MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N° 136.
Dinsdag
28 Augustus.
1866,
föinttmlanD.
Editie van Maandag avond 8 uren.
kennisgeving.
GEDEELTELIJKE AFLOSSING
der provinciale gcldlcciiiiig van ƒ150,000.
De Gedeputeerde staten van Zeeland, brengen bij deze
ter kennis van belanghebbenden, dat op Donderdag den
13 September 1S66 des namiddags ten één nnr, in hunne
raadzaal, in het openbaar zullen worden uitgeloot, stes
aandcelen elk van duizend gulden, in de pro
vinciale geldleening van 150,000, voor de verbetering
der middelen van gemeenschap in de provincie Zeeland,
om op 1 Januarij 1867 te worden afgelost.
Middelburg, den 24 Augustus 1866.
De gedeputeerde staten voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter.
S. VAN DER SWALME, griffier.
OPENING DER JAGT OP KLEIN WILD.
De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland,
Gezien het besluit van heeren gedeputeerde staten,
de dato 24 Augustus 1866, no. 60;
Gelet op art. 11 der wet van den 13 Junij 1857 (Staats
blad no. 87)
maakt bekend, dat de opening der jagt op klein wild
in deze provincie is bepaald op Woensdag den 5 Sep
tember aanstaande
voorts, dat de korte jagt dagelijks, met uitzondering
van den Zondag, en de lange jagt op den Maandag,
Woensdag en Zatnrdag van iedere week, alsmede op de
vier dagen, voorafgaande aan de sluiting der jagt, zal
geoorloofd zijn.
Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad ge
plaatst, en zullen afdrukken in plano aan de gemeente
besturen ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, 25 Augustus 1866.
De commissaris des konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
middelburg 37 Augustus.
Heden is de quaestie van de afdamming der Ooster-
Schelde in de tweede kamer andermaal ter sprake
gebracht.
De heer van Eek namelijk heeft aan den minister van
buitenlandsche zaken gevraagd, wanneer de toegezegde
stukken bij de kamer zouden worden overgelegd.
Na bet daarop ontvangen antwoord, dat een historisch
overzicht der quaestie, benevens vele op de zaak betrek
king hebbende stukken in de aanstaande week zouden
worden ingezonden, werd door de heeren van Eek en de
Kanter aangedrongen op de onmiddellijke overlegging der
instructie betrekkelijk de thans vigeerende commissie.
Uit de verdere discussie bleek echter dat de instructie
op den dag der gehouden interpellatie mondeling was
vastgesteld.
Ten slotte stelde de heer van Heukelom voor, de heden
voor acht dagen door de heeren Fokker en de Brauw
gedane motiën Woensdag in behandeling te nemen.
Dit voorstel werd met 29 tegen 21 stemmen aange
nomen.
Het wetsontwerp tot onteigening van perceelen voor
den spoorweg SluiskilBelgische grenzen is aan
genomen.
Voordat de begrooting voor Indië heden in de tweede
kamer in behandeling werd genomen, stelde de heer
Wintgens als motie voor, de behandeling daarvan te
verdagen.
Dit voorstel werd echter met 42 tegen 8 stemmen
verworpen, waarna de beraadslaging een einde nam.
Morgen zal de behandeling worden voortgezet.
De heer mr. G. Groen van Prinsterer heeft zijn ontslag
genomen als lid van de tweede kamer der staten-gencraal.
De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a.,des namid
dags te half twee uren, eeue openbare zitting houden ter
behandeling van de onderstaande zaken: 1. missive
van gedeputeerde staten, goedkeuring raadsbesluiten;
2. vaststelling der gemeente-rekening 1865; 3. uitgifte in
erfpacht en verhuring gemeente gronden; 4. voordracht
hulponderwijzer school G-; 5. benoeming van een wet
houder (periodieke aftreding van jhr. de Jonge).
De kiezersvereeniging „Eendracht maakt macht" te
Assendelft, heeft den heer G. II. Betz, ond-minister van
financiën, tot candidaat voor het lidmaatschap der tweede
kamer in het hoofdkiesdistrict Haarlem benoemd.
