MIDDELBURGSCHE
COURANT.
f
N- 147.
Zondag
1866.
16 September.
föinnmlanti.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
VERORDENING
GEBRUIK MAKEN VAN DE VISCHMARKT
VERSCHE VISCH
'h
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen
doen te weten, dat door den raad dezer gemeente, in
ztjne vergadering van den 14 Juli 1866, is vastgesteld
de volgende
VERORDENING! op het gebruik maken van
de Vischmurkt en het verkoopen van
vereelte visch, in de gemeente Vlissingen.
De gemeenteraad van Vlissingen,
Overwegende, dat het gebruik van te lang afgestorven
visch, niet dan nadeelig kan ziin voor de gezondheid
Overwegende, dat bij kleine hoeveelheden aangevoerde
en onmiddellijk uitgevent wordende visch, bezwaarlijk
aan eene keuring kan worden onderworpen 5
Overwegende, dat van wege de gemeente eene ge
schikte plaats is ingericht, waar op de aldus aange
brachte visch behoorlijk toezicht kan worden gehouden;
Overwegende, dat bij de bestaande verordening voor
bet gebruik maken van de vischmarkt en het verkoopen
van vereelte visch, van den 20 Februari 1858, niet genoeg
zaam in deze aangelegenheid is voorzien.
Besi u it
Eerstelijk: In te trekken de verordening van den 20
Februari 1858, met de daarin gebrachte wijziging bij
verordening van den 14 April 1860, voor het gebrnik
maken der vischmarkt en het verkoopen van versche
visch in de gemeente Vlissingen; dezelve op den dag
waarop na te meldene zal in werking treden, buiten wer
king te stellen.
En in de plaats daarvan vast te stellen dè navolgende
OP HET
EN HET VERKOOPEN VAN
IN DE GEMEENTE VLISSINGEN.
HOOFDSTUK I.
Betreffende het tot afslag gebruik maken van de vischmarkt.
Artikel 1. Tot het ter afslag gebruik maken van de
vischmarkt, zal worden toegelaten ieder die zee- of
rivierviscb aanbrengt.
Art. 2. Ten dienste der vischmarkt bij afslag, worden
door burgemeester en wethouders benoemden aangesteld
1. Een afslager, die zorgt dat de afslag behoorlijk in de
stad worde bekend gemaakt, en die bij den verkoop, de
koopen bij afslag aanbiedt.
2. Een controleur, die van de verkochte koopen nauw
keurig aanteekening houdt, de gelden bij iederen koop
ontvangt, of althans moet verantwoorden indien hij de
gemijnde visch zonder betaling heeft laten volgen.
3. Een keurmeester, die de visch vóór zij op de visch
markt wordt afgeslagen, zal onderzoeken en lieoordeelen
of die van genoegzaam goede hoedanigheid is, om op de
vischmarkt ter verkoop te worden aangeboden.
4. Een of meer knapinnen, die gehouden zullen zijn
de vischmarkt zuiver en zindelijk te houden en de noo-
dige dienst aan de drie bovengenoemde ambtenaren, in
deze hunne betrekking te bewijzen.
Art. 3. Door de van de vischmarkt ter afslag gebruik
makenden zullen moeten worden aangebracht minstens
zes kabeljauwen, lengen, eelbot of tarbot, twaalf koopen
Bcbelvisch, schol, rogge of andere kleine vischsoort.
Art. 4. Meer dan éen visscher zich gelijktijdig tot het
gebruik maken van de vischmarkt aanmeldende, zal door
hen worden geloot over de volgorde van het ter afslag
brengen hunner visch.
Hij, die bij loting gerechtigd wordt, ziju visch het eerst
te mogen doen afslaan, zal echter na den twaalfden koop,
de beurt aan zijnen opvolger moeten afstaan.
De tweede insgelijks, na twaalf koopen verkocht te
hebben, zal de beurt aan nummer drie en zoo vervolgens
afstaan, tot den laatsten toe.
Wanneer de twaalf koopen van den laatsten zullen
verkocht zijn, begint de benrt weder aan nummer éen,
weder twaalf koopen enz.
De levende visch van iedere partij zal altijd het eerst
moeten afgeslagen worden.
Art. 5. De koopers zullen hunne gekochte visch dadelijk
moeten betalen; bij gebreke van dien zal de kooponurid-
delijkop nieuw geveild worden.
Art. 6. De verkochte visch zal onmiddelijk door den
koopir van de vischmrrkt moeten worden verwijderd.
