öutonlonö.
Werklieden-congres te Grenève.
hare zuster en Kees te gaan wonen, niet, zooals het
openbaar ministerie heeft aangevoerd, eene misdaad
pleegde om eene andere misdaad in de hand te werken,
want na den dood van den man was het huwen met de
vronw geen misdaad meer.
Alsnu ging de verdediger het feit na, waarvan Janna
werkelijk beschuldigd is: medeplichtigheid aan vergif
tiging door het verschaffen van middelen, die tot het
feit gediend hebben, wetende dat zij daartoe dienen
zonden.
De door de beschuldigde hieromtrent gedane opga
ven verdienen, volgens sprekers meening, evenmin
geloof, daar toch wei niemand vrijwillig, zooals zij nu
verhaalt, vergif voor iemand zal halen, wetende waartoe
het dienen moet, namelijk ter vergiftiging van een man,
van wien men nooit bet minste kwaad heeft ondervonden.
Ook hier is de invloed der zuster weder in het spel, die
dreigde haar te zullen wegzenden zoo zij haren last
Piet volbracht.
Maar aannemende dat van twee verhalen het eerste
niets dan leugen, het andere zuivere waarheid bevat, door
dezelfde persoon bijnaop hetzelfde oogenblikopgedischt,
dan rijst de vraag: is dan de medeplichtigheid zoo
klaar en duidelijk bewezen? Bij de beantwoording hier
van merkte spreker op, dat Janna wel is waar bekent dat
zij het den 7 Maart bij Harthoorn voor tien cent gekochte
loodwit aan hare zuster heeft gegeven, maar om die be
kentenis als bewijs van schuld te doen doorgaan is het
noodig dat zij vergezeld zij van eene bepaalde en nauw
keurige opgave van omstandigheden, en die omstandig
heden van elders bewezen zijn. De bevestiging dier
bekentenis is echter zijns inziens nietgeleverd. Niemand
heeft knnnen verklaren het gezien te hebben dat Janna
dat loodwit aan hare zuster gegeven heeft, terwijl Jannetje
in de verhooreu heeft verklaard, het loodwit reeds een
week of drie in hnis te hebben gehad. Van Weele is
den 17en gestorven en Janna heeft den 7en loodwit
gehaald, zoodat er een verschil van tien dagen bestaat.
Het is dus niet bewezen dat van Weele is vergiftigd
met het gif door Janna gehaald, maar waarschijnlijker
is het, dat dit gebeurd is met het loodwit, 't welk jan
netje reeds drie weken in haar kabinet had. Als dat
zoo is, zegt spreker, dan valt alle medeplichtigheid weg,
want dan is het ander loodwit dan hetgeen Janna heeft
gehaald, en dat halen is juist de eenige haar ten laste
gelegde daad van medeplichtigheid.
Na nog met een enkel woord over de eerste beschnl-
digde te hebben gesproken, met verzekering dat hij
volkomen instemt met hetgeen door haar verdediger is
aangevoerd, was sprekor's slotsom deze: dat slechts twee
feiten bewezen zijn, namelijk dat Janna loodwit heeft
gehaald bij Harthoorn, en dat van Weeleaan acute loodwit-
vergiftiging is gestorven; maar hoe, wanneer en door wie
dit geschied is, is met geen mogelijkheid te bewijzen.
Het kwam hem dus zeer natuurlijk voor, toen bij de ver
dediger van Jannetje tot vrijspraak hoorde conclndeeren.
Hij is het eens met Chauveau en Hél ie, dat waar geen
hoofdfeit aanwezig is ook geen medeplichtigen kunnen
zijn, en heeft dus de eer te conclndeerendat het den hove
moge behagen om te verklaren dat de medeplichtigheid
aan de vergiftiging van Marinus van Weele door Janna
van Houte niet volledig is bewezen, en haar alzoo vrij
te spreken van het baar ten laste gelegdo misdrijf.
Wegens plaatsgebrek moeten wij het vervolg der pleidooien
tot een volgend nornmer laten liggen
De arrondissements rechtbank alhier deed eergisteren
de volgende uitspraak in het zestal in de vorige week
behandelde en in ons noinmer van jl. Zondag vermelde
zaken:
P. de Steur en P. Bracke, te Veere, veroordeeld tot
eeue geldboete van f& en in de kosten, wegens eenvon-
digen diefstal, onder verzachtende omstandigheden;
J. B. Verhamme, te Eede, tot f'2b boete en in de kosten,
wegens beleediging met woorden van een agent der ge
wapende macht in de uitoefening zijner bediening;
Adriana Huibregtse, te Westkapelle, tot drie dagen
gevangenist,;;af en in de kosten, wegens eenvoudigen
diefstal, onder verzachtende omstandigheden;
Jacoba Hendriks, vrouw van J. J. A. Wnijts, werkster
alhier, tot f 8 boete en in de kosten, wegens het uiten
van smaad en scheldwoorden;
A. Marlier, te IJzendijke, tot acht dagen gevangenis
straf en in de kosten, wegens eenvoudigen diefstal; en
J. de Maree, te Aardenbnrg, tot eene geldboete van
f3 en in de kosten, wegens nalatigheid in het voldoen
aan de bepalingen, in het belang van den veestapel vast
gesteld, begaan onder verzachtende omstandigheden.
