semstraal, onmiddellijk opgevolgd door een verschrikke-
lijken donderslag, die de vensters der huizen deed drennen,
waargenomen heeft. Tegelijkertijd is in de wijk Broek- I
hoven een zware boom aan stukken geslagen en werden
in eene fabriek aldaar verscheidene ruiten en steenen
verbrijzeld. Dagblvan 's Gravenh.)
In een der wachtkamers van het paleis van justitie,
te Amsterdam werd de vorige week een diefstal gepleegd
die van zeldzame behendigheid en brutaliteit eener
vrouw getuigde. Onder de opgeroepen getuigen bevond
zich ook eene vrouw, die van eene dame, mede een der
getuigen, terwijl zij met haar sprak, een gouden armband,
op de gewone wijze aan den arm bevestigd, ontvreemdde.
Toen de vrouw bemerkte dat het vermoeden der wacht
hebbende personen op haar viel, moffelde zij den armband
behendig in de parapluie eener andere getuige; doch dit
werd door den brigadier der rijksveldwacbt opgemerkt.
Naar wij vernemen heeft de officier van justitie de voor-
loopige inhechtenisneming der diefegge gelast.
Handelsblad
De commissaris des konings in de provincie Zuid-
Holland heeft de burgemeesters aangeschreven, de
artikelen der wet ter beteugeling van den veetyphus
met strengheid toe te passen, zonder hun eigen opinie
over het nuttige of niet nuttige van het begraven te
doen gelden. De regeering zal zich in 'tgeheel niet laten
dwarsboomen, zoo luidt het.
Dezer dagen heeft de arrondissements-rechtbank te
Hoorn een burgemeester en secretaris van een nabij
gelegen dorp, wegens wederzijdsche mishandeling,
veroordeeld, den eersten tot f 50 en den tweeden tot
f 25 boete met de kosten.
Uit Weststellingwerf schrijft inen 16 Augustus: De
verbodsbepalingen in zake den invoer van vee worden
in deze provincie hoe langer hoe sterker. Zoo zal thans
al het vee nauwkeurig moeten worden opgegeven en de
verkooper zoowel als de kooper een bewijs moeten toonen
van ver- en inkoop. Eene militaire macht, men wil zelfs
San p. m. 200 man, zal daartoe de grensliniën bewaken.
Een en ander is voornamelijk een gevolg van den frau-
duleusen invoer binnen de laatste acht dagen van een
groote partij koeien, uit Drenthe afkomstig. Ook is gis
teren weder eene partij varkens in beslag genomen, uit
het naburige Overijsel aangevoerd.
Burgerlijke stand.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den
19 dezer: M. Tazelaar, jm. 23 j. met S. H. Kooman, jd.
22 j. A. E. H. Köell, jm. 22 j. met J. P. F. Pullen, jd. 22 j.
(Van 11 tot 18 Augustus.)
Vlissingen. Gehuwd: H. de Boo van Uyen, jm. 26 j.
met L. Koppejan, jd. 23 j.
BevallenA. T. Sesee, geb. van Ranst, z. C. Bosselaar,
geb. Wielemaker, z. M. Verbert, geb. Nobels, d. J. W.van
der Plank, geb. Haccou, d. J. Buijs, geb. Delvoye, z.
C. P. Wielix, geb. Uterschout, z. M.F. Guillaume, geb.
Geervliet, d. R. Jacques, geb. Donsen, d.
Overleden: M. Feys, z. 3j. M. H. Bogerd, d. 20 m.
A. Verkroost, man van I. Ziel, 63 j. E. J. Sesee, z. 2 d.
P. Hendi ikse, z. 11 m. P. Poppelier, man van J. M. van
Otten, 44 j. J. F. de Moor, d. 2 m. F. J. de Visser, d. 7 m.
C. de Witte, wed. van A. Hubregtse, 66 j.
Goes. Gehuwd: J. N. Werri, jm. 39 j. met A. van
't Westeinde, jd. 26 j. H. van Liere,jin. 26 j. met J. van
den Boogaart, jd. 25 j.
Bevallen S. Warrens, geb. Wijk, z. G. van der Lijn,
geb. Huisman, z. M. W. Stieger, geb. Verhallen, d.
