Eergisteren avond hebben te Amsterdam nieuwe wan ordelijkheden plaats gegrepen. Troepen van de laagste volksklasse zijn het paardenspel en onderscheidene kroe gen binnen gedrongen. De menigte is echter door cavalerie uiteengejaagd. Tien personen zijn gearresteerd. Een paar escadrons dragonders uit 's Hage benevens veldartillerie uitLeiden zijn naar de hootdstad gezonden, terwijl maatregelen genomen zijn om, zoo noodig, meer infanterie en cavalerie derwaarts te zenden. Ook uit Haarlem is een sterk detachement dragonders naar Amsterdam vertrokken. Gisteren doorkruisten patrouilles de stad. De menigte was zeer opgewonden, doch er is niets van belang voor gevallen. De particuliere berichten die wij per post van onze correspondenten ontvingen, zijn te uitvoerig dan dat wij ze heden avond nog zouden kunnen opnemen. Men leest betrekkelijk deze zaak in het Handelsblad van heden: „Gisteren tegen het vallen van den avond is eeneluid ruchtige menigte door de straten der stad getrokken te acht uren voor de woning van den burgemeester aange komen, heeft men, na aangescheld te hebben, van den burgemeester verlangd, dat de kermis zou plaats hebben. De burgemeester, die op dat oogenblik alleen stond, raadde der joelende menigte aan rustig huiswaarts te keeren, en niet meer om de kermis te vragen, welke zij toch niet konden bekomen, en die hij bnrgemeester hun toch niet geven kon; de opgewonden menigte bleef schreeuwen en tieren, totdat eindelijk de politie haar verjoeg. Daarop ging de troep naar de Plantage, waar men, naar het scheen, het Cirqne Carré wilde binnendrin gen, hetgeen echter belet werd door een groot aantal politie dienaren, wien het weldra, ondersteund door de inmiddels toegesnelde cavalerie, gelukte de Plantage te zuiveren en de menigte uiteen te drijven. Deze verza melde zich echter weder, en begaf zich naar den Zeedijk, alwaar zij in twee herbergen, de Stad Ham burg en het Wapen van Texel, alles verbrijzelde. De politie en de dragonders, ook spoedig daar ter plaatse aanwezig, hebben alles uit den weg geruimd, waarna de troep zich op nieuw heeft verspreid, nadat men een tiental personen had in hechtenis genomen. De rust is den geheelen nacht niet verder gestoord. „Met leedwezen [karakteristieke ontboezeming. Zou d 11 leedwezen grooter wezen dan dat over het verschijn sel dat een groot deel van Amsterdam's ingezetenen in deze beschaafde eeuw zich nog zoo onredelijk en woest gedraagt] vernemen wij dat aan een zeer geacht ingeze ten en zijne dochter, toen zij het paardenspel verlieten, een ongeluk is overkomen, ten gevolge van het strui kelen van een paard der cavalerie." De Amsterdainschecourant van heden zegt, datallerlei en zeer overdreven geruchten in omloop zijn, aangaande de woelige tooneelen, waarvan enkele gedeelten der stad Woensdag avond getuige waren. Als «strikte waarheid" deelt dat blad mede, dat des avonds te acht uren een groot aantal persouen bij den burgemeester hebben aan gescheld, en toen hij hen te woord stond: „kennis! kermis!" hebben gevraagd. De burgemeester was geheel alleen en antwoordde, dat aan het verzoek, daar de doode- lijke ziektein de stad heerschte, niet kon worden voldaan. Toen men al schreeuwende en tierende bleef aanhouden, heeft de politie hen verjaagd, even als later in de Plan tage, waar de politic door de cavalerie werd ondersteund. In een paar herbergen op den Zeedijk heeft de volks groep alles gebroken, doch is spoedig door de politie en dragonders voor goed uiteengejaagd. Tien belhamels zijn in hechtenis genomen. De Staatscourant van heden meldt het volgende: „De rust, die te Amsterdam gisteren avond door eenige wanordelijkheden gestoord was, ter zake van het niet houden der kermis, is heden bewaard gebleven." Bij de weinige opgewektheid, welke de dagbladen der hoofdstad schijnen te gevoelen, om ons omtrent den aard van het gebeurde voldoende in te lichten, nemen wij de volgende mededeeling van den correspondent der Arn- bemsche courant over Onze heursnoteering van heden is als volgt: „Amsterdammers 1831 rustig, idem 1848 opgewonden, idem 1858jolig, beursmannen kalm, gepeupel standjesge- zind, politie wit, burgemeester Fock ferm, burgemeester