In die zitting zijn de beraadslagingen in comité voort
gezet en hebben zij tot 11 uren voortgeduurd, waarna
de voortzetting bepaald is op den anderen dag te 11 uren.
Alstoen hebben de beraadslagingen weder in het ge
heim plaats gehad.
Te Ij uren werd de openbare zitting geopend. De
voorzitter deelde alstoen mede, dat er vijf motiën waren
voorgesteld.
Zij luiden aldus:
L Door den heer Fokker:
„De kamer, gehoord de mededeelingen van de minis
ters van buitenlandsche en binnenlandsche zaken,betrek
kelijk de afdamming der Ooster-Schelde, betreurt dat de
regeering heeft toegegeven aan den wensch van het
Belgisch gouvernement, om eene gemengde commissie
van onderzoek te benoemen, en gaat over tot de orde van
den dag."
II. Door den heer de Brauw
„De kamer, geboord de mededeelingen van de minis
ters van buitenlandsche en van binnenlandsche zaken
betrekkelijk de zaak van deafdammingder Ooster-Schelde,
en van oordeel met de regeering, dat, ongeacht de benoe
ming van eene gemengde commissie van onderzoek,
's lands belang de spoedige uitvoering van het werk der
afdamming van de Ooster-Schelde eischt, gaat over tot
de orde van den dag."
III. Door den heer Begram:
„De kamer, gehoord de mededeelingen van de minis
ters van buitenlandsche en binnenlandsche zaken, en ca
kennis genomen te hebben van de overgelegde stukken
betrekkelijk de zaak van de afdamming der Ooster-
Schelde en van het Sloe, gaat over tot de orde van
den dag."
IV. Door den heer van Nierop:
„De kauier, gehoord de mededeelingen der regeering,
het recht van Nederland om op zijn gebied werken te
maken, onbetwistbaar achtende en den spoedigen aanleg
van den Zeeuwschen spoorweg aan de regeering aanbe
velende, gaat over tot de orde van den dag.
V. Door den heer W. van Goltstein:
„De kamer, van de regeering vernomen hebbende,
dat de benoeming van eene gemengde commissie van
onderzoek geen vertraging te weeg zal brengen in het
tot stand komen der Zeenwsche spoorwegverbinding en
van oordeel, dat de spoedige uitvoering van dat groote
werk door 'a lands belang gevorderd wordt, gaat over tot
de orde van den dag."
De voorzitter stelt voor de motiën in stemming te bren
gen in de volgorde, waarin zij zijn voorgesteld. De heer
Wiutgens stelt daarentegen voor de motie van den heer
van Goltstein het eerst in stemming ie brengen, als de
verste strekking hebbende.
De heer van Nierop verklaart zich daartegen, ook
omdat hij van oordeel is dat de verste strekking moet
worden toegekend aan de motie van den heer Fokker.
Deze toch heeft zeker de verste politieke strekking. Zij
bevat eene afkeuring van de regeering, en die afkeuring
ligt in geene van de andere motiën.
"lint voorstel van den heer Wintgens wordt verworpen
met 50 tegen 13 stemmen.
Hierop worden do verschillende motiën in stemming
gebracht.
De motie van den heer Fokker wordt verworpen met
30 tegen 28 stemmen.
Vóór stemden de heeren Guljé, van Blom,Dnmbar,
Hoynck, Poortman, van Deldon, Viruly, van Kerkwijk,
Kappeyne, Heemskerk, Dam, Blussé, Blom, Beens, de
Kanter, van Eek, van der Maesen, Fokker, Dullert,
Kerstens, Westerhoff, Cornelis, van Henkelom, de Bie-
berstein, Bots, Geertsema, van Limburg Brouwer en van
S wieten.
Tegen stemden de heeren Begram, van Znijlen, van
Voorthuijzen, de Raadt, de Brauw, van Heiden, Andrese,
Keuchenius, Wyhenga, van der Veen, van Beijma, van
den Hen veil, Pijpers, W. van Goltstein, van Nierop,
Rochussen, Godefroi, van Lijnden, van Amerongen,
Dirks, Lijclama, Zijlker, Kien, van Lidth de Jende,
J. K. van Goltstein, Simons, Wttewaali, Luijben, Men-
sonides, van Foreest, Hoffman, Hoekwater, Wintgens,
van Nispen, van Asch van Wijck en de voorzitter.
De motie van den heer de Brauw wordt verworpen
roet 57 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de heeren: van Foreest, Hoffman, van
Zuylen, Durabar, de Brauw en Fokker.
De motie van den heer Begram wordt mede verwor
pen met 53 tegen 10 stemmen.