Jl. Donderdag heeft dezelfde rechtbank Latirens van
Sparrentak, oud 33 jaren, geboren te Biggekerke, gede
tineerd alhier, schuldig verklaard aan landlooperij, na
vrpeger reeds te dier zake veroordeeld te zijn geweest,
en hem veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf en
in de kosten, met bevel tot opzending naar een bedelaars-
geslicht of werkhuis na het einde van zijn straftijd.
In een zestal voorts nog behandelde zaken is de uit
spraak bepaald op a. Donderdag.
Gemengde berichten.
Volgens La France vertrekt keizer Napoleon heden
of ten laatste .Maandag naar Biarritz.
UitGroede schrijft men het. volgende: „In den nacht,
tussehen 9 en 10 dezer had in deze gemeente, op het
gehucht Boerennol of Boerenhol, aan den straatweg naar
Bresk< ns, eene misdaad plaats, die hier algemeene sen
satie verwekt. Omstreeks half 12 moet een manspersoon,
naar men zegt zekeren E., gepensioneerd kanonnier, in
deze gemeente woonachtig, door het intrappen van een
raampje, eensklaps in het vertrekje gekomen zijn, waar
zijne slachtoffers, eene onde vronw en hare volwassene
dochter, sliepen. Door het gerucht gewekt, werden zij
ook onmiddellijk door den indringer overvallen en met
een mes vreeselijk verwond, zóodat bij de oude vrouw
een der armen tot op het been is doorgesneden en hare
dochter behalve verschillende sneden in de hand, eene
in de zijde ontving van omstreeks 12 Nederlandscbe
duimen lengte. Door het op den grond vallen der laatst
genoemde heeft de dader denkelijk in den waan verkeerd
dat zij dood was en is gevlucht, doch door de ijverige
nasporingen der politie in den voormiddag van gisteren
in het open veld onder do gemeente Breskens gearresteerd.
Men vermoedt dat de reden dezer gruweldaad jaloezij
is. De gewonden zijn door spoedige en krachtig aange
wende heelkundige hulp, naar 't schijnt, thans buiten
oogenblikkelijk levensgevaar."
Dinsdag nacht is in het goederen-depöt van don
London- en Noordwester-spoorweg in Haydon Square
een hevige brand uitgebarsten, waardoor een pakhuis
van vijf verdiepingen boog, benevens een aanzienlijke
voorraad koopmansgoederen eene prooi der vlammen
zijn geworden. Bijna geheel Londen was door den gloed
verlicht. Door den ijver der brandweer gelukte het de
ovqrige kapitale pakhuizen, waaruit het. depot bestaat,
te behouden. De in het verbrande pakhuis aanwezige
goederen bestonden voornamelijk uit wol, waardoor de
kooplieden Gooch en Consens een zeer groot verlies
lijden.
Dezer dagen viel te Franeker het eerste ongeval
op den Noorderspoorweg voor. Omstreeks zes uren des
avonds kwam een ledige veetrein van Harlingen, ten
einde te Leeuwarden te voldoen aan de aanvraag om
wagons. Deze trein had niet noodig te Franeker te stop
pen en reed dus door, doch daar men even te voren een
houtwagen tot bij de Veebrug had gereden en verzuimd
had de wissel weder over te halen, kwam gemelde trein
tegen de Veebrug aan, vernielde die halverwege en hoorde
een groot gat in den grond, terwijl drie a vier wagens,
die over de locomotief op de brug schoven, geheel of
gedeeltelijk werden vernield. Door de tegenwoordigheid
van geest van den machinist zijn er geen menschen-
levens te betreuren.
Verkoójplngcii C»t aanbestedingen.
Gisteren zijn alhier ten verkoop aangeboden de hof
stede Welgelegen, uiet woonhuis, schuur, stalling en
verderen timmer, gelegen in de gemeente Middelburgen
Rittbein, met de nornbre van 13 bund. 67 roed. 75 ellen
grond. Verkocht voor f 14,319.35.
