MIDDELBURGSCHE COURANT. 4 N° 131. Zondag 1866, 19 Augustus. Editie van Zaterdag avond 8 uren. Middelburg IS «gustus. Men schrijft ons uit 's Grav ,age: „Hier ter stede loopt een gerucht van het grootste "belang voor Zeeland. De minister van binnenlandsche zaken zou de aanbesteding van de afdamming der Ooster-Sebelde niet goedkeuren, omdat door den minis ter van buitenlandsche zaken onderhandelingen over dit onderwerp met België zouden zijn aangeknoopt. „Men weet, dat de bezwaren van België op uitstekende ■wijze waren wederlegd door de commissie, die door den vorigen minister van buitenlandsche zaken was geraad pleegd. Het rapport van de heeren Bruinings en Blom- mendal had in het buitenland den gunstigsten indruk gemaakt. De Nederlandsche regeering had zich aan dat rapport kunnen houden en alle bezwaren van België weder leggen met eene verwijzing naar de tractaten, die België bet recht niet geven zich in onze belangen te mengen. Men wil dat de heer van Zuylen uit eigene beweging gemeend heeft te moeten voorstellen dat Nederland en België eene internationale commissie zullen benoemen tot onderzoek van de door België geopperde bezwaren. Het is te hopeu,dat dit gerucht zal blijken ongegrond te zijn. Niet alleen toch zou de Zeeuwsche spoorweg door dien maatregel veel kunnen lijden, maar hij zou het bewijs zijn van eene onbegrijpelijke diplomatieke onhan digheid,want de handeling van den ministerzou de erken ning in zich sluiten dat België benadeeld kon worden door de afdamming van de Ooster-Schelde, en van het recht van onzen nabuur om tusschenbeide te komen." Gisteren hebben zich te Iïansweert 5 cholerageval len voorgedaan, waarvan 2 met doodelijken afloop. Bij de 3 overigen hoopt men op herstel. Al deze personen hebben te Wemeldinge verblijf gehouden in een huis waar een choleralijder was. De Staatscourant deelt de volgende opgave omtrent de cholera mede Den 16 dezer zijn aangetast: te Amsterdam 13, over leden 8; 's Gravenhage 8, overleden 7; Botterdam 10, overleden 8; Dordrecht 1, overleden 3; Utrecht 1, over leden 1; Amersfoort 1, overleden 1; Arnhem 6, over leden 3; Zutfen 1, overleden 1; 's Hertogenbosch 8, overleden 3. Den 15 dezer zij n aangetastte Haarlem 2o verleden 1; Kampen 4, overleden 2; Groningen 6, overleden 3. Van de aangetasten te 's Gravenhage woonden 3 te Scheveningen, van de overledenen 2. De heeren B. A. baron van Verschuer, mr. A. H. van "Wickevoort Crommelin, S. de Clercq Wz., mr. Delconrt van Krimpen, Th. Wilson jr. en H. van Wickevoort Crom melin, grondeigenaren, landbouwers en veehouders in Koord-Holland (Haarlem en omstreken), wenschen aan de tweede kamer der staten-generaal zoodra mogelijk een adres in te zenden, strekkende tot ondersteuning van de dezer dagen door den minister van binnen landsche zaken bij die vergadering ingediende wets ontwerpen tot krachtdadige bestrijding van den vee- typhus. Te dien einde is door hen aan de belangheb benden een afschrift toegezonden van een door hen onderteekend adres, en zij koesteren de verwachting, dat ook uit de overige gedeelten der provincie Noord-Holland vele soortgelijke adressen met spoed zullen worden in gediend. Het als bewezen aannemende, dat de smetstof der thans heerschende runderpest onmogelijk anders dan door ver delging gekeerd kan worden, en dat alleen eene snelle en krachtige algemeene vernietiging van die smetstof leiden kan tot uitroeiing van den aan het nationaal ver mogen knagenden kanker, hopen de onderteekenaren, dat de van regeeringwege ingediende wetsontwerpen ten spoedigste zullen worden bekrachtigd, met bijvoeging van al datgene, wat hunne toepassing bevorderen kan. In de Staatscourant van heden zijn opgenomen ver slagen der commis3iën te 's Hertogenbosch, Arnhem, Amsterdam en Leeuwardenbelast met het afnemen