De in visch neringdoenden zullen echter meer koopen
bij elkander op de vischmarkt mogen behouden tot de
afslag is afgeloopen; doch in dat geval zullen zij moeten
zorgen, dat zij eene mand bij zich hebben, waarin hun
visch behoorlijk kan en moet worden geborgen.
Art. 7. Bij het mijnen zal de afslager beslissen tus-
schen twee of meer, die vermeenen het eerst gemijnd te
hebben, aan wien van hen de koop toekomt; bij twijfel
van den afslager zeiven, zal de koop op nieuw worden
opgeroepen.
De afslager vermag niet zelf te mijnen.
HOOFDSTUK II.
Betreffende verkoop van visch buiten afslag.
Art. 8. Geene versche zee-of rivierviscb mag inde
stad worden rondgevent of ter verkoop aangeboden, dan
na te ziin goedgekeurd.
Art. 9. Die keuring geschiedt door den keurmeester
in artikel twee bedoeld of door de ambtenaren der plaat
selijke belastingen, behoudens beroep op eerstgemelden.
Van de goedkeuring wordt een bewijs afgegeven, dat
dient tot geleibillet, doch alleen geldig is voor den dag
waarop het is afgegeven.
Art. 10. De artikelen 8 en 9 zijn niet van toepassing
op paling, molenaar, spiering, schardijn, oesters, mosse
len, kreeften, garnalen en kreukels.
Art. 11. Geen versche visch mag worden rondgevent
dan na elf uren in den voormiddag, tot welken tijd de
vischmarkt kosteloos tot plaats van verkoop zal worden
toegestaan.
HOOFDSTUK III.
Atgemeene bepalingen.
Art. 12. Geen visch zal op de vischmarkt mogen wor
den verkocht of in de stad rondgevent, dan die levend,
pas afgestorven," of althans nog in goeden verschen
staat is.
Visch aan die vereischten niet voldoende, zal door
den keurmeester afgekeurd en niet mogen verkocht
worden.
Art. 13. Afgekeurde visch zal ter plaatse door burge
meester en wethouders te bepales, in bijzijn van een
politie-beambte worden onbruikbaar gemaakt, en in den
grond bedolven of aan het eind van het havenhoofd in
zee geworpen.
„Art. 14. De keurmeester eo amhtpnaren van politie
zijn bevoogd zich ten allen tijde de bewijzen van gedane
keuring van ter verkoop aangeboden wordende visch te
doen vertoonen.
Bij weigering door de verkoopers of rondventers wordt
de visch gehouden voor niet te zijn gekeurd.
Art. 15. De keurmeester van den visch legt, alvorens
zijne betrekking uit te oefenen, in handen van den bur
gemeester den navolgenden eed af:
„Ik zweer (beloof) dat ik als keurmeester van den
viscb, mij, naar mjjne beste kennis en wetenschap en
onpartijdig zal gedragen.
„Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig! (dat verklaar
en beloof ik.)"
Art. 16. Alle overtredingen dezer verordening worden
gestraft met eene geldboete van drie gulden, bovendien
zal de aangehouden viscb en kunnen de manden, wagens,
of andere voertuigen waarin de visch vervoerd werd,
verbeurd verklaard worden.
Art. 17. Overtredingen dezer verordening kunnen
behalve door de ambtenaren van politie ook geconsta
teerd worden door den keurmeester bij deze verordening
bedoeld.
Ten tweede.
De verordeningen houdende vaststelling eener plaat
selijke belasting voor het gebruik der vischmarkt, en de
wijze van heffing derzelve, vastgesteld den 30 Augus
tus 1858, benevens het besluit tot heffing en de veror
dening op de invordering van de keurloonon van versche
visch, die niet bij afslag verkocht wordt, vastgesteld den
20 Februari 1860, goedgekeurd bij koninklijke besluiten
van 15 November 1858 no. 65, en 20 Mei 1860, no. 45,
bljjven van kracht.
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van
Vlissingen, den 14 Juli 1806.
De burgemeester,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
Zijnde deze verordening aan gedeputeerde staten van
Zeeland, volgens hnn bericht van den 28 Juli 1866, no. 9,
in afschrift medegedeeld.
En is biervan afkondiging geschied waar het behoort,
den 4 Augustus 1866.
De burgemeester en wethouders van Vlissingen,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
middelburg 15 September.
De eerste kamer heeft heden de Indische begrooting
voor 1867 aangenomen.
Tegen hoofdstuk I stemde alleen de heer Fransen van
de Putte, tegen hoofdstuk II stemden hetzelfde lid en de
heer Viruly.
De wet op de middelen werd met algemeene stemmen
aangenomen.