W. Hooze, geb. Ellefrinck, z. J. Sloover, geb. Boer, d.
Overleden: A. F. de Vries, jm. 30 j. M. Reijerse, z.
ruim 3 m. P. M. Barbier, jm. 18 j.
Zierikzee. Bevallen: W. deVos, geb. Brandenburg, z.
M. Klaasse, geb. Blok, d. M. Timmermans, geb. Boo-
gerd, z. S. Maijs, geb. van den Ende, z. J. Berwald, geb.
de Jonge, d. E. G. Stein, geb. Weïand, d. J. M. Struijk,
geb. Louwmans, z. W. Schillemans, geb. Kanaar, d.
P. Haringx, geb. van de Valk, d. A. Bijkerk, geb. Hoger-
heide, z. A. van Dijke, geb. van Burg, d.
OverledenW. Botvliet, jm. 27 j. (24 Juni jl. te Suri
name.) C. de Jonge, manvan J. p. Stiphoudt, 36 j.
J. Ermerins, wed. van M. C. de Crane, 78 j.
Verkooplngen en aanbestedingen.
Jl. Maandag zijn te Biggekerke ten verkoop aange
boden de volgende onroerende goederen, als: I. S4roed.
20 ellen weiland, in de gemeente Koudekerke, aan den
Breeweg. Verkocht voor f 1023. II. 65 roed. 60 ellen
weiland, in de gemeente Koudekerke, aan den Duinweg.
Verkocht voor f 530. III. 47 roed. 20 ellen weiland,
in de gemeente Koudekerke. Verkocht voor /"396.50
IV. 1 bund. 59 roed. 90 ellen weiland, in de gemeente
Biggekerke, en V. 1 bund. 22 roed. weiland, in de ge
meente Grijpskerke. Te zamen verkocht voor f 3540.
VI. 93 roed. 60 ellen weiland, onder Mariekerke, gemeente
Meliskerke. Verkocht voor f 1231. VII. 84 roed. 70
ellen weiland, in de gemeente Zoutelande. Verkocht
voor f 853.
Thermometerstand
20 Aug. 's av. 11 u. 60 gr.
21 's morg. 7 u. 60gr.'s midd. 1 u. 66 gr. 's av. 11 u.62 gr.
22 'smorg. 7u.62 „'smidd. 1 u. 65 gr.
Staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Maandag 20 Augustus. Beraadslaging over
de afdamming der Ooster-Sclielde
behandeling van verschillende wetsontwerpen.
In de zitting der kamer van heden zijn met algemeene
stemmen goedgekeurd de volgende wetsontwerpen:
1. tot verlenging van den termijn, bepaald bij art. 3 der
overeenkomst tot regeling dersnikerbelasting; 2. nadere
bepalingen omtrent don accijns op de suiker; 3. voor
ziening in het nadeeling slot van de rekening wegens
de gestichten te Ommerschans en te Veenhuizen over
1864.
Vooraf echter had een langdurig en tevens gewichtig
debat plaats over eene aangelegenheid, voor Zeeland
van groot belang, den Zeeuwschen spoorweg.
De heer Fokker toch vroeg verlof, den minister van
binnenlandsche zaken eenige vragen te doen over den
tegenwoordigen stand der afdamming der OosterSchelde.
Onder de aan te leggen spoorwegen behoort die van
Roozendaal naar Vlissingen, ter verbinding dezer haven
met Duitschland. Vele in Zeeland twijfelen aan het tot
stand komen van den Zeeuwschen spoorweg, en vinden
daarvoor grond in de teleurstelling, sinds 20 jaren met
deze zaak ondervonden. In 1846 werd reeds concessie
gevraagd, doch niet verleend, evenmin als later. Noch
met de voltooiing van den spoorweg Bergen op Zoom
Goes, noch met de onteigening voor de lijn GoesVlis
singen is een begin gemaakt. Een koninklijk besluit van
19 Juni, betrekkelijk deze zaak, komt eerst den 10 Aug.
in de Staatscourant.
Is het nu bovendien nog waar, dat de regeering heeft
toegegeven aan den wensch van België om zijne bezwa
ren door eene gemengde commissie te doen onderzoeken?
