De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent
de cholera mede
Den 28 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 8, over
leden 12; 's Gravenhage 6, overleden 1; Delft 0, over
leden 1; Rotterdam 8, overleden 6; Utrecht 7, over
leden 1; Amersfoort 12, overleden 1; Arnhem 7, over
leden 6; Zntfen 7, overleden 1; 's Hertogenbosch 10,
overleden 9.
Den 26 en 27 dezer zijn aangetast: te Haarlem 0,
overleden 1; Arnhem 23, overleden 14; Kampen 1, over
leden 1; Meppel 2, overleden 1Groningen 2, overleden 2.
Van de aangetasten te 's Gravenhage woonden 2 te
Scheveningen, van de overledenen geen.
Onder de aangetasten te Amersfoort zijn 9 personen
begrepen, reeds vroeger aangetast, doch van wier ziekte
eerst beden aangifte is gedaan.
Dpu 29 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 6, overle
den 10; Leiden 0,overleden 1; 's Gravenhage 6, overleden
2; Delft 0, overleden 1; Schiedam 0, overleden 1; Rotter
dam 5, overleden 3; Dordrecht 0, overleden 1; Gouda 1,
overleden 1; Utrecht 1, overleden 6; Arnhem 14, over
leden 9; Zntfen 4, overleden 4; 's Hertogenbosch 26,
overleden 10.
Den 28 dezer zijn aangetast: te Kampen 0, overl. 1;
Zwolle 0, overl. 2; Groningen 3, overl. 1.
Van de aangetasten te 's Gravenhage woonde 1 te
Scheveningen, van de overledenen 1.
Benoemingen cn besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan H. A. L. van
Ves.sem, adjunct-intendant van Zr. Ms. paleis te Amster
dam, tot het aannemen en dragen der versierselen van
ridder der Danebrogsorde, hem door Z. M. den koning
van Denemarken geschonken.
rijks hoogere burgerscholen. Benoemd tot leeraar
aan de rijks hoogere burgerschool te Groningen, de heer
J. Versluys, thans leeraar aan de burger-avondschool te
Haarlem.
belastingen enz. Benoemd tot provinciale directeur
der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en
accijnsen in Groningen en Drenthe, residentie te Gro
llingen, de heer W. J. Verkuyl, thans provinciale direc
teur in Zeeland; en in Zeeland de heer G. W. van der
Gronden, thans controleur dier middelen te Zwolle.
leger. Op non-activiteit gesteld, in afwachting dat
omtrent hen nader zal worden beschikt, de le luitenants
K. H. J. J. Hirscbtnann, van het regiment grenadiers en
jagers, en H. J. J. Kuilenborg, van het le regiment infan
terie, eerstgenoemde op verzoek.
strafgevangenissen. Benoemd tot kommandant der
met den le October a. in dienst gestelde strafgevangenis
voor jeugdige mannelijke gevangenen te de Kruisberg,
gemeente Ambt Doetiriehem, de heer W. F. Treub, thans
commandant der strafgevangenis te Hoorn, en tot
commandant der strafgevangenis te Hoorn de heer
A. C. Hania, thans commandant der strafgevangenis te
Rotterdam.
Ouderwijs.
In het studiejaar 18641865 had professor Biereks de
Haan, te Leiden, voor zijn collegie over intregaal rekening
2 toehoorders en professor Verdam, aldaar, voor de hoogere
deelen daarvan, hetzelfde getal. Professor Kaiserdoceerde
in de practische sterrekunde en in de theoretische ster-
rekunde voor meergevorderden voor 2 studenten in elk
der vakken, terwijl professor Pluijgers er 3 had, als hij
sprak over wiskundige natuurkunde. De hoogleeraa-r
Enschedé te Groningen hield een collegie over de diffe
rentiaal- en integraal-rekening voor 3 studenten en voor
de analytische mechanica had hij er 1. Professor Erme-
rius te Groningen doceerde hoogere deelen der proefon
dervindelijke natuurkunde voor 3 en zijn collega
W. G. Pluijgers, te Leiden, Latynsche taal- en letterkunde
voor meergevorderden,voor 2 toehoorders.Hetzelfdegetal
had professor Rutgers, te Leiden,.als hij sprak over het
sauscrit. Met 1 toehoorder behandelde professor Valeton,
te Groningen,de chrestomathie en inet 4 dito bestudeerde
hij het boek Job. Amh.cour
Veeziekte.