De kiesvereeniging „Met God voor Nederland en
Oranje" heeft besloten de candidatuur van den heer
G. L. J. van der Hueht te ondersteunen.
Men schrijft uit de residentie aan het Handelsblad:
„Eenigen tijd geleden was bier het gerucht in omloop
dat de plaats, door den onlangs afgetreden Spaanschen
gezant ingenomen, niet meer zon worden vervuld en dat
zelfs het geheele Spaansche gezantschap alhier zon wor
den opgeheven. Ik ben nu in staat u mede te deelen dat,
zoo er al eenige sprake van die opheffing mocht geweest
zijn, thans door het Spaansche gouvernement besloten
is, den gezantsehapspost alhier te handhaven. Ik verneem
dat tot gezant bij het Nederlandsche hof is benoemd de
heer Romeo, die vijftien jaren geleden alhier den post
van Spaanschen gezantschapssecretaris bekleedde. De
heer Romeo wordt tegen het einde van deze maand alhier
verwacht."
De kamer van koophandel en fabrieken te Delft heeft
aan de tweede kamer toegezonden een afschrift van een
door haar aan den minister van financiën gericht adres,
betreffende de wenschelijkheid tot afschaffing van den
accijns op zeep, onder welks bestaan zoo wordt in het
adres betoogd de zeepziederijen in een ongunstigen
toestand zijn geraakt, omdat de verbruikers, wegens den
verhoogden prijs van de zeep, sedert meer en meer ver
schillende surrogaten bebben aangewend, waarvan geen
accijns verschuldigd is, terwijl de zeepfabrikant een groot
deel van zijn kapitaal renteloos en op risico moet steken
in den accijns, dien hij, bij het verleenen van crediet,
aan zijne kalanten moet voorschieten. Eindelijk wordt
gewezen op al de nadeelen, uit den zeepaccijns voor de
nijverheid voortvloeiende.
De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent
de cholera mede
Den 24 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 1, over
leden 6; Leiden O, overleden 1; 's Gravenhage 5, over
leden 2; Rotterdam 4, overleden 4; Dordrecht O, over
leden 2; Gouda 1, overleden 1; Utrecht 1, overleden 1;
Amersfoort 2, overleden 7; Arnhem 4, overleden 2;
Zntfen 2, overleden 1; 's Hertogenbosch 7, overleden 1.
Den 23 dezer zijn aangetastte Zwolle 2, overleden 1.
Van de aangetasten te 's Graveubage woonde 1 te
Scheveningen, van de overledenen geene.
ltenocmingcn cn besluiten.
marine. Benoemd tot scheepsklerken bij de Neder
landsche zeemacht W. D. J. Bezemer, J. F. van Gelsdorp,
J. P. van Goethem, F. J.Olivier, J. E. Jantze, II. J. Knot
tenbelt, W. A. van Ouwerkerk, H. J. van der Meer,
J. J. van Diemen en W. A. Ie Rutte.
Kerknieuws.
De jongste predikant bij de Nederduitsche hervormde
gemeente alhier, de heer J. P. Nonhebei, bevestigde gis
teren morgen in de Nieuwe kerk, met eene rede naar
aanleiding van Markus 16:15 laatste gedeelte, zijn uit
Nieuw Loosdrecht herwaarts beroepen ambtgenoot, den
heer J. II. L. Roozemeijer. Laatstgenoemde hield des
avonds in hetzelfde kerkgebouw zijne iotreêrede, waar
voor hij tot tek6t had gekozen 1 Cor. 22.
Harinc cn leger.
De luitenant ter zee 1ste klasse C. II. Bogaert en de
luitenants ter zee 2de klasse E. L. Ehnle, J. C. Joekes
en G. van Herwaarden, laatst behoord hebbende tot het
eskader in Oost-Indië, en dezer dagen v in daar terugge
keerd, zijn, te rekenen met den 18dezer, op non-activiteit
gebracht.
Tengevolge der buitendienststelling van Zr. Me.
korvet Pallas wordt de kapitein-luitenant ter zee J. A.
van de Velde, dien bodem kommandeerende, met den
laatsten dezer eervol vau dat bevel ontheven; met dien
datum op non activiteit gebracht de navolgende op de
korvet Pallas dienendeofficieren,als: de luitenant ter zee
le klasse P. J. D. Brenkelman,de luitenant ter zee 2e klasse
J. Plantenga en W. J. II. de Kanter, en de officier van
administratie 2e klasse A. J. Looijen. Daarentegen wor
den met den 1 September a. geplaatst op Zr. Ms. korvet
van Speijk de luitenant ter zee 2e klasse A. E. Dronkers
en bij bet hospitaal der marine te Willemsoord de offi
cier van gezondheid 2e klasse W. C. A. Ilajenius.