Bokkebek „gesjochten." Zaken zijn er bijna niet ge daan, daar het gepeupel de beursmannen daarin verhin derd heeft. De aanleiding hiervan is de weiDige ingenomenheid van bet gepeupel met het raadsbesluit om geen kermis te houden en van de tpes patrice om, ten gevolge van het geeu kermis houden, ook niet ouder gewoonte te mogen trommelen op de beurs. Daarbij komt dat het gepeupel niet alleen, maar ook de burgerman en het gros van de fatsoenlijke klasse een verkeerd idéé hebben van geen kermis en het geven van soirees in Carré's circus en het bakken van beignets in een tuin in de Plantage enz. Algemeen wordt vermoed, dat b. v. Carré bijzondere toestemming heeft verkregen van burge meester en wethouders om soirées te geven en het volk onderstelt nu dat hot eene concessie is aan „den rijkdom", terwijl de mindere man geen kermispretje mag hebben. Men weet algemeen niet, dat Carré zijne voorstellingen geeft in een gehuurden tuin; zijne tent staat dus nietop gemeentegrond; hij heeft rijkspatenten dus kunnen burge meester en wethouders hein bet geven van voorstellingen niet beletteu. Het volk zegt echter: „De groote lui kunnen naar het paardenspel gaan, en ons wordt niets gegund." In onze goede stad bestaat de Jordaan niet meer; ze is herdoopt in Willemstraat; maar de burgemeester van de Jordaan, burgemeester Bokkebek bijgenaamd, een huisjes melker, die eenige populariteit bezit onder het Jordaan- volkje, bestaat nog wel. Die Bokkebek kon van onzen vroe- geren bnrgemeester Mesachertbeel wat gedaan krijgen of liever hij had zijn collega Messchert onder den duim, wist hem op zijn tijd bang te maken en zijn zin te krijgen. Meergenoemde Bokkebek moet gisteren met eene depu tatie van Willemstratenaars den burgervader Fock toch onder het oog zijn gaan brengen, dat de Amsterdamsche jongens graag het voorrecht zouden hebben, dit jaar ook op de beurs te trommelen. De heer Fock beloofde, dat heden de beurs na beurstijd daartoe geopend zou worden. Maar van verdere raadgevingen van Bokkebek wenschte bij verschoond te blijven, met do bijvoeging, dat hij in zijne qnaliteit dacht te doen, wat hij goed vond. „Of nn dit korte antwoord aan den geïmproviseerden burgemeester niet beviel of dat, zooals beweerd wordt, de publicatie over beursopening te vroeg aangeplakt is, het volk wenschtte heden reeds de opening van de beurs van 912i, terwijl de benrsknecht order had, om de trommelaars eerst te half 5 in te laten. In het middag uur begon 'tmet eenige teleurgestelde trommelaars, daar kwamen kijkers bij, enkelen spraken hunne overtui ging uit over den maatregel, andoren leverden hunne commentaren hierop en zoo groeide de volksmassa aan. Om 3 uur waren de noodige zingende mannen achter op de beurs aanwezig, een goed woord van een paar ge goede praticiërs, steunpilaren van de beurs, (collega's van me, mijnheer de redacteur) was voldoende om dat hoopje volk inet een zoet lijntje van de beurs te krijgen. Maar toen deze mannen de trappen afkwamen, meende het volk dat er voorstond, het recht te hebben om hunne plaats in te nemen. De politie weigerde hun den toegang. De beursbezoekers kregen langzamerhand bij het opgaan slijk en steunen naar het hoofd en kort daarop weiden de zijdeuren geopend om de beurs te doen ont ruimen door de „heeren van de beurs" en de hoofdingang werd prijs ge geven aan de „heeren van de Willemstraat." Toen ze er eens waren, zongen ze nog wat en juichten in hunne overwinning, maar werden spoedig overschreeuwd en overtrommeld door de jeugdzoodat ze het gebouw verlieten en stillekens naar hunne haardsteden terug keerden. Bloed, mijnheer de redacteur! heeft er niet gestroomd. Vader Fo:k heeft nog eene bedarende toespraak gehouden en de politie scheen gewaarschuwd, om niet te veel te doen, maar voel te laten Het standje is uit een „niets" ontstaan; 't had erger kunnen loopen; maar 'tis een merkwaardig feit, dat het de reden is, waarom er vermoedelijk geene heursnoteering van Dinsdag geleverd is kunnen worden.Wat zal het bui tenland hiervan zeggen? Ik geloof dat Messchert van Vollenhoven geluisterd zou hebben naar Bokkebek's goe den raad. Sommigen keuren 't goed, dat Fock dien Bok kebek op