Ter zitting der arrondissements rechtbank alhier zijn
heden morgen weder negen korporaals van het 6e
regiment infanterie beëedigd, om dienst de doen als
hulpofficieren van justitie in de provincie Gelderland
ter bewaking van de lijn van afsluiting voor de veeziekte.
Gemengde berichten.
De hoofdredacteur der Prov. Gron. Courant heeft ver
klaard, ongenegen te zijn om den naam te noemen
van den schrijver van het zoo veel gerucht makende
artikel tegen professor van Deen en de verantwoorde
lijkheid op zich te nemen van de plaatsing van dat artikel
in die courant.
Het gemekt is te Parijs in omloop van een mislukten
moordaanslag op de, koningin van Spanje, door een
schoenmaker gepleegd. Het is andermaal haar corset
geweest, dat de vorstin gered heeft. Volgens eene andere
lezing is de schuldige een generaal, die onmiddellijk
gefusilleerd is.
Nog dagelijks zijn de commissiën tot onderzoek
der omkoopingen bij de laatste verkiezingen te Yarmonth,
Reigate en Totness met werkzaamheden overladen.
Terwijl die omkoopingen te Yarmouth reeds als van zeer
buitengewonen aard worden beschouwd, schijnt dit even
wel te Totness naar evenredigheid nog veel erger te
zijn geweest.
Zaterdag namiddag is een van Londen vertrokken
pleiziertrein niet ver van Ely, zonder bekende oorzaak, j
uit het spoor geloopen, met dit treurig gevolg, dat de 1
i machinist gedood werden verscheiden passagiers minder
j of meerder ernstige wonden ontvingen. Van de rijtui-
gen werden eenige geheel of ten deele verbrijzeld,
j Medlicott heeft ontdekt dat in Assam, zuidelijk van
de rivier de Brahmaputra, wijd uitgestrekte steenkolen-
lagen aanwezig zijn van eene qualiteit, die al de vroeger
in Indië gevonden kolen overtreft. Zeer gemakkelijk kan
er uit de ontginning van dien schat een nieuw tijdperk
ovor de industrie van Indië aanbreken.
Uit Steeg schrijft men 27 dezer: Ten gevolge van
ontzaglijke zware regenbuien, die heden middag vielen,
kon het water dat door de duikers onder den spoorweg-
dijk moet afvloeien, niet geheel op die wijze worden
geloosd. Een stuk van den dijk ter grootte van plus
minus dertig el sloeg daardoor weg. Gelukkig dat de
wachters bij tijds het gevaar ontdekten, en zoowel naar
Velp als Dieren terstond daarvan kennis konden geven.
De treinen naar en van Zntfen bleven aan die stations,
totdat de dijk hersteld was. Eene vertraging van een
uur werd hierdoor voor verschillende treinen veroorzaakt.
In de Maandag gehouden vergadering van den
gemeenteraad te Zwolle is een voorstel ter tafel gebracht
van twee leden, de heeren mrs. J. II. van lioijen en
II. E. C. van Kerckhoff, om aan de handelingen van den
raad voortaan openbaarheid te geven in al haren omvang,
in plaats van de zeer gebrekkige publiciteit, welke thans
omtrent 'g raads handelingen en debatten bestaat. Zij
stellen daartoe voor: 1. dat, alvorens ter behandeling in
den raad te worden gebracht, van wege den raad gedrukt
en openbaar zullen worden gemaakt: het ontwerp der
gemeente-begrooting, de gemeenterekeniug, de ontwerpen
van alle reglementen en verordeningen, alles met de
daarbij behoorende memoriën van toelichting, alsmede
indien er bij den raad geene redenen bestaan welke de
openbaarheid niet wenschelijk maken, de rapporten en
voorstellen van burgemeester en wethouders, van com
missiën uit of van leden van den raad, de missives en
andere stukken, ingekomen van de booge regeering,
van collegicn of ambtenaren; 2. dat van wege den raad
opgesteld en door den druk openbaar zal worden gemaakt
een volledig verslag van het in zijne openbare vergade
ringen verhandelde. Nieuwe Rott. cour).
Thermometerstand.
29 Aug. 's av. 11 u. 58 gr.
30 'smorg. 7 u.58gr.'sinidd. lu.62gr. 'sav.llu.58gr.
31 smorg.7 u.58 „'smidd. 1 u. 67 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 28 Augustus. Beraadslaging over de
Indische begrooting.