Vóór stemden de heeren: van Beyma, Lyclama, de
Brauw, Begram, van Zuylen, Dumbar, W. van Goltstein,
Kien, Simons en Wttewaali.
De motie van den heer van Nierop wordt aangeno
men met 40 tegen 23 stemmen.
Vóór stemden de heeren: Dumbar, Hoynck, Poortman,
van Delden, Viruly, van Kerkwijk, Kappeyne, Wybenga,
van Beyma, Dam, van den Heuvel, Blussé, Pijpers, Blom,
Beens, de Kanter, van Eek, van der Maesen, Fokker,
van Nierop, Dullert, Kerstens, Westerhoff, Cornelis, van
Henkelom, Zylüer, van Lidth, de Bieberstein, Wttewaali,
Bots, Geertsema, van Limburg Brouwer, Mensonides,
van Foreest, Luyben, Wintgens, van Nispen, van Swieten,
Guljé en van Blom.
Tegen stemden de heeren: van Zuylen, van Voort-
huyzen de Raadt, de Brauw, van Heiden, Andreae,
Keuchenius, van der Veen, W. van Goltstein, Rochussen,
Godefroi, van Lijnden, van Amerongen, Dirks, Lyclama,
Kien, J. K. van Goltstein, Sioions, Hoffman, Hoekwater,
van Asch van Wijck, Begram en de voorzitter.
Door de aanneming dezer motie is die van den heer
van Goltstein vervallen.
Hierop zijn dealgemeene beraadslagingen voortgezet
over de Indische begrooti.ng voor 18G7.
Over 8 (pensioenen) worden geene discussies gevoerd.
Bij de behandeling van 9 (onvoorziene uitgaven en de
daarop gebrachte verminderingen) wordt tusschen de
heeren Rochussen, Keuchenius, Dirks en de minister
van koloniën eene disenssie gevoerd over de vraag of de
Indische regeering, volgens de nieuwe comptabiliteits
wet, de bevoegdheid zal hebben over de som van onvoor
ziene uitgaven te verstrekken tot het doen van nieuwe
uitgaven. Volgens den minister zal de gouverneur-
generaal zich stipt moeten houden aan de cijfers der
begrooting, teiwijl over de onvoorziene uitgaven niet
mag worden beschikt dan alleen wauneer het geheel
onvoorziene uitgaven betreft.
De heer Fokker meent dat eene afzonderlijke afdee-
ling voor onvoorziene nitgaven in strijd is met de
comptabiliteitswet, waarop door den minister en den
heer Rochussen wordt geantwoord, dat eene zoodanige
afdeeling dringend noodzakelijk is om te voorzien in
geheel buitengewone uitgaven die niet onder de hoofd
rubrieken der andere afdeelingen zijn vermeld.
Over 10 (kosten voor het departement van oorlog)
worden geene disenssiën gevoerd.
Bij 11 (toestand der Indische geldmiddelen) hor-
haalt de Rochussen zijne opmerking, dat op deze
begrooting 100,000 picols koffie meer ten verkoop zijn
uitgetrokken, dan werkelijk zullen worden verkregen.—
Deze opmerking wordt door den minister in zoover
beaamd dat ook hij gelooft, dat er slechts 800,000 picols
koffie zullen worden verkocht. Hij vertrouwt echter dat er
hoogere prijzen voor de producten zullen worden besteed.
De heer Keuchenius komt terug op het verlangen
reeds in de stukken geuit om het loon voor de koffie-
plantende bevolking te bepalen op f 15. De minister is
van oordeel dat kan worden volstaan met de thans op de
begrooting voorgedragen verhooging.
Na re- en dupliek is de voortzetting der disenssiën
bepaald op morgen te 11 uren.
In den loop der zitting zijn ingekomen twee wets
ontwerpen: 1. tot bekrachtiging eener overeenkomst
gesloten met de maatschappij tot exploitatie der staats
spoorwegen 2. tot verhooging van hoofdstuk V der
staatsbegrooting voor 1866.
Gemeenteraad van Vlisslngen.
Zitting van Dinsdag 4 September. Vaststelling gemeente-
rekening; aanbieding gemeentebegrootingaf- en over
schrijvingen benoeming wethouderverzoek wering petro-
leum-bergplaatsen; verzoek 1. Boogaard, vernietiging pacht
mestspeciënvoorwaarde aanbesteding verkoop cokes; goed
keuring raadsbesluit; intrekking en vernieuwd besluit
begraafplaats israèlieten; gesloten zitting; mededeeling
opneming boeken en kas gemeente-ontvangerbenoeming lid
dagelijksch bestuur commissie strafverordeningen.