Omtrent de ongeregeldheden welke te Amsterdam
hebben plaats gehad schrijft een onzer correspon
denten ons:
„Amsterdam is in de laatste dagen hettooneel geweest
van ongeregeldheden, die niet onopgemerkt mogen voor
bijgaan. Gij weet, de kermis was hier afgeschaft ter wille
der cholera, doch aan Carré en aan anderen het plaatsen
van hunne tenten op privaten grond vergund. Men hoopte
op die wijze de gewone wanordelijkheden van de straat
te houden en aan hen, die toch kermis wilden houden,
de gelegenheid te geven om het op rustige wijze te doen.
De lagere volksklasse intusschen zag hierin eene begun
stiging van de aanzienlijken, die volstrekt niet in de
bedoeling lag. Vandaar, dat er onder het volk verbitte
ring was over het afschaffen der kermis, die natuurlijk
in de gekwetste belangen van velen voortdurend voed
sel vond.
„Het is u zeker wel bekend, dat sinds oude tijden de
kinderen gedurende de week van de kermis op de beurs
mogen trommelen. Bij het afschaffen der kermis had nie
mand aan het afschaffen van dit gebruik gedacht. De
beurs is stadsgebouw, doch de heeren van de beurs be
schouwen het als hun privaat eigendom, en laten toe of
duwen af wie hnn lust. Politie dulden zij niet binnen de
muren, waar zij heerschen. Jaarlijks nu wordt de opening
der beurs voor de kinderen bekend gemaakt door een adver
tentie. Onze nieuwe burgemeester met dit laatste onbe
kend en niet voorgelicht doorzijn ambtenaren, meende dat
de opening der beurs de zaak der benrscommissarissen
was en liet de zaak op zijn beloop. Doch de mannen van
het geld deden niets: gaven geen bevelen tot openzetting.
De conciërge, die noch bevelen van zijne superieuren
ontving noch een advertentie zag verschijnen, hield
Maandag do beurs gesloten. In den staat van gisting,
waarin de bevolking verkeerde, was dit olie in 't vuur
geworpen en reeds Maandag avond hoorde men mom
pelen wij willen kermis, wij zullen kermis hebben,
anders steken wij de Cirque Carré in den brand
„'s Maandags avonds verzamelden zich op het Dam en
het Koningsplein troepen jongens, ook gedeeltelijk van
hunne ouders vergezeld. In piechtigen optocht naar
't buis van den burgemeester getrokken, vroegen zij den
heer Fock te spreken en verzochten hem toen op de
beurs te mogen spelen. De burgemeester, die niet beter
wist, of de beurs was open geweest, verwonderde zich
over het gebeurde, doch gaf hun last den volgenden
morgen aan het politiebureau op den Dam om antwoord
te komen. Voor den oogenblik was de zaak met een „leve
de burgemeesterafgeloopen.
„Den volgenden morgen verschenen zij om 10J uur bij
het bureau en kregen bericht, dat de beurs hun des mid
dags om 5 uren geopend zou worden en verder de vol
gende dagen van 91 en van 5ik meen, zeven uren.
Hetzelfde werd kort daarop in een publicatie medege
deeld, die reeds den vorigen dag gereed had gelegen,
doch niet voor den llden werd aangeplakt. Inmiddels
vermeerderde op den Dam het aantal jongens en ouders,
en begon er onder de groote menschen-massa al spoedig
zoo groote ongeregeldheid te heerschen, dat de politie
niet bij machte scheen de beweging te bedaren en er
een oogenblik bij baar sprake was van bet doen aanruk
ken der cavalerie. De burgemeester, op het stadhuis
hiervan bericht ontvangende, besloot zelt naar den Dam
te gaan. Nauwelijks de vischsteeg uitgekomen, werd
hij door de menigte, op de trappen van de gesloten
beurs samengepropt, opgemerkt, en stormde men op hem
los. Te vergeefs waren zijne pogingen om hen te bedaren,
men wilde een schriftelijk bewijs, dat de beurs geopend
zou worden enz. De heer Fock besloot eindelijk, om de
menigte van den Dam te trekken, de stroom elders heen
te leideD, en onder belofte, dat hij hnn de publicatie zou
geven, stapte hij aan 't hoofd van de steeds aangroeiende
menschenmassa het Rokin over naar hit stadhuis.
Op het stadhuis werd du publicatie uitgedeeld, zoodat
de menigte voor dén oogenblik tevreden was.
„Inmiddels was het twee uur geworden. De conciërge
der beurs opende j na twee uur het gebouw voor de
gewone beursbezoekers. Doch ziet, nevens de eerwaar
dige effecten heeren stormde de van het stadhuis terug
gekeerde menigte vau jongens met slaaade trommen en