Eergisteren is te 's llage aan het departement
van binnenlandsche zaken aanbesteed het gedeeltelijk
opruimen der zaten in de havens te Hansweert en te
Wemeldinge, aan de monden van het kanaal door Zuid-
Beveland. Er waren 9 biljetten ingekomen. De minste
inschrijver was de heer D. Volcker, van Dordrecht,
voor f 9985.
Theriiiomcterstaiid.
14 Sept. 's av. 11 n. 58 gr.
15 's morg.7 u.56„ 'smidd. 1 n.GOgr.
Algemeen overzicht.
Zekere matroos zoo verhaalt men werd, na het
vergaan van zijn door storm van den weg afgedwaald
schip, half bewusteloos op de nabij zijnde kust gewor
pen, en meende, bij zijn ontwaken uit dien toestand van
verdooving, vol schrik te bespeuren dat hij zich op een
door menscheneters bewoond eiland bevond. Om zuIks
nader te onderzoeken richtte hij zijne schreden land
waarts in en zag weldra een galg voor zich. „Goddank!"
riep bij thans uit, „Goddank! nu zie ik toch dat ik in
een beschaafd land ben!" Langzamerhand begint men
thans echter vrij algemeen in te zien dat zulk eene soort
van „beschaving" niet meer in onzen tijd te huis behoort.
Zelfs in Rusland zou zich bij den keizer zeiven eenigen
weerzien openbaren tegen de doodstraf en vooral waar
het hem eenigszins persoonlijk geldt wij bedoelen den
aanslag tegen zijn leven door Karakozoff gepleegd
spreekt zich dien weerzin openlijk uit. Keizer Alexander
schijnt, in strijd met de dringende vertoogen van een
deel zijner omgeving, zeer ernstig in overweging te
■nemen om het over Karakozoff te vellen doodvonnis niet
te doen uitvoeren. Ook zekere politieke overwegingen
zijn aan dit voornemen des keizers niet vreemd en wel
vooral deze dat eene executie van Karakozoff aan dezen,
in de oogen van zijn partij, tot martelaarskroon zon ver
strekken, terwijl door het veranderen zijner straf in die
eener levenslange opsluiting iets dergeiijks zou worden
voorkomen.
De staatkundige qnaestie, waarmede men zich te
St. Petersburg overigens bezig houdt is het vraagstuk,
in het Oosten van Europa, onlangs aan den horizon
verschenen.
De Oostersche qnaestie toch begint meer en meer op
den voorgrond te treden en de toon der officieuse regee-
ringsdagbladen te Berlijn doet vermoeden dat zelfs
Pruisen volstrekt niet geneigd zou zijn om, bij eene
eventueele uitbarsting,zich lijdelijk te gedragen. Pruisen
is thans in het volle besef zijner waarde en waardigheid
van groote mogendheid tot den ailereersten rang behoo-
rende, durft zelfs Frankrijk onder de oogen zien en voor
taan zal er geen vraagstuk worden opgelost zonder
medewerking van de regeering te Berlijn.
Thans derhalve zijn de oogen van Pruisen, Frankrijk,
Engeland, Oostenrijk en Rusland met de meeste belang
stelling gevestigd op het eiland Candia, hetwelk reeds
eenige weken geleden beschouwd werd als het ei waar
uit de Oostersche qnaestie van 1866 zon worden geboren.
Is deze vergelijking juist dan heeft het kieken reeds den
dop verlaten, om waarschijnlijk snel den vollen wasdom
te bereiken: De algemeene vergadering der opstandelin
gen op Candia heeft dit eiland bij Griekenland ingelijfd
verklaard en van ha;r besluit kennis gegeven aan de
vertegenwoordigers der vreemde mogendheden.
Met het oog op de Oostersche verwikkelingen spreken
sommige berichten van eene alliantie tussehen Pruisen
en Frankrijk, welke zich in de eerste plaats zou uiten in
gemeenschappelijke vertoogen te Konstantinopel tot er
kenning van prins Karei van Hohenzollern als vorst over
Moldavië en Walacbije. Deze erkenning wat men
daaromtrent ook gemeld moge vinden schijnt nog altijd
een aantal bezwaren te ontmoeten bij het Turksche hoi'.
Men zal zich herinneren dat, toen koning Wilhelm van
Pruisen de deputatie uit het huis van afgevaardigden
ontving, welke hem het adres van antwoord op de troon
rede kwam aanbieden, door hem eene zeer eigenaardige
toespraak werd gehouden. Onder meer zeide daarbij de
koning dat hij bij een nieuw verschil van gevoelen met
het huis van afgevaardigden dezelfde gedragslijn zou
volgen als tot dusver het geval was geweest. Ten op
zichte van de oneenigheid tussehen het. ministerie en de
commissie van rapporteurs uit het huis van afgevaardigden
over het aangevraagd crediet van zestig millioen thalers,
verklaart reeds de Kreuzzeitnng dat eene afstemming
van dit wets-ontwerp door het hnis de ontbinding van
dat staatslichaam ten gevolge zou hebben.