Koloniën.
In de berichten heden met de Engelsche mail uit Oost-
Indië aangebracht lezen wij o. a.:
„Van de Pasoemah-landen zijn nadere berichten ont
vangen; de vijand heeft na een langdurige en hardnek
kige verdediging de versterking te Moetar Alam ontruimd,
waarin hij door de onzen was ingesloten. Bij een stout-
moedigen uitval is het hem gelukt, met achterlating van
vele dooden en gekwetsten, de rijen der belegeraars door
te breken. Hiermede is de onderwerping dier land
streek nog ver van geëindigd, en alles toont dat hare
moedige bevolking voornemens is zich tegen onze over
macht tot het uiterste te verdedigen.
„Overigens leveren de berichten uit de buitenbezittin
gen geen meldenswaardig nieuws."
Een der laatste nommer3 van het Bataviaasch Han
delsblad bevat de volgende beschouwing, die nietonopge-
merkt mag voorbijgaan
„Gaat mende beweringen der conservatieven pur sang
een weinig van naderbij beschouwen, dan blijkt dat die
zoogenaamde aloude regenten-familiën en die aloude
invloed slechts bestaan in do verbeelding van partij-
menscben, en zoo zij vroeger bestaan hebben, dan beeft
niemand tot de vernietiging daarvan meer bijgedragen dan
juist degenen, die beden in de beschaving van den
inlander den ondergang van onzen politieken invloed
voorspellen.
„Noemen wij eenige feiten; dat zijn altijd de beste
bewijzen voor bestreden Btellingen.
„In de residentie Samarangligt bet regentschap Deinak;
men zeide vroeger, dat daar een afstammeling van het
oude vorstengeslacht regent was; dat de geheele macht
der regeering rustte op den invloed van hem en zijn
familie; dat het voor de bewaring der rust uiterst ge
vaarlijk zou zijn, dien regent te ontslaan, en dat men hem
dus maar regent moest laten, in spijt der veelvuldige
klachten, die tegen hem gerezen waren. Die leer was over
eenkomstig het beginsel van den oud-gouv. generaal
J. C. Baud, dat men liever tien residenten, dan een regent
moest ontslaan.
„De regent van Demak werd echter ontslagen, en in
zijne plaats werd benoemd een regent, die in het regent
schap noch in de residentie Samarang te huis behoorde,
maar uit de residentie Japara kwam, waar hij ook niet
eens te huis behoorde, daar hij van eene Soerabaijasche
familie afstamt. Het voorstel, om den regent van Koedoes
het regentschap Demak op te dragen, was alleen een
gevolg van geschiktheid, geenszins van familie-aanspraak
of familie invloed; met het regentschap Grobogan werd
op dezelfde wijze omgesprongen, en men heefter nimmer
iets gehoord van ongehoorzaamheid of rustverstoring,
noeh dat de invloed der regeering daar verminderd
zou zijn.
„De ambtenaar echter, die het ontslag van den regent
van Deinak voorgesteld en de plaatsing van een daar
geheel vreemden inlander had bewerkstelligd, was
niemandandersdandeheerH. D. Potter, destijds resident
van Samarang.
„Te Kendal, ook in de residentie Samarang, was de
neef van den overleden pangerang regent: diens familie
had sedert vele jaren Kendal bestuurd. Ook die regent
werd benevens verscheidene districtshoofden ont
slagen, en in zijne plaats kwam als regent een daar
geheel onbekend inlander van Probolingo, die de resi
dentie Samarang vroeger niet eens gezien had.
„De man nu, die den onbeduidenden vreemdeling op
den regentszetel van Kendal plaatste, was alweder nie
mand anders dan de heer H. D. Potter, vroeger assistent
resident van Probolingo, waar hij den lot regent van
Kendal bevorderden Javaan als een geschikt ambtenaar
had leeren kennen; mogelijk was hij »ok vroeger