JANNETJE EN JANNA VAN HOUTE EN C. FRANSE. vliegende vaandels het gebouw in. Een oorverdoovend gedruisch vervulde het gebouw en te vergeefs waren alle pogingen om hen de beurs te doen ontruimen. Dat zulk een beursbezoek niet geschikt is om den gewonen handelaar zijn zaken in kalmte te doen verrichten, is zeker. Doch alleen de mannen van den effectenhoek zijn op zoodanige wijze den kop kwijt geweest, dat zij vol strekt niets gedaan hebben en er geen aanteekening der koersen heeft plaats gehad. Doch in andere hoeken van het gebouw heeft de handel als altijd, zij bet ook ditmaal onder wat meer leven, aankoopen en verkoopen gesloten. Curieus zjjn de staaltjes die van het gebrek aan tegen woordigheid van geest der effecten beeren verhaald wor den. Een hunner, zegt men, is gehold naar het stadhuis om een permanente commissie pour la sureté de la ville te doen benoemen, aangezien er een revolutie dreigde!!! „De kinderen hebben Dinsdag op deze wijze hun schade iDgehaald en hebben den geheelen dag op de beurs ge trommeld. 's Avonds hebben verschillende troepen jongens den burgemeester serenades gebracht en voor zijn huis gezongenDaarmede was deze zaak afgeloopen. Woensdag zijn ze op behoorlijken tijd van de beurs ge gaan en is de bloeiende speculatie in den effectenhoek even rustig en luidruchtig als altijd zijn gang gegaan. ,,Hoe curieus deze jongensbeweging ook zij, ik zou ze u niet zoo uitgebreid verteld hebben, indien niet hier en elders de zotste praatjes liepen. Men verbeeldt zich, schijnt het, dat wij hier enpleine revolution zijn en 't heeft er zoo weinig van! Couranten vermeerderen de verwar ring en verergeren de zaak. Het gemeentebestnur heeft zijn verbod aan de jongens moeten intrekken, zoo wordt er geschreven, tot zelfs in het Handelsblad toe, dat beter moest weten. De trommelpartij op de beurs is nooit verboden, er kan dus van geen intrekken sprake zjjn, evenmin als van zwakheid des bestuurs. „De heeren effectenhandelaren, die door hun eigen onhandigheid de zaak verergerden, kunnen de onder vonden gevolgen niet dan aan zichzelven wijten. Toen Dinsdag de menigte de beurs bezet had, wilden sommi gen hunner met geweld hun territoir zuiveren, doch ontvingen voor gegeven duwen, stompen, stooten en slagen minstens evenveel duwen, stompen, stooten en slagen terug. Aan wie anders dan aan zichzelven hadden zij dit te wijten? De rust waarmede deze jongelings beweging afliep, bewees, dat deze beweging volstrekt geen kwaadwillig karakter had. „Ongunstiger getuigenis moet ik van de ongeregeld heden van gisteren avond afleggen. Omstreeks 8 uur vervoegde zich een troep jongens, mannen en vrouwen bij den burgemeester en vorderde, dat er kermis zou zijn. Op de weigering en ondanks de herhaalde aanspraak van den heer Fock scheen het volk van plan het huis binnen te dringen. Gelukkig kwam in deze oogenblikken de politie aansnellen en beveiligde zoowel de woning als de persoon van den heer Fock, die van weinigen bijgestaan, alleen tegenover de aandringende menigte stond. Van de Keizersgracht stroomde nu het volk, dat steeds aangroeide, naar de Plantage, naar de Cirque Carré, met het duidelijk uitgesproken doel om dit in den brand te steken. Daar dit plan reeds eenige dagen te voren als gerucht bekend was geweest, waren er maat regelen genomen en was de Cirque Carré gedekt door mariniers. Niettemin verkreeg de onrust der menigte, die reeds tot eenige duizenden was aangegroeid en nog steeds vermeerderde, een eenigszins gevaarlijk karakter, en besloot men door een charge der cavalerie de gevaar lijke overmacht te breken en de menschenmassa's te verstrooien. Bij deze charge hadden, zooals altijd, eenige ongelukken plaats en werden evenzeer als altijd, eenige onschuldigen getroffen. Gelijktijdig werden er eenigen gearresteerd. „De charge bereikte slechts voor den oogenblik haar doel. Het volk verwijderde zich, doch niet om zich te verstrooien. Naar den Zeedijk trok de troep en rukte daar eenige herbergen in, waar alles kort en klein werd geslagen. Zoo had zich de beweging verplaatst, en wat hier begon, dreigde ook