zijne plaats gezet heeft eens voor altijd. Ik zal niet zeggen, wat ikdenk. Dat begrijpt ge, dat niet kan. Wat zouden de heeren van de beurs morgen wel zeggen, als ik 't waagde eene opinie te uiten als patriciër! Jl. Dinsdag is te Haarlem de 89e algemeene vergade ring der Nederlandsclie maatschappij ter bevordering van nijverheid geopend. Men leest in het Dagblad van Zuid-Holland en 'sGra- venhage: „De laatste gebeurtenissen te Velzen worden te Haar lem nog zeer besprokenminder echter het oproer dan wel de maatregelen van wege de overheid bij die gele genheid genomen. „Het verslag in de Haarlemsche courant van Vrijdag 11. is hoogst onduidelijk, en voor een ieder die tusschen de regels weet door té lezen, raadselachtig. Zie hier, gelijk het van eene Engelsche zijde wordt medegedeeld. Het publiek heeftin allen geval recht op het audi et alleram parlem. „Het poldervolk aan het kanaalwerk was gebeten op zekeren Cornelissen, als die, te recht of ten onrechte, hen beknibbelde in het loon; gebeten zijn zij bovendien op alle Engelsehen welke in den regel hooger loon ont vangen. Cornelissen, die argwaan had gekregen, maakte zich uit de voeten. Hij werd gezocht, maar niet gevonden. Zulks gebeurde Dinsdag 4 dezer; Woensdag morgen herhaalde zich dat, terwijl verscheiden Engelschen aan stoot leden, o. a. de zwager van den stalmeester March, een Ier, die tijdelijk op Wijkeroog was, en die bij ver schillende personen daar ter stede, met wie hij in aan raking is geweest, niet anders dan gunstig bekend moet staan. Match vernam de tijding van het mishandelen van zijn zwager, tegelijk met het bericht dat eene bende van 80 a 90 polderwerkers in aantocht was om zijne woning te doorzoeken, wegens het (onware) gerucht dat Corne lissen daarin verborgen zou zijn. Natuurlijk bleef de man daarop niet kalm, en gaf hij dadelijk te kennen zulk een onderzoek niet te gedoogen, en met geweld zich te zullen verzetten. Zoodra inen dan ook was gekomen en geweld dadig, niettegenstaande de bedreiging van March, die met een geweer gewapend was, het hek trachtte te openen, brandde March los op een polderjongen van 22 a 23 jareu, die over het hek heen klom, en trof dezen (met hagel) doodelijk in de zijde. Dit gat consternatie en de oproer lingen trokken af, terwijl March beu naoogde, ten einde hen zooveel mogelijk te herkennen. Weldra evenwel kwamen zij terug en daaronder eenige veldwachters. March ging nu terug in den toegang zijner woning, terwijl de veldwachters van achter de hoornen naar hem begonnen te schieten, met dat gevolg, dat hij in den linker schouder werd getroffen. Inmiddels was de heer Freeman, de hoofd ingenieur van liet doorgravings-werk, ontboden, die zich op het naburige Watervliet bevond. Deze kwam in allerijl en werd door een achterdeur de woning van March binnengelaten. Hij vond dezen zit tende op den rand van zijn bed in hevige gemoedsbe weging. De heer Freeman trachtte hem tot bedaren te brengen en te overreden zich over te geven aan de auto riteiten, als het eenige en beste middel om de orde te herstellen, er voor instaande dat aan zijne vrouw, welke mede daar aanwezig was, geen leed zou geschieden. Op bet punt evenwel dat March daartoe scheen te besluiten, dringt een der veldwachters in de woning, vliegt in woede op hem aan met de woorden: „Ik arresteer n in naam des konings." Nu ontbrandt de drifr van March oj» nieuw. Hij greep naar zijn geweer, doch tegelijkertijd omklem den hem zijne vrouw en de heer Freeman, ten einde verdere ongelukken te voorkomen. Er ontstond eene worsteling, waarin helaas! het geweer afging en de veld wachter in de kaak werd gewond. Terwijl het rumoer nu nog heviger toenam en niemand zich in de woning scheen te durven wagen, hoewel van de Engelsche zijde uitdrukkelijk wordt verzekerd dat van daar niet op het volk is geschoten, begaf de beer Freeman zich nu naar buiten, ten einde te spreken met den heer Delcourt van Krimpen, officier van justitie te Haarlem, die aldaar aan wezig was met 18 dragonders. Intusschen had men brand materialen aangebracht om het huis in brand te steken. (Op last? van den heer Delcourt volgens de Amsterdam sche courant). Weldra stond de woning