De heer Andreae constateerde, dat schier allen her
vorming in Indië verlangen, maar alleen verschillen in
de wijze hoe ze tot stand te brengen. Alleen langs den
gematigden weg, langs den weg vaifcgematigdeii voor
uitgang was ze z. i. te verkrijgen. Naar zijne overtuiging
voldeed dit kabinet aan dien weuscb. Het staat bedaar
den vooruitgang, geen reactie voor. Volkomen vereeuigde
hij zich met het gevoelen der regeering, om, wat de
cultnuraangelcgenheden betrof, niet terug te komen op
de opgehevene cultures, maar daarentegen de bestaande
krachtig te handhaven. Évenzeer keurde hij den maat
regel goed, waarbij de regeering een poging in het werk
heeft gesteld om de suiker-contractanten tot art. 17 der
suikerregeling te doen toetreden. Ook de afkoopbaar-
stelling der heerediensten en de uitgifte van woeste
gronden werden door hem beaamd.
De heer Keucheuius ontwikkelde in de eerste plaats
de zienswijze, dat de Nederlandsche staat zijne roeping
met betrekking tot Indië niet heeft in het oog gehouden,
omdat men de koloniën uitsluitend als een domein van
exploitatie heeft beschouwd. Behoud van het batig slot
was alleszins noodzakelijk, maar hij betreurde het, dat
de kamer de hoegrootheid van het batig saldo zou vast
stellen. De vaststelling der begrooting bij de wet was
echter een ramp voor Nederland en Indië, en alleen ge
schikt om den band tnsscben Nederland en koloniën te
verscheuren, daar de Indische maatschappij tegen het
moederland zal worden opgehitst.
Door zoodanige vaststelling zou bovendien het doel
niet bereikt worden. Immers de coDtröle der kamer zal
niets beteekenen of schadelijk werken. De macht des
konings en van den gouverneur-generaal, wordt, strijdig
met de grondwet, daardoor verkort, en de ontwikkeling
van Indië belemmerd en tegengegaan.
Onvoorwaardelijk kon hij zich niet met de koloniale
politiek van dit kabinet vereenigen. Immers krachtige
handhaving der op hoog gezag ingevoerde cultures en
bevordering der particuliere industrie te zaaien was z. i.
onmogelijk en eene illusie, hoewel hij het stelsel van be
vordering der particuliere industrie met handhaving der
gouvernements-cultures beter voor de rust in het belang
van Indië beschouwde, dan een ander systeem. Ten slotte
bestreed hij het nut der door deu minister van koloniën
uitgevaardigde proclamatie, betrekkelijk de handhaving
der gebruiksrechten van den Javaan.
De heer de Laat de Kanter vroeg tot welken prijs per
last de handelmaatschappij de bevrachting der schepen
heeft verkregen.
De heer llochnssen behandelde dc politiek van het
kabinet en het financieel gedeelte der begrooting. Even
als de minister conservatief, verschilde hij in sommige
opzichten met hem in de middelen om eene krachtige
handhaving der gouvernements cultures te bevorderen.
Aan den strijd kon volgens hem alleen door eene her
ziening van art. 56 van het regeerings reglement een
einde komen. De minister beweert daarentegen dat zelfs
zonder herziening, handhaving van 't stelsel kan plaats
hebben. Zoo dit het geval is, dan is in ieder opzicht eene
cultuurwet onnoodig en onraadzaam. Hij keurde de
schorsing van het besluit goed, waarbij de heerediensten
voor de hoofden waren afgeschaft.
Eindelijk verdedigde hij natuurlijk al de voordeelen
van het behoud van het cultuurstelsel,
j Wat het financieel gedeelte aangaat, merkte hij op,
dat de vaste uitgaven aanzienlijk worden verhoogd en
dat ten onrechte gerekend wordt op inkomsten, die nog
onzeker en van velerlei omstandigheden afhankelijk zijn.
De heer Blussé besprak het consignatiestelsel, waarbij
hij aantoonde, dat de beloften der regeering, om ook
op dit punt vooruitgang in het oog te houden, hem geen
gerustheid inboezemden, daar door handhaving van dat
stelsel, wat de minister wil, stilstand onvermijdelijk zal
zijn. Handel en scheepvaart daarentegen moeten tot
voorzichtigen vooruitgang leiden om tot eindelijke ophef
fing van het stelsel te komen.