Voorzitter de heer Callenfels.Afwezig de heeren
van der Os en Tideman.
Na goedkeuring der voorgelezen notulen van de laatst
gehoudene gewone en buitengewone zittingen brengt de
heer Hector, namens de financieele commissie rapport
uit op de tot onderzoek in hare handen gestelde ge
meenterekening over 1865, welke ter inzage heeft gele
gen en in druk aan de leden is rondgedeeld. Behalve
een paar opmerkingen ter bevordering van regelmatig
heid en duidelijkheid, heeft de commissie geene beden
kingen, zoodat overeenkomstig de conclusie van haar
rapport wordt besloten de yekening vast te stellen in
ontvang op f 168,191.44!, in uitgaaf op 152,882.79, batig
saldo f 15,308.651- Het hiertoestrekkeud concept besluit
wordt met algemeene stemmen met uitzondering van
burgemeester en wethouders, die zich van do stemming
onthieldengoedgekeurd, terwijl overigens aan de ge
maakte opmerkingen der commissie zal worden voldaan.
De voorzitter legt over de gemeentebegrooting voor
het dienstjaar 1867, welke wordt gesteld in hauden der
financieele commissie en, volgens eene aan het eind der
zitting door den voorzitter gedane mededeeling, thans
met de memorie van toelichting wordt gedrukt, naafloop
waarvan een exemplaar aan de leden zal worden toege
zonden en voor belangstellenden tegen betaling verkrijg
baar gesteld.
Wordt goedgekeurd een voorstel tot af- en overschrij
ving op de gemeentebegrooting voor het loopende dienst
jaar, ter bestrijding van een drietal po9ten terugbetaling
van vroeger betaalde belasting, overeenkomstig een
daartoe indertijd genomen raadsbesluit, aan den brood
bakker de Munck; tot terugbetaling aan den gemeente
ontvanger van door hem uitbetaalde renten ten behoeve
der gasfabriek; en tot betaling eener som van f 100 aan
den ambtenaar belast met het beteekenen van stukken
in zake den hoofdelijken omslag.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
des voorzitters dat de verordening voor de vischmarkt
is afgekondigd.
Wordt overgegaan tot de benoeming van een wethouder,
ter vervulling der door periodieke aftreding van den
heer Tb. van Uije Pieterse te ontstane vacature.
De aftredende wordt herbenoemd met 9 van de 13
stemmen, zijnde voorts uitgebracht op de heeren Ockers,
Hector en van der Hijden ieder 1 stem en 1 biljet in
blanco.
De heer van Uije Pieterse verklaart, onder dankbetui
ging voor het vernieuwd bewijs van belangstelling, de
hem andermaal opgedragen betrekking met nieuwen
moed te aanvaarden en geeft de verzekering dat hij
steeds zooveel mogelijk de belangen der gemeente en
van hare ingezetenen zal trachten te helpen bevorderen.
Is ingekomen een door eenige ingezetenen onder
teekend adres, waarin, onder herinnering aan den onlangs
te Antwerpen plaats gehad hebbenden brand, gewezen
wordt op bet'gevaar van bewaarplaatsen van petroleum
binnen de gemeente in het algemeen en van den petro-
leum-kelder in de Nieuwstraat van den winkelier Hector
in het bijzonder, zoodat adressanten eerbiedig maar
dringend verzoeken, dat de noodige maatregelen mogen
worden genomen, ten einde dien gevaarlijken toestand
te doen ophouden en de bergplaatsen van petroleum niet
meer biDr.en, maar slechts buiten de gemeente mogen
worden toegelaten.
De voorzitter stelt voor, dit adres te stellen in handen
eener commissie.
De heer Ruijsch leest een schriftelijk betoog voor,
waarin hij herinnert aan den jongsten brand te Ant
werpen en met het oog daarop wijst op het groot gevaar
van het toelaten van bergplaatsen van petroleum binnen
de gemeente en nog wel, zooals hier, in het schoonste
gedeelte der stad. Niet alleen het onaangename en on
gezonde, hetwelk door den stank der petroleum wordt
veroorzaakt, maar vooral het gevaar voor brand maken
zijns inziens eene verplaatsing der bergplaatsen noodig.