Daarom vraagt spreker:
1. of tegen de onverwijlde afdoening van de zaak der
afdamming bezwaren zijn? Zoo ja, welke?
2. of deze regeering zich met onderhandelingen en
besprekingen met België heeft ingelaten, waardoor een
schadelijke invloed op de uitvoering van het werk zou
kunnen geoefend worden?
3. of er bezwaren bestaan, om nu reeds het rapport
van de heereu Brtinings en Bloemendaal aan de kamer
over te leggen
De minister van binnenlandsche zaken wees er op,
dat de heer Fokker zijne berichten putte uit dagbladen
en zijn vrees ontleendo aan de twijfelaars in Zeeland,
hetgeen onvoldoende was om deze interpellatie te doen.
De minister betoogde dat met het werk der Ooster
Schelde geen dag verzuim heeft plaats had. De uitbeste
ding is niet gegund, omdat er geen inschrijver zich had
opgedaan: later heeft herbesteding plaats gehad en daar
mede is de regeering nog in den termijn van beraad. Er
bestaat dus geen grond voor het bericht, alsof de niet-
gunning in verband staat met onderhandelingen met
België. Thans is zelfs besloten de aanbeste
ding te gunnen. De minister had bezwaar nu reeds
de gevraagde rapporten over te leggen.
De minister van buitenlandsche zaken verklaarde, dat
door zijn wederoptreden waarlijk geen grond kan bestaan
voor wantrouwen in de uitvoering van den Zuider-spoor-
weg. België heeft echter nimmer opgehouden bezwaren
te maken, maar het goed recht van Nederland is zonder
twijfel. Dat beginsel zal hij volhouden en handhaven.
Maar de billijkheid eischt, dat zoo in België vrees bestaat,
dat de afdamming de bevaarbaarheid der Schelde benadee-
len zal, wij verplicht zijn die vrees te doen eindigen. België
is tot dusver nog niet overtuigd, wellicht te minder
door het ongunstig rapport van de Belgische ingenieurs.
Waar nu ook twee Nederlandsche ingenieurs met de twee
Belgische deskundigen werkzaam zijn, zal de Belgische
regeering wel van hare dwaling overtuigd worden. Maar
Nederlands recht is niet opgegeven: op haar territoir
zal zij doen wat haar goeddunkt.
De heer Fokker bleef aanhouden op een afschrift van
het rapport der ingenieurs Bloemendaal en Brunings.
In de Belgische kamer is deze zaak op eene onaangename
wijze voor Nederland behandeld, waarna spreker in meer
bijzonderheden aantoonde, dat de afdamming der Ooster
Schelde in het belang is van de bevaarbaarheid der Wester-
Schelde, en dat Nederland op het standpunt, bij het
tractaat van Londen ingenomen, moet blijven staan. Hij
betreurde daarom de benoeming eener internationale
commissie, waardoor het beginsel in de waagschaal werd
gesteld.
Ook de heer de Kanter betreurde die benoeming,
waardoor de regeering het standpunt heeft verlaten, om
in haar land de werken aan te leggen, die zij goedvindt.
Het is België alleen te doen om den bloei van Vlissingen
te belemmeren. Al mocht dat land schade hebben, het
blijft onbevoegd zich met deze zaak in te laten. Werkt,
zoo vraagt spreker, de commissie nu gezamenlijk en brengt
zij éen of twee rapporten uit?
De heer Andreae ondersteunde de zienswijze der vorige
sp rekers, maarnu de regeering met het werk voortgaat,
heeft hij geen bezwaar tegen de commissie. De heer van
Heukelom wees op het verschil in de verklaringen der
beide ministers: het recht om de OosterSchelde af te
dammen, is niet te betwisten, en nu wordt toch nog eene
internationale commissie benoemdwat is haar instructie,
wat zal haar rapport zijn? Die benoeming is zeer onvoor
zichtig, ons recht wordt opgegeven. Wij behoeven niet
te vragen of België schade heeft, wij moeten voortgaan.
Voor een wetenschappelijk onderzoek is geene inter.
nationale commissie noodig.