De onderhandelingen tnsachen Pruisen en Saksen,
alsmede die tussehen Italië en Oostenrijk duren steeds
voort, zonder nog tot eenig resultaat te hebben geleid.
Wat eerstbedoelde betreft, beweert de Oostenrijksche
Neue Presse dat de regeering te Berlijn zich bereid
beeft verklaard om aan Saksen eene afzonderlijke ver
tegenwoordiging in den vreemde te laten, maar dat zg
onvoorwaardelijke toetreding blijft verlangen tot de
bepaling omtrent de opdracht van het opperbevel over de
Saksische troepen aan Pruisen.
Indien men een bericht uit Weenen gelooven mag
dan zon de Oostenrijksche regeering hebben toegegeven
aan de eiscben door Hongarije gesteld, eischen, welke
vóór Sadowa voor geene iuwilliging vatbaar werden
geacht. Thans zou de regeering te Weenen zich bereid
hebben veiklaard om een afzondei lijk ministerie aan
Hongarije te verleenen en voorts om liet ontwerp van
den heer Deak omtrent de qnaestie der gemeenschap
pelijke aangelegenheden, met eenige kleine wijzigingen
aan te nemen.
Fervolg
In de zitting van Vrijdag werden verschillende vraag
stukken behandeld. Daaronder behoorde onder meer dat
betrekkelijk de belastingen. Na eene korte discussie
werd te dien opzichte het volgende votum uitgebracht
De belasting is bet door elk te betalen gedeelte in de
ten algemeenen nutte vereisohte uitgaven. De burgers
zijn de eenige beoordeelaars hunner behoeften en het
geen zij daartoe willen betalen; zij alleen hebben het
recht om omtrent de heffing der belastingen besluiten te
nemen. De belasting moet zooveel mogelijk direct wezen,
zoodat het daarin door elk op te brengen gedeelte be
hoorlijk bepaald zij en de billijke repartitie gemakkelijk
kan worden gecontroleerd.
Eene andere qnaestie, welke in deze zitting aan de
orde werd gesteld, was die der vermindering van de werk
uren. Men beschouwde acht uren werkens per dag als
voldoende, terwijl men het werken gedurende den nacht
afkeurde. De heer Villerain van la Chaux de Fonds ver
langde met bet oog op de verschillende omstandigheden
in verschillende landen en bij verschillende takken van
nijverheid, eene strengere bepaling omtrent de toepasse
lijkheid der vermindering van werkuren bij verschillende
beroepen. De Parijsche afgevaardigden stelden voor om
aan te nemen dat tien uren werk genoegzaam zou zijn
om iu de levensbehoeften te moeten knnnen voorzien.
De heer Ogger uit Engeland betoogde dat de vermin
dering van het getal werkuren per dag tot acht belang
rijker was dan de bepaling van een minimum van loon
en dat men dit cijfer tot algemeenen maatstaf moest aan
nemen. De heer Cremer nit Engeland achtte de bepaling
van een minimum van werkuren tot algemeenen maatstaf
niet wel mogelijk. Over het algemeen bestaat er echter
een neiging 015 acht uren werk per dag als zoodanig aan
te nemen. Vooral is dit in de Vereenigde Staten merk
baar. De beer Ooullery vreest dat men bij de bepaling
van zulk een minimum op groote moeielijkheden stuiten
zal. In sommige omstandigheden en bij sommige takken
van nijverheid is de vermindering der werkuren noodza
kelijk en in 'tbelang van de goede gehalte des werks. De
niet te overladen werkman werkt veel beter. Echter ver
oorlooft de concurrentie niet dat in alle landen hetzelfde
aantal werkuren wordt aangenomen, in de Zwitsersche
horlogefabrieken kan men zonder bezwaar meer dan.
acht uren daags werken. Het congres zou dus te dien
opzichte zulk een votum moeten uitbrengen dat het overal
in praetij.k te,brengen was. Na nog eenige discussie wordt
daarop"de.vótgoqde verklaring namens de centrale com
missie voorgesteld en aangenomenDe rationeele grens
vóór dpn weikdagAs acht uren. Daar deze door de werk-
ljedph der Vereenigde Staten wordt, verlangd, maakt het
Qafigres deze tot algemeenen maatstaf voor hetgeen do
spreidende klassen kunnen verlangen.
Nu vsffirdt de qnaestie omtrent den arbeid van de vrouw
aan tkt orde gpsteld.