der examens ter verkrijging eener acte van bevoegdheid als vroedvrouw, volgens art. 11 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad no. 59). Benoemingen en besluiten. H00GE RAAD DEK NEDERLANDEN. Op Verzoek, met ingang van 1 September a., eervol ontslag verleend aan mr. G. van Ysselsteyn, uit zijne betrekking van raadsheer in den hoogen raad der Nederlanden. consulaten. Erkend en toegelaten als consul van Italië te Batavia de heer S. J. Duulop. Kerknieuws. De naar hier beroepen predikant J. H. L. Boozemeijer hield jl. Zondag zijne afscheidsrede als predikant bij de hervormde gemeente te Nieuw-Loosdrecht, naar aanlei ding van 1 Petrus 125a. Onderwijs. Sedert eenige dagen heeft aan het ministerie van bin nenlandsche zaken, onder voorzitterschap van den heer Steyn Parvé, inspecteur voor het middelbaar onderwijs, het examen plaats van hen die eene acte van bekwaam heid voor het middelbaar onderwijs verlangen. Dit examen zal alsnog eenige dagen worden voortgezet, daar zich vele adspiranten hebben aangemeld. Marine en leger. Met den 1 September a. worden de navolgende zeeofficieren enz. geplaatst op de hieronder vermelde schepenals: 1. In de bovenrol van Zr. Ms. transportschip met stoom- vermogen Java, liggende te Willemsoord, bestemd naar Oost-Indië, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee H. A. Modderman de luitenants ter zee le klasse J. K. L. Gey van Pittiua, H. K. Koning, J. D. J. van der Hegge Spies, H. van Goens en C. P. van der Star; de luitenants ter zee 2e kl. F. J. P. M. Mulder, D. C. Visser, N. A. de Vries, P. Crans, H. Schotborgh, F. A. J. P. van Alphen en C. A. Bosch; de officier van gezondheid 2e kl. H. J. Nieuwkerkde officier van ge. zondheid 3e kl. S. F. Kruyt; de officier van administratie 2e kl. K. J. Adams en J. Salmon; de officier van admini stratie 3e kl.W. K.Lenting en C. J. P.Furnée; de scheeps klerken J. C. Kluit, J. A. Torré en J. C. H. Vermeer; de adelborsten le kl. D. J. W. A. G. Coops, H. L. C. Wolter- beek Muller, J. F. Hoffman, A. M. B. Wagner, J. Janse, W. G. van Nes, D. Hordijk, N. J. Brunger, F. W. C. Lede- boer, J. P. Lubbe Bakker en E. D. Kits van Heyningen 2. op Zr. Ms. fregat met stoomvermogen Adolf Hertog van Nassau, liggende te Willemsoord, onder bevel van den kapitein ter zee G. P. J. Mosselde luitenant ter zee 2e kl. T. K. Engelbrecht: de adelborsten der le klasse N. J. van Benterghem, L. C. Bovers, W. J. Struick, R. Bakker, N. W. van Ammers, L. C. Papet, jhr. J. C. F. Westpalm van Hoorn, J. C. de Booy, L. P. D. Op ten Noord, G. A. van der Mieden, H. 0. Feith, B. de Groot en jhr. W. Laman Trip; 3. op Zr. Ms. korvet van Speyk, liggende te Willems oord, onder bevel van den kapitein luitenant ter zee P. van de Velde Erdbrink: de luitenant ter zee 2e kl. L. A. Dittloff Tjassens; de adelborsten der le kl. C. 0. Heintz, J. J. Kraakman, W. H. Tromp, C. J. H. van den Broek, J. G. B. van Doorn, J. Puytjes, J. L. Hordijk, H. J. Boissevain, L. Dupper, J. van Scheers, W.B. Adema en D. J. Boom 4. op Zr. Ms. wachtschip te Vlissingen, onder bevel van den kapit. ter zee W. A. de Gelder: de luit. ter zee der 1 ste kl. II. E. A. Frucht 5. op Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis, onder bevel van den kapitein luitenant ter zee A. Schotborgh: de luitenant ter zee 2 kl. J. O. Commijs en de officier van administratie 2 kl. B. L. van Daalen Wetters, eerstge noemde om gedetacheerd te worden op het kostschip te Botterdam; 6. in de bovenrol van Zr. Ms. schroefstoomboot Leeuw arden, liggende te Vlissingen, bestemd naar Oost-Indië, r btevt onder bWvel van den kapit. luitenant ter zee A. J.Kroef; de luitenant ter zee der le kl. H. Hovy; de adelborsten der le kl. V. C. Dyckmeester en 0. Kreet de Virieu; 7. in de bovenrol van Zr. Ms. schroefstoomschip