iu brand, en lcwam March nu in wanhoop buiten, de aanwezige dragon ders smeekende hem voor het grauw te vrijwaren. Des- niett.min maakte het volk zich van hem meester. Hij ontving een sabelhouw over het hoofd, roeteen puthaak werd hem de bovenlip opengescheurd; hij werd gestoo- ten, getrapt en eindelijk bij de beenen gesleurd over den weg, totdat men hem voor dood liet liggen. Zoo werd hij later genoegzaam naakt als een dier op een wagen geworpen en „in draf" naar Haarlem getransporteerd, om hem te brengen naar bet huis van arrest, waar bij zich thans bevindt buiten acces, zelfs voor zijne vrouw, welke door twee polderjongens uit de brandende woning was geholpen. „Ziedaar de toedracht der zaak gelijk zij, volgens de Engelschen, heeft plaats gehad. Als Nederlanders mogen wij hopen, dat zij anders is. Want inderdaad, men zou zich schamen over dusdanige handhaving der orde, ver mits March, zoo bij nu nog in leven is, zulks zeker niet aan het openbaar gezag heeft te danken. Ook doet de vraag zich voor, zoowel naar aanleiding van deze mede deeling als van het bericht in de Haarlemsche courant, op welken grond de autoriteiten als 't ware cause commune schijnen te hebben gemaakt roet eene bende oproerlingen en in stede van pogingen aan te wenden om die bende uiteen te drijven, het ais het summum jus hebben gesteld om een man meester te worden, die wederrechtelijk op zijn eigen grond door onbevoegden was aangevallen. Is het eindelijk waarheid, dat reeds te half elf uren des morgens aanvraag tot militaire adsistentie alhier is ontvangen,terwijl die adsistentie niet voor 3 uren namid dags te Velzen is aangekomen, en alzoo lang nadat het treurige tooneel had plaats gehad?" De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent de cholera mede Den 9 en 10 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 4, overleden 7; 's Gravenhage4, overleden 4; Delft 2, over leden 2; Botterdam 11, overleden 2; Dordrecht 4, over leden 2; Utrecht 5, overleden 5; Arnhem 13, overleden 11; 's Hertogenbosch 15, overleden 10; Breda 5, overleden 6. Den 8 dezer zijn aangetastte Haarlem 1, overleden 1 Kampen 1,overl. 2; Zwolle 0,over!.3; Groningen 0,overl.l. Den 11 September zijn aangetast: te Amsterdam 7, overleden 9; Leiden overleden 1; 'sGravenhage 3, overleden 5; Delft 2, overleden 1; Rotterdam 5, over leden 2; Dordrecht 0, overleden 1; Utrecht 2, over leden 1; Arnhem 4, overleden 3; 's Ilertogenboscb 9, overleden 4; Breda 5, overleden 2. Den 9 en 10 dezer zijn aangetast: te Helmond 9, over leden 6; Zutfen 7, overleden 6; Zwolle 1, overleden 1; Groningen 6, overleden 3. Kerknieuws. De heer J. T. F. U. Lauts, predikant bij de hervormde gemeente te Vrouwepolder, heeft voor het beroep naar de gemeente te 's Heer Hendrikskinderen bedankt, fiemengde berichten. Deleden van de Vereeniging het Metalen kruis (tweede sectie) alhier herdachten eergisteren feestelijk den dag, waarop vóór vijf en dertig jareu het besluit tot uitreiking van bet zilver door wijlen Z. M. koning Willem I werd bekrachtigd. Woensdag avond is te Antwerpen weder brand ont staan door het ontvlammen van petroleum. De brand ontstond aan boord vau een klein Engelsch schip, lig gende aan de kade van de kom tusschen de sluis van het nieuw bassin en die der Schelde. Dit schip was uit Lon den aangekomen met 150 vaatjes petroleum, die bij ont ploffing brand aan boord teweegbrachten, met het gevolg dat een aantal grootere en kleinere vaartuigen, die aldaar in de onmiddellijke nabijheid liggen, aan een dreigend gevaar waren blootgesteld. Eergisteren nacht is uit het huis van verzekering te Arnhem een der gevangenen ontsnapt, die onlangs tot eene tuchthuisstraf van 13 jaar en 4 maanden was veroordeeld, en nog niet was opgezonden, omdat hij zich tegen zijn arrest in cassatie had voorzien. De dagbladen van Napels bevatten nog dagelijks berichten omtrent rooverijen. Het volgcude is zeer karakteristiek. Men verhaalt dat de aanvoerder eener bende, Pace genaamd, die in de Terra di Lavoro huist, vernomen hebbende dat valsche roovers het land voor hun eigen rekening afliepen, die lieden heeft vervolgd,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 2