Hij merkt tevens op dat voor buskruit wel bepalingen
van voorzorg zijn gemaakt, doch voor petroleum niet,
hoezeer het gevaar van brand door petroleum nog grooter
is dan dat door buskruit, zijnde kruit, als het ontploft,
gemakkelijker te blusschen dan brandende zich overal
heên verspreidende petroleum. De slotsom van spreker
is, dat hij zijne medeleden opwekt om de handen ineen
te slaan en ten allerspoedigste zoodanige maatregelen te
nemen als in het belang en de veiligheid der stad en
hare ingezetenen noodig zijn. Tevens deelt hij mede dat
onder anderen te Amsterdam ook reeds een paar raads
leden hebben aangedrongen op het nemen van alle
mogelijke voorzorgsmaatregelen ten aanzien van petro
leum bergplaatsen.
De heer Hector beaamt ten volle hetgeen de heer
Ruijsch heelt aangevoerd. Daar evenwel alle ingezetenen
een direct belang hebben in de afwending van het gevaar,
meent hij dat ook niemand er bezwaar tegen hebben kan dat
de kosten, aan de maatregelen tot die afwending verbon
den, door de gemeentekas worden gedragen en niet ten
laste van den handel worden gebracht.
De heer Laernoes zegt dat hij zich niet met dit denk
beeld van den heer Hector kan vereenigen.
Nogmaals dringt de heer Ruysch aan op het wen-
schelijke van alle mogelijke waakzaamheid tegen het
gevaar van de petroleum, die eerst in den jongsten tijd
in den handel is gebracht en door hem eene „helsche
vloeistof" wordt genoemd.
Ten slotte is het voorstel des voorzitters aangenomen
en het adres gesteld in handen eener commissie, tot leden
waarvan door den voorzitter zijn aangewezen de heeren
Hector, Laernoes en de Krnijff.
Nog is ingekomen een verzoek I. Bogaard, om ver
nietiging zijner pacht van het ophalen der mestspeciën,
welke pacht hij verklaart in oavei wonnen drift te hebben
aangegaan; in heteerste thans verloopen jaar heeft hij
reeds veel moeten toeleggen en na vei loop van de vol
gende jaren waarover de pacht loopt zal hij, zoo hij
daarvan niet wordt ontheven, geheel geruïneerd zijn.
De voorzitter stelt voor, ook dit adres te stellen in
handen eener commissie.
De heer Quakkelaar verzet zich hiertegenzijns in
ziens is de zaak helder en klaar, zoodat reeds dadelijk
eene beslissing kan worden genomen; er is met adressant
een contract aangegaan, dit behoort dus, even als de
contracten van andere aannemers, te worden nageleefd
en gehandhaafd.
De voorzitter antwoordt dat de zaak van verschillende
kanten kan beschouwd worden. Ook hij is er in het
algemeen voor dat bestaande contracten worden nage
komen, maar hier is wel iets ten voordeele van den
adressant aan te voeren. Daarom stelt hij voor, het adres
te stellen in handen eener commissie van onderzoek.
Volgens het gevoelen van den heer Ruysch moeten,
bij weigering van den aannemer om het contract uit
te voeren, diens borgen daarover worden aangesproken
en dan eerst kan de zaak commissoriaal worden gemaakt.
De voorzitter merkt op dat de adressant niet w e i g e r t,
maar verzoekt.
De heer van Uije Pieterse is er voor, dat het adres in
handen eener commisie worde gesteld, zonder daarom
echter eene voordracht tot vernietiging van het contract
te verwachten. Er kunnen evenwel wellicht eenige over
wegingen ten gunste van des adressants verzoek in aan
merking komen, en daartoe acht lij een onderzoek door
eenecomraissie weuschelijk. Van weigering is bij adressant
thans geen sprake en hij zal ook, te oordcelen naar zijne
soliditeit, niet weigeren aan zijne verplichting te voldoen.
Dat de adressant bij het aangaan der pacht overijld heeft
gehandeld, dat hij van dergelijke aannemingen en daaraan
verbonden berekeniugen weinig begrip heeft, daar hij
zelf verklaard heeft niet eens de voorwaarden van ver
pachting te hebben gelezen, deze en veidere omstandig
heden kunnen aanleiding geven tot overweging oi en in
hoever er termen zouden zijn om hem eenigermate te
gemoet te komen. Ten einde het onderzoek echter zoo
onpartijdig mogelijk zij, geeft spreker den wensch te
kennen dat in die commissie geen leden van het dage
lijksch bestuur worden benoemd.
Zie verder het bijvoegsel.)
Therniomcterstanfl.
5 Sept. 's av. 11 u. 61 gr.
6 'fi morg. 7 u. 62gr.'s m idd. 1 li. 70 gr. 's a v. 11 u.64 gr.
7 'smorg.7 u.61 „'smidd. lu. 64 gr.