spoedig elders te geschieden, indien het bestuur de beweging niet in den beginne onderdrukte. De cavalerie werd onmiddellijk uit de Plantage ontboden en snelde naar den Zeedijk. De menigte werd op nieuw uiteengejaagd, en nog enkele arrestatie n gedaan. „Doch bet gevaar was niet voorbij. Het volk, dat schreeuwde: „indien wij geen kermis krijgen, gaat alles het onderste boven!" wilde nog eene poging wagen, en de stoet richtte zich van den Zeedijk weder naar de woning des burgemeesters. Doch de politie was ze voor geweest, en toen de menigte op de Regtiliersbrug kwam, zag het de woning van den heer Fock door de agenten gedekt. Mistroostig keerden de ontevredenen naar hunne woning. „Des nachts werd door het gemeentebestuur nog een afdeeling cavalerie de stad doorgezonden, doch alles was rustig. Om 3^ uren genoten rustverstoorders en ont rusten beide de zoete ruste des slaaps. Voor den oogen blik is de beweging bedwongen. Of het blijvende zal zijn? Wij hopen, dat de eerste les,de eerste krachts ontwikkeling het volk zal overtuigd hebben van de nutteloosheid van zijn pogingen, en vooral van deze poging om op zulk eene wijze zijn doel te bereiken. Of de afschaffing der kermis goed of kwaad is, doet niets ter zake. Maar van groot belang is het voor een stad als Amsterdam, dat niet ieder besluit, door het bestuur genomen, de aanleiding of het voorwendsel worde voor hen, die zich in hun belang gekwetst achten, om volks bewegingen uit te lokken, waarvan wel het begin, maar niet het einde te berekenen is. Hoe fiksch de houding van bet bestuur tot dusver ook was, zoodat men daarop rekenen kan, ook bij hei nieuwde ongeregeldheden, het ruw geweld, dat niet naar rede wil luisteren, bukt slechts voor overmacht. En het is zeer de vraag, of deze phy- sieke overmacht altijd aan de zijde des bestuurs zou zijn." Donderdag morgen. De Amsterdamsche courant van heden meldt het vol gende: „Gisteren (Donderdag) was gedurende den loop van don dag alles in de stad rustig; er heerschte overal de beste orde. Tegen den avond evenwel kwam weder een hoop losbandige jongelieden en mannen op de been, zingende en tierende: „wij moeten de kermis! de kermis moet er zijn, of anders moeten zij er aan Ten gevolge van de genomen maatregelen is die troep echter uit elkan der gegaan, en de goede orde niet verstoord geworden." Het Handelsblad van heden bevat een bericht van gelijkluidenden aard. De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent de cholera mede Den 12 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 6, over leden 8; 'sGraveubage 11, overleden 8; Delft 0, over leden 1; Rotterdam 5, overleden 5; Arnhem 3, over leden 3; 's Hertogenbosch 6, overleden 3. Den 11 dezer zijn aangetast: te Cnlenborg 3, over leden 4; Zwolle 1, overleden 1; Groningen 4, over leden 3. Te Scheveningen deed zich geen geval voor. Benoemingen en besluiten. ridderorden. Benoemd, ten vervolge op het konink lijk besluit van den 2 Juli, houdende toekenning van eervolle belooningen, onder anderen aan diegenen der landmacht in Nederlandsch Indië, die zich hebben onder scheiden bij de gevechten in de Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo gedurende de maanden Juni, September en November 1865, ter zake dier gevechten: tot ridder 4e klasse van de Militaire Willemsorde de totdegouver- nements marine in Nederlandsch ludië behooiende gezag hebber A. C. Everaars, dienende op den gonveruements- stoomer Bronbeek; en bepaald, dat bij afzonderlijke dagorders, zoo in Nederland als in Nederlandsch Indië, eervol zal worden vermeld de almede tot de gouverne- ments marine in Nederlandsch Indië behoorende machi nist-leerling le klasse H. van Zanten, insgelijks dienende op den gouvernements-stoomer Bronbeek. marine. Op verzoek eervol uit den zeedienst ontslagen de officier van administratie 2e klasse bij de marine E. L. G. P. C. Andrau, thans in Oostlndië. Bevorderd met ingang van 1 October a.tot officier van administratie 2e klasse de officieren van administra tie 3e klasse J. P. Faubel, J. Breeman, P. F. van Wage, F. W. L. A. Hirschmann, W. Hanegraaff