De minister van binnenlandsche zaken herhaalde, dat
het werk zal uitgevoerd worden, maar ontkende dat er
eenig verschil van zienswijze tusschem hem en den mi«
nister van buitenlandsche zaken was. Het recht van
Nederland is nooit betwist, alleen is er verschil over de
technische vraag, een verschil dat opgehelderd moet
worden, hetgeen geschieden kan door eene internationale
commissie. Van het standpunt der vorige regeering is
niet afgeweken: deze regeering voert het werk uit, de
vorige bereidde het voor.
Ook de minster van buitenlandsche zaken toonde nog
maals aan, dat de regeering het werk van den Zeeuwschen
spoorweg, zooveel doenlijk, heeft bevorderd. Toen de
Belgische regeering aandrong op niet-gunning van
het werk, is geantwoord, dat daarin niet getreden kon
worden. De benoeming der commissie is slechts een daad
van beleefdheid, die bovendien, zoo er eenstemmigheid
mocht bestaan, een einde aan het geschil maken zou.
De heeren Fokker, de Kanter en van Heukelom bleven
bij hun bewering dat de regeering niet had medegedeeld
het mandaat en de instructie der commissie, evenmin of
zij bereid was haar rapport mede te deelen; dat voor
Nederland geen reden bestond om die commissie te be
noemen, waaruit slechts aanleiding tot nieuwe onderhan
delingen moest ontstaan en het goed recht van Nederland
in de waagschaal gesteld: daar het thans geen souverein
meer schijnt te zijn op zijn grondgebied en wateren, en
dat de guuning geen bewijs voor de uitvoering was.
De heer Fokker stelde toen de volgende motie voor:
„De kamer, gehoord demededeelingen van de ministers
van binnenlandsche en buitenlandsche zaken, betreffende
de zaak van de afdamming der Ooster Schelde, betreu
rende dat de regeering heeft toegegeven aan den eisch
van het Belgisch gouvernement om een gemengde com
missie van onderzoek te benoemen, en van oordeel dat
'slands belang de onverwijlde uitvoering van het werk
eischt gaat over tot de orde van den dag."
Deze motie gaf weder tot langdurige discussie stof.
De minister van binnenlandsche zaken wees er op, dat
het werk gegund wordt, maar dat het eerst in het volgend
jaar kan aanvangen; dat de motie de regeering in inter
nationale moeilijkheden kon wikkelen, dat ze krenkend
was voor een bevriende mogendheid, en dat van eene
commissie van arbitrage geen sprake was.
De heeren Fokker en de Kanter kwamen op tegen
het beweren, alsof de motie krenkend voor België zou
zijn; het Nederlandsche parlement verklaart eenvoudig,
dat het hem leed doet, dat de Nederlandsche minister
van buitenlandsche zaken aan den eisch tot benoeming
eener commissie heeft toegegeven, maar de minister
van binnenlandsche zaken wordt er niet door getroffen.
De heeren Kappeyne en Godefroi waren van oordeel,
dat de eenvoudige gunning van het werk geen reden was
om tegen de motie te stemmenvan krenking van België
kon geen sprake zijn, wanneer men lette op discussiën
daar gevoerd: het was onvoorzichtig aan den eisch van
België toe te geven en in ieder geval moest de instructie
der commissie bekend worden alles hing af van hetgeen
België eischt en wij hebben toegegeven. Is de commissie
benoemd om van haar rapport het werk te doen afhan
gen, dan is het beginsel verslapt, dat België geen recht
heeft zich met onze werken te bemoeien.
De minister van buitenlandsche zaken kwam nogmaals
op tegen het beweren, dat het werk moest uitgevoerd
worden, al leed België schade; geene onderhandelingen
waren aangevangen, maar voortgezetBelgië zou van
zijn dwaling overtuigd worden, maar de motie zou de
goede verstandhouding krenken. Tegen de overlegging
der diplomatieke stukken was geen bezwaar.
De minister van binnenlandsche zaken verzette zich
tegen het denkbeeld, om hem en den minister van bui
tenlandsche zaken te scheiden, en hield vol dat de motie
was in strijd met het belang van 't land en krenkend
voor België.
De heer Fokker veranderde toen het woord eisch in
wensch, en deed het tweede gedeelte (de uitvoering van
't werk) vervallen.
De heer de Brauw stelde daarop deze motie voor