De hoer van Swieten kwam op tegen de stelling, dat
vaststelling der begrooting bij de wet belemmeriug zou
teweegbrengen. Naar zijne meening was die vaststelling
in alle opzichten voordeelig. Vervolgens trachtte hij
breedvoerig aan te toonen, hoe, zoo de verschillende
cultures, speciaal de koffiecultuur, aan de particuliere
industrie waren overgelaten, hare uitbreiding onbetwij
felbaar en grootere winsten voor de schatkist zeker
zouden zijn. Eindelijk deed hij eenige vragen met
betrekking tot de heerediensten en trachtte hij, wat die
zaak aangaat, te bewijzen, dat heerediensten geene doel
treffende belasting zijn, en dat het belang zoowel van
den Javaan als dat der particuliere industrie meebracht
'■te af te schaffen of afkoopbaar te stellen. Ook het
bezwarende van de verplichte diensten ten behoeve der
hoofden werd in het. licht gesteld.
De minister van koloniën verklaarde zich te zullen
bepalen tot de algemeene beschouwingen, en de bij zondere
ter sprake gebrachte onderwerpen bij de verschillende
paragrafen te zullen behandelen. Hoofdzakelijk toonde
hij aan, dat ook hij een der hevigste tegenstanders is
geweest van vaststelling der begrooting bij de wet,
maar dat hij, staande voor een fait accomplide wet
moet uitvoeren.
Wat de inrichting der begrooting betrof, merkte hij
op, dat er geen tijd is geweest ze geheel naar zijne
zienswijze te vervormen. Hij heeft er slechts naar
gestreefd de in werking treding met 1 Januari 1867
mogelijk te maken.
In betrekking tot de cultures, verklaarde hij in ieder
geval de nog bestaande koffie- en suiker-cultuur te
zullen handhaven, niettegenstaande het onderzoek naar
den toestand der eerstgenoemde cultuur nog niet was
afgeloopen.
Vat de suiker cultuur betrof, schetste de minister
den treurigen toestand daarvan en verdedigde de door
hem in het werk gestelde poging, om aan de bezwaren
te gemoet te komen.
Zitting van Woensdag 29 Augustus. Motiën van orde van
de heeren Fokker en de Brauw, met betrekking tot de
afdamming der Ooster-SclxeldeOost-
Indische begrooting.
In de eerste plaats wordt de beraadslaging heropend
over de motiën van de heeren Fokker en de Brauw, be
trekkelijk de afdamming der Ooster-Schelde, naar aan
leiding eener door eerstgenoemdeu gedane interpellatie.
Dc motie van den heer Fokker luidt:
„De kacner, gehoord de mededeelingen van de heeren
ministers van buiteulandsche en van biunenlandsche
zaken betrekkelijk de zaak van de afdamming der Ooster-
Schelde, betreurt dat de regeering heeft toegegeven aan
den wensch van het Belgische gouvernement om eene
gemengde commissie van onderzoek te benoemen, en gaat
over tot de orde van den dag."
De motie van den heer de Brauw is daarentegen van
den volgenden inhoud
„De kamer, gehoord de tnededeeling van de heeren
ministers van buitenlandsche en binnenlandsche zaken
betrekkelijk de zaak der afdamming van de Ooster-Schelde,
en van oordeel met de regeering, dat, ongeacht de benoe
ming van eene gemengde commissie van onderzoek, 's lands
belang de spoedige uitvoering van het werk der afdam
ming van de Ooster-Schelde eischt, gaat over tot de orde
van den dag."
Bij de opening der beraadslaging verklaarde echter de
minister van buitenlandsche zaken, dat hij, daartoe door
den koning gemachtigd, al de stukken, betrekkelijk de
zaak, onder de uitdrukkelijke voorwaarde van geheim
houding, in originali aan de kamer overlegde, daar hij
bleef bij zijn gevoelen, dat om een juist oordeel te kunnen
vellen, de kennisneming van al de stukken noodig was,
om tot de overtuiging te komen dat de benoeming eener
technische commissie, zooals in deze had plaats gehad,
de onmiddellijke uitvoering van het werk niet in den weg
zou staan.
De voorzitter stelde na deze tnededeeling voor, om de
overgelegde stukken in handen eener commissie van vijf
leden te stellen, ten einde daarover rapport uit te brengen,
onder belofte van geheimhouding.
Over dit voorstel ontstond discussie. De heeren Fokker
en de Kanter stelden voor, de discussie over de motiën
te verdagen tot Maandag, en inmiddels de stukken ter
griffie te deponeeren, ter inzage alleen van de leden.
Zij beweerden, dat het reglement van orde, waarbij is
bepaald dat door de regeering iugezonden stukken, die
tot nader onderzoek kunnen leiden, in handen eener
commissie moeten worden gesteld, hier minder toepasse
lijk was, en dat de benoeming eener commissie van
onderzoek slechts tot vertraging moest leiden.
De heer de Brauw vroeg, hoe midden onderde discussie