Willem, liggende te Willemsoord, bestemd naar Oost- Indië, onder bevel van den kapitein ter zee F. L. Geer- ling: de adelborsten der le kl. E. Voetelink en P. H. Ledeboer 8. op Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord, onder bevel van den kapitein ter zee F. A. A. Gregory; de adelbor sten le kl. W. A. Buytendijk en P. Bool, beiden om ge detacheerd te worden op den schoener de Wesp. De luitenant ter zee 1ste kl. W. Sluyterman van Loo, behoorende tot de rol van Zr. Ms. fregat met stoom vermogen Adolf hertog van Nassau, is met den 13 dezer op non-activiteit gebracht. Rechtszaken. Jl. Donderdag stond de vijftienjarige kantoorbediende Cornelis Pelle alhier voor de arrondissements rechtbank terecht, beklaagd van opzettelijke verwonding eener koe. Den 22 Juli begaf hij zich namelijk met een zijner mak kers naar het naburige Nieuw- en Sint-Joosland. In de nabijheid van dat dorp, op den zoogenaamden Arnemuid- schen dijk, graasden eenige koeien, benevens een paard. Dit laatste wekte den rijlust van den beklaagde op, al thans hij gaf den jongen, die de koeien bewaken moest, zijn verlangen te kennen om op dat paard eens naar Middelburg te rijden. Toen de jongen hiertoe geen ver lof wilde geven, dreigde de beklaagde dat hij de koeien zou verwonden. Dit voornemen heeft hij, volgens de tegen hem gedane aanklacht, volvoerd door meteen mesje of eenig ander hard voorwerp eene koe aan haren uier eene wonde toe te brengen, driehoekig, ter grootte van een vijftigcentstuk. Deze koe behoorde aan den land bouwer P. Pleyte. De toegebrachte schade bedroeg echter slechts f 1, zijnde de kosten Voor door den provincialen veearts verleende diensten. De beklaagde ontkende ter terechtzitting dat hij de hem ten laste gelegde daad heeft volvoerd, hoezeer bij kort na het gebeurde aan den brigadier-majoor der rijks- veldwacht bekend had, de wonde met een stalen zakkam metje te hebben toegebracht, welk kammetje dan ook als overtuigiDgstuk ter terechtzitting aanwezig was. Thans zeide hij dat hij aan den brigadier-majoor alleen uit angst voor diens persoon bekend heeft. Het openbaar ministerie requireerde, niettegenstaande die bewering van den beklaagde,zijne schuldigverklaring aan het hem ten laste gelegde feit, zijnde het voorbe- dachtelijk en moedwillig verwonden op eens anders grondgebied van een aan een ander toebehoorende koe, gepleegd met oordeel des onderscheids, en zijne veroor- deelïng, op grond van art. 30 der wet van den 28 Sep tember en 6 October 1791, den zoogenaamden code rural, tot eene geldboete van 75 cent en eene gevangenisstraf van veertien dagen, benevens in de kosten. De verdediger van den beklaagde, mr. A. J. van Deinse jr., betoogde dat de schuld naar zijne meening niet wettig en overtuigend bewezen was en voorts dat, al ware zij al bewezen, het feit toch niet valt onder dë strafbepalingen van den code rural, omdat een der ver- eischten daarvan, de premeditatie namelijk, niet bewezen is. Zijns inziens zon art. 479 van het wetboek van strafrecht hier alleen toepasselijk zijn. Hij conclu deerde mitsdien tot vrijspraak van deu beklaagde of subsidiair tot toepassing van art. 479 van het wetboek van strafrecht. Van beide zijden werd bij de genomen conclusiën bij de re- en dupliek gepersisteerd. De rechtbank heeft den beklaagde gisteren schuldig verklaard aan het hem ten laste gelegde feit, gepleegd met oordeel des onderscheids. Met toepassing van art. 30, 2en titel der wet van 6 October 1791, heeft zij hem ver oordeeld tot eene geldboete van 75 cent en eene ge vangenisstraf van zes dagen, benevens in de kosten, met bepaling dat de boete, bij niet-betaling binnen twee maanden na aanmaning, vervangen zal worden door een dag gevangenisstraf.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1866 | | pagina 1