en J. C. de Vriese; tot adjunct-administrateur de scheepsklerken P. K. S. Meiman, L. G. van Deun, I'. D. G. Soetbrood Piccardt, E. C. F. van Ingen en N. W. Lasonder; en benoemd tot officier van administiatie 3e klasse de adjunct-administrateurs H. K. J. van den Bussche, J. P. Vasseur, J. J. van den Berge, C. J. Lagaay, W. F. G. L. Faubel en E. H. W. Wijnmalen. leger. Benoemd bij het wapen der infanterie, bij het 7e regiment tot len luitenant (naar ouderdom van rang) de 2e luitenants E. Muller en L. W. Muller, van het korps. Op non-activiteit gesteld de le luitenant W. F. K. R- Weber, van het le regiment infanterie, en zulks in afwachting dat omtrent hem nader'zal worden beschikt. Mlarine en leger. Door den minister van marine zijn met den 15 dezer benoemd tot kweekelingen aan 's rijles kweekschool voor militaire geneeskundigen te Utrecht, om opgeleid te worden tot officier van gezondheid bij de zeemacht, de jongelingen J. W. Hofman, F. W. Grotendorst en C. P. M. Loomeijer. (Staatscour.) Koloniën. Volgens een bericht van Batavia van 27 Augustus, gedeeltelijk per telegraaf overgebracht, hadden in de Pasoemahlanden weder nieuwe ongeregeldheden plaats gehad. Rechtszaken. BEHANDELING VAN HET GEDING TEGEN Zitting van het prov. hof van Dinsdag 11 September. (Vervolg.) De verdediger der tweede beschuldigde, mr. P. Roetert Tak Ez., die voor de eerste maal als advocaat optrad, wees op het zware zijner taak, vooral nu hij ambtshalve was toegevoegd aan eene ongelukkige beschuldigde, tegen wie het openbaar ministerie de doodstraf heeft geëischt. De doodstraf! verschrikkelijk woord zeide spreker —dat weldra, zooals wij hopen, uit onze wet geschrapt zal worden. Na een beroep op het medelijden, de meerdere kennis en ervaring, en de welwillendheid van het hof, begon hij genoemde taak met de onderstelling dat er misschien nog nooit in deze zaal een persoon op de bank der beschul digden is gezeten geweest, die zoozeer aller medelijden 'verdiende als deze tweede beschuldigde, de hier tegen woordige Janna van Houte. Die beschuldigde is vol gens zijne opmerking een jong meisje, slechts 25 jaar oud, dus nauwljjks aan den ingang van het beste gedeelte des levens, en beschuldigd van medeplichtigheid aan de meest afschuwelijke misdaad, die van vergiftiging; eene misdaad die, bij de gedachte eraan, eene koude rilling teweegbrengt; die door alle eeuwen heen, en terecht, de laagste van alle misdrijven is genoemd; die zoo groote mate van verdorvenheid verraadt dat het schier niet te gelooven is dat de medeweiking daartoe in het hart van een eenvoudig landmeisje zou kunnen opkomen. Toch wordt Janna van Houte daarvan beticht. En of dit nog niet genoeg ware, zeide pleiter, gaat zij gedurende de zitting, tot verbazing van iedereen en niet het minst van baren verdediger, zich-zc-lve zoodanig bezwaren dat, zoo 't bewezen werd wat zij zegt, zij niet medeplichtige, maar hoolddaderes zou zijn. De reden van dit zeldzame ver schijnsel ligt echter zijns inziens alleen hierin, dat Janna hare zuster, die immer een verderfelijken invloed op haar uitoefende, wilde verlichten door zich zelve te bezwaren. Alvorens hieromtrent in bijzonderheden te treden, wierp de verdediger eerst een blik op de persoon van Janna, om daarna afzonderlijk te beschouwenl.de vergiftiging, waarvan zij zich-zeive beschuldigt, en 2. de medeplich tigheid aan vergiftiging, waarvan zij in de acte van be schuldiging wordt beticht. Janna van Houte is, volgens spreker, uit niet bemid delde, onbeschaafde ouders geboren. Dat ze in hare jeugd bijDa niets heeft geleerd blijkt onder anderen hieruit, dat ze niet eens in staat was om onder verschillende ver- hooren haar naam te zetten. Volgens hare eigene verkla ring, bad ze geen zin in het leeren en was zij hang voor de school; met het godsdienstig onderwijs ging het evenzoo, want met veel moeite werd zij eerst op 23jarigen leeftijd dus kort vóór het begin der vergiftiging met luciferskoppen als lidmaat der kerk opgenomen. Op den leeftijd van 13 jaren was zij reeds vaderloos. Kort van verstand en daardoor koppig en