 1, overleden 2; Arnhem 3, overleden 4; 's Her
togenbosch 7, overleden 3.
Den 18 dezer zijn aangetast: te Zwolle 2, overleden 2
Kampen 0, overleden 2; Groningen 5, overleden 1.
Te Helmond zijn den 17 dezer aangetast 2 personen,
overleden 1.
Te Scheveningen deed zich geen geval voor.
De Staatscourant van jl. Dinsdag bevat opgaven betref
fende de cholera over de week van 2 tot 8 September.
Noord-Brabant: aangetast 162, overleden 123 (waar
van 41 te 's Bosch, 28 te Helmond en 26 te Breda).
Sedert het begin der ziekte aangetast 1444, overleden 864.
Gelderland: aangetast 167,overleden 113 (waarvan
48 te Arnhem, 12 te Buren en 14 te Culemborg).Sedert
het begin der ziekte aangetast 1736, overleden 1039.
Zuid-Holland: aangetast 200, overleden 144 (waar
van 28 te Rotterdam en 31 te 's Gravenhage). Sedert
het begin der ziekte aangetast 12,282, overleden 7,298.
Noord-Holland: aangetast 151, overleden 117
(waarvan 60 te Amsterdam en 12 te Zaandam). Sedert
het begin der ziekte aangetast 3,169, overleden 2,259.
Zeeland: aangetast 25, zijnde 2 te Hoek, 1 te Philip-