onverdraagzaam zijnde, was hot voor haar onmogelijk in den dienstbaren stand te gaan. Na den dood harer moeder poogt haar stiefvader haar bij zich te houden, doch te vergeefs. Zij gaat naar hare zuster, de eenige die invloed op haar beeft en blijft behouden. De man harer zuster is steeds goed voor haar en toch haat zij hem. Later wil de zuster haren man vergeven, beveelt Janna het gif te halen en dreigt, toen zij dit weigerde, haar te zullen wegzenden. Jannetje van Weele wordt gevat en betrekt hare zuster in het proces. Toch werkt nog haar invloed, want Janna vermindert ter terechtzitting nog zoo veel mogelijk de schuld van Jannetje en wil eindelijk eene bepaald onmo gelijke gebeurtenis voor waarheid doen doorgaan,namelijk het zelf toedienen van loodwit. Aan hare wonderlijke houding liggen echter nog andere oorzaken ten grondslag. De ambtenaren der justitie komen bij haar en ondervra gen haar, die, niet sterk van geestvermogens en nooit in handen der justitie geweest zijnde, daarvan schrikt; na van Waarde naar Goes getransporteerd te zijn, wordt zij den 30 Maart in eene cel van de cellulaire gevangenis gezet. De eenzaamheid oefende op haar geen weldadigen invloed uit, doch maakte haar meer woest dan kalm en doet bare hersenen aan; zij is voortdurend als in een ijlende koorts en allerlei voorstellingen van het ge beurde gaan baar door het hoofd. Die toestaud duurt tot 17 Augustus. Het cellulair gevangenzitten werkt, naar spreker herinnert, zóo op den mensch en grijpt zoozeer de hersenen aan, dat de grootste in ons vaderland opge legd wordende straf die van éen jaar is. En Janna onder gaat schier de helft van die verschrikkelijkste aller straffen preventief. Hij weet wel dat de wet de schuld van de hatelijke preventieve gevangenis is, maar hij be twijfelt of het de bedoeling is der wet om iemand cellu lair op te sluiten bij preventieve gevangenis, en hoopt dat die wet spoedig door eene betere moge worden vervangen. Hij acht het niet te verwonderen dat bij zulk een slachtoffer der wet de reeds niet sterke hersenen worden aangedaan en zij in een toestand van halve razernij naar 's hof gevangenis is gebracht en terecht staat. Herinnerende aan do verwarring van bekentenissen en getuigenissen in de zitting van Zaterdag, waarin Janna verklaarde dat meer loodwit gehaald en door haar zelve aan van Weele gegeven is, betoogde spreker, afge scheiden nog van de tegenstrijdige opgaven, het bepaald onmogelijke daarvan. Janna zon door het dochtertje van Fr. Kopmels op een onbekenden Zaterdag avond tien cent loodwit hebben laten halen en aan van Weele in koffie toegediend. Spreker brengt echter onder de aan dacht dat de deskundigen hebben aangetoond, dat het toedienen of innemen van loodwit van Weele op den 17 Maart heeft doen sterven, door de vereeniging daarvan met het zuur van karnemelk, waarin het moet geweest zijn; dat in de in iedere maag aanwezige sappen ook zure bestanddeelen, chloorwaterstofzuur of melkzuur, aanwezig zijn, zoodat de inwerking van dat zuur der maag op het loodwit, zoo niet den dood, dan toch een zwaar lijden zou hebben moeten teweegbrengen; dat een van de eerste verschijnselen van loodwit-vergiftiging verstopping is, terwijl de kwaal van van Weele juist diarrhae was. Nagaande dat de toediening zoo omstreeks 2 Maart moet hebben plaats gehad, dan zou van Weele, volgens spreker, reeds lang vóór den 17 Maart moeten gestorven zijn of wel aan de gevolgen van liet loodwit hebben geleden. Geen van beiden is echter gebeurd. Op 17 Maart is de man aan acute loodvvitvergiftiging gestor ven en vóór dien tijd niet ziek geweest, dan alleen van Zondag tot Woensdag vóór zijn dood, toen hij juist aan diarrhae lijdende was. Die eerste toediening van loodwit werd door spreker dus als een verzinsel beschouwd, ter wijl hij meende te mogen aannemen dat Janna werkelijk in een abnormalen toestand verkeert. Terloops werd nog opgemerkt dat Janna, gesteld dat zij in alles waarheid zou hebben gesproken, door het vergiftigen van